ECLI:NL:GHARL:2025:970

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
23/2315
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar parkeerbelasting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 67,50, welke niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende had zijn bezwaar te laat ingediend, en de Rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. In hoger beroep betwist belanghebbende de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar en de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelt dat de naheffingsaanslag rechtsgeldig is bekendgemaakt en dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden. De redenen die belanghebbende aanvoert voor de termijnoverschrijding worden door het Hof niet als verschoonbaar erkend. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2315
uitspraakdatum: 18 februari 2025
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 mei 2023, nummer ARN 22/96, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Tribuut(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 67,50 (€ 2,20 aan belasting en € 65,30 aan kosten).
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van [naam1] , alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op 3 februari 2021 omstreeks 13.38 uur is geconstateerd dat de auto van belanghebbende, een Fiat Panda met kenteken [kenteken] , zonder parkeerbelasting te betalen geparkeerd stond aan de Martinetsingel te Zutphen, een aangewezen plaats voor betaald parkeren (een gefiscaliseerde parkeerplaats). Naar aanleiding van die constatering heeft de heffingsambtenaar de onder 1.1. vermelde naheffingsaanslag opgelegd en deze aan belanghebbende bekend gemaakt door het plaatsen van het aanslagbiljet onder de ruitenwisser van de auto.
2.2.
Belanghebbende heeft bij zijn beroepschrift in eerste aanleg, evenals bij zijn bezwaarschrift (zie 2.5), het door hem onder de ruitenwisser van zijn auto aangetroffen geschrift als bijlage overgelegd. Dit stuk vermeldt als opschrift “
Naheffingsaanslag parkeerbelasting” en vermeldt verder:
“nummer
03 02 21 1338 [nummer1]
Dag Maand Jaar Tijdstip Verbalisantnummer
(…)
BETALING
Deze naheffingsaanslag kan uitsluitend worden betaald door middel van de acceptgiro die u op korte termijn wordt toegezonden
BEZWAREN
Bezwaar tegen deze aanslag kunt u binnen 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet indienen bij de Heffingsambtenaar van Tribuut, Parkweg 5, 8161 CK Epe (…)”
2.3.
De invorderingsambtenaar van Tribuut heeft belanghebbende bij brief van 29 juni 2021 een aanmaning gezonden omdat hij de naheffingsaanslag niet had betaald. Daarbij is € 8 aan aanmaningskosten in rekening gebracht. Bij e-mail van 12 juli 2021 heeft belanghebbende op de aanmaning gereageerd.
2.4.
Op 2 augustus 2021 heeft de invorderingsambtenaar van Tribuut belanghebbende een dwangbevel toegezonden. Daarbij is € 44 aan kosten van betekening in rekening gebracht.
2.5.
Bij brief van 6 augustus 2021, door de heffingsambtenaar ontvangen op 9 augustus 2021, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag.
2.6.
Bij uitspraak op bezwaar van 24 september 2021 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke bezwaartermijn van zes weken na dagtekening van de aanslag is ingediend. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar tevens vermeld dat ambtshalve beoordeling van de naheffingsaanslag niet tot de conclusie heeft geleid dat deze niet juist of ten onrechte is opgelegd en dat de inhoud van het bezwaarschrift geen aanleiding geeft om de naheffingsaanslag te vernietigen.
2.7.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend en naar het oordeel van de Rechtbank geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en zo nee, of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
3.3.
De heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 234, lid 7, van de Gemeentewet kan de bekendmaking van een aanslagbiljet parkeerbelasting geschieden door het aanbrengen van het aanslagbiljet op of aan het voertuig. In dat geval moet worden aangenomen dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aanvangt met ingang van de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet (Hoge Raad 14 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6508).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van belanghebbende op 3 februari 2021 omstreeks 13.38 uur geparkeerd stond op een gefiscaliseerde parkeerplaats zonder dat parkeerbelasting was betaald en dat belanghebbende het aanslagbiljet betreffende de in verband daarmee opgelegde naheffingsaanslag, eveneens gedagtekend 3 februari 2021, diezelfde dag onder de ruitenwisser van zijn auto heeft aangetroffen.
