ECLI:NL:GHARL:2025:795

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
200.328.626/01 en 200.328.628/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake bewijsbeslag en inzagerecht in civiele procedure

In deze eindbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 17 februari 2025, wordt een uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een 843a-zaak na bewijsbeslag. De zaak betreft de verzoeken van Aprisco B.V., Magda Plateau Holding N.V. en Missy N.V. om inzage in en afgifte van bescheiden die in het bezit zijn van de geïntimeerde, die in Argentinië woont. Het hof heeft eerder geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat artikel 843a van toepassing is. In deze beschikking wordt verder ingegaan op de voorwaarden waaronder de inzage moet plaatsvinden, de relevantie van de bescheiden en de rol van de deurwaarder en gerechtelijk bewaarder bij de uitvoering van de beschikking. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde verplicht is om inzage te geven in bescheiden vanaf 1 januari 2010, met specifieke aandacht voor correspondentie met verschillende betrokken partijen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de geïntimeerde niet aan de beschikking voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.328.626/01 en 200.328.628/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/139172 / HA RK 22-4)
beschikking van 17 februari 2025
in de zaken van

1.Aprisco B.V.,

die is gevestigd in Assen,
2. Magda Plateau Holding N.V.,
die is gevestigd in Willemstad,

3. Missy N.V.,

die is gevestigd in Willemstad,
die hoger beroep hebben ingesteld in de zaak met nummer 200.328.628/01,
en bij de rechtbank optraden als verzoekers,
hierna samen:
Aprisco c.s.en ieder afzonderlijk
Aprisco, MPHen
Missy,
advocaat: mr. J.W.P.M. van der Velden te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] (Argentinië),
die hoger beroep heeft ingesteld in de zaak met nummer 200.328.626/01,
en bij de rechtbank optrad als verweerder,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Haarlem.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Het hof heeft in de tussenbeschikking van 15 juli 2024 partijen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen. Partijen hebben dat gedaan, waarbij Aprisco c.s. bij hun akte van 9 september 2024 producties 78 tot en met 89 hebben gevoegd. [geïntimeerde] heeft op 11 november 2024 een akte met producties 15 tot en met 19 aan het hof verstrekt. Partijen hebben daarna aan het hof om een uitspraak gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof verwijst naar en neemt over de inhoud van de beschikking van 15 juli 2024. Het hof geeft in verband met de leesbaarheid van deze eindbeschikking een beknopt overzicht van de daarin opgenomen oordelen.
2.2
Het hof heeft in de tussenbeschikking overwogen dat Missy belang heeft bij inzage en afgifte van de dossiers van haar administratie, zoals die zijn gespecificeerd in producties 26 (met name de bijlage daarbij) en 27 (in 3.15). Verder heeft het hof overwogen dat het aanleiding ziet het verzoek in tijd te beperken wat betreft de periode waarop de bescheiden betrekking moeten hebben, aldus dat het alleen hoeft te gaan om bescheiden vanaf 1 januari 2010. Dat oordeel was erop gebaseerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat [geïntimeerde] zich daarvoor al ten koste van Aprisco c.s./Nativa Mariposa heeft verrijkt door middel van verkoop van onroerend goed uit het project-Nativa of dat Aprisco c.s. anderszins een rechtmatig belang heeft bij inzage of afgifte in bescheiden van voor dat jaar. Het door Aprisco gelegde bewijsbeslag is ook zo goed als geheel gebaseerd op onregelmatigheden (door Aprisco bestempeld als fraude) en het hof is van oordeel dat een inzagevordering na een bewijsbeslag wat betreft de rechtsbetrekking en de in dat kader verlangde bescheiden in het verlengde moet liggen van de grondslag van het gelegde bewijsbeslag. Een ruimere toewijzing stuit hoe dan ook af op het ontbreken van voldoende concrete onderbouwing van een rechtmatig belang en de constatering dat de gevraagde bescheiden te onbepaald zijn. Daardoor heeft het verzoek in zoverre het karakter van een visexpeditie met een sleepnet (in 3.16).
2.3
In 3.17 heeft het hof vervolgens geoordeeld dat Aprisco c.s. het belang bij inzage in en afschrift van correspondentie met Trustmoore, Secure Title Costa Rica (STCR), TMF Group Costa Rica, [naam1] en EY Costa Rica in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij gaat het om correspondentie die [geïntimeerde] namens Missy en Nativa Mariposa heeft gevoerd.
2.4 Het hof was aldus van oordeel (in 3.19) dat [geïntimeerde] gehouden is om inzage of afschrift (kopieën) te verstrekken aan Aprisco c.s. van alle in zijn bezit zijnde bescheiden vanaf 1 januari 2010, waaronder begrepen:
- correspondentie, ook e-mails en bestanden die toegankelijk zijn via de e-mailadressen nativaresort@gmail.com, [geïntimeerde] .com, nativaoperations@gmail.com, nativaboard@gmail.com en nativaresort@hotmail.com, die hij namens Missy en Nativa Mariposa heeft gevoerd met medewerkers van Trustmoore, STCR, TMF Group Costa Rica EY Costa Rica en [naam1]
- tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen,
alles voor zover die betrekking hebben op, maar ook beperkt tot, de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project;
en om aan Aprisco c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van de in zijn bezit zijnde fysieke administratie die EY aan [geïntimeerde] zou hebben afgegeven, zoals gespecificeerd in productie 26 (met bijlage) en 27 (aan de zijde van Aprisco c.s.);
2.5
Het hof zag vervolgens aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte nader gemotiveerd uit te laten over de vraag of - en zo ja: aan de hand van welke zoektermen - de deurwaarder de vergelijking moet maken van de af te geven stukken c.q. de stukken waarin inzage moet worden gegeven, mede met het oog op de bepaalbaarheid daarvan. Dit naar aanleiding van de suggesties die Aprisco c.s. hebben gedaan over de wijze waarop [geïntimeerde] inzage zou dienen te geven. Mede naar aanleiding van de akten van partijen na de tussenbeschikking van 15 juli 2024 overweegt het hof nu verder het volgende.
inzage en afgifte van eigen administratie aan Missy
2.6
Aprisco c.s. hebben in hun akte gesteld dat zij niet alleen rechtmatig belang hebben bij de in rechtsoverweging 3.15 van het tussenarrest genoemde administratie, maar ook bij inzage in en kopieën van hun eigen administratie. Volgens Aprisco c.s. heeft Missy dat recht ook zonder een bewijsbeslag.
2.7
Op zich is juist dat Missy in beginsel een rechtmatig belang heeft bij en recht heeft op inzage en afschrift in bescheiden en dossiers die haar administratie vormen of daartoe behoren. Daarvoor is niet zonder meer vereist dat zij bewijsbeslag op die bescheiden heeft gelegd, maar dat neemt niet weg dat de rechtsbetrekking waarop het verzoek tot inzage is gestoeld in het verlengde moet liggen van de grondslag van het gelegde bewijsbeslag, indien de inzagevordering betrekking heeft op onder een bewijsbeslag rustende bescheiden. Wat daarvan ook zij, het in de akte gedane verzoek aan het hof om te oordelen dat Missy rechtmatig belang heeft bij inzage en kopieën van