4.3.
Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag daarmee op 3 februari 2021 rechtsgeldig aan belanghebbende is bekendgemaakt. Op het aanslagbiljet is - in overeenstemming met het bepaalde in de artikelen 6:8 en 6:9 van de Awb - vermeld dat belanghebbende binnen zes weken na de dagtekening van de naheffingsaanslag - dus uiterlijk op 17 maart 2021 - bezwaar kon maken. Het bezwaarschrift is door heffingsambtenaar ontvangen op 9 augustus 2021, derhalve ruim na afloop van de bezwaartermijn. Voor zover de e-mail van belanghebbende van 12 juli 2021, gelet op inhoud en strekking, al als bezwaarschrift moet worden aangemerkt, geldt dat deze eveneens ruim na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen. De stelling van belanghebbende dat hij het duplicaat van de naheffingsaanslag met daarbij de acceptgiro niet heeft ontvangen kan hem niet baten, nu de originele naheffingsaanslag hem op de juiste wijze bekend is gemaakt en het maken van bezwaar los staat van betaling van de naheffingsaanslag.
4.4.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de bezwaartermijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.5.
Belanghebbende heeft in dit kader aangevoerd dat de parkeerautomaat defect was en dat hij zich vanwege de corona-voorschriften stipt op tijd bij de rechtbank in Zutphen diende te melden, zodat hij geen tijd had om op zoek te gaan naar een wel werkende parkeerautomaat. Vervolgens heeft hij de voor de betaling vereiste acceptgiro afgewacht en toen die niet kwam heeft hij geconcludeerd dat de naheffingsaanslag, gezien de defecte automaat, ongedaan gemaakt was en dat hij niet meer hoefde te betalen. Pas toen hij op 29 juni 2021 een aanmaning ontving begreep hij dat de naheffingsaanslag niet was vernietigd.
4.6.
Het Hof is van oordeel dat de door belanghebbende aangevoerde redenen niet tot de conclusie kunnen leiden dat hij niet tijdig bezwaar had kunnen maken, of dat het tijdig maken van bezwaar onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet van hem kon worden gevergd (HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:515). Op het aanslagbiljet is immers vermeld op welke wijze en binnen welke termijn bezwaar kon worden gemaakt. Dit had voor belanghebbende, die zelf jurist is, duidelijk moeten zijn. Dat belanghebbende ervoor heeft gekozen om desondanks de acceptgiro af te wachten alvorens bezwaar te maken, komt voor zijn rekening en risico. Hetgeen belanghebbende verder in hoger beroep nog heeft aangevoerd doet hieraan niet af en maakt de termijnoverschrijding evenmin verschoonbaar.
4.7.
Aangezien het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het Hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil en evenmin aan een beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, brengt de omstandigheid dat de heffingsambtenaar bij de uitspraak op bezwaar ambtshalve heeft beoordeeld of de naheffingsaanslag juist en terecht is opgelegd, niet mee dat de heffingsambtenaar gebruik heeft gemaakt van een bevoegdheid het bezwaar ontvankelijk te achten en dat de rechter het (hoger) beroep daarom inhoudelijk moet beoordelen. Tegen een dergelijke ambtshalve beoordeling staat geen bezwaar en (hoger) beroep open.
4.8.
Evenmin kan het Hof in deze procedure over de naheffingsaanslag een oordeel geven over de juistheid van de aanmaningskosten en de kosten van betekening van het dwangbevel. Tegen deze kosten dient afzonderlijk en tijdig bezwaar te worden gemaakt bij de invorderingsambtenaar alvorens in (hoger) beroep te kunnen komen. Of dat is gebeurd, is in deze procedure over de naheffingsaanslag niet duidelijk geworden.
4.9.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (V.F.R. Woeltjes)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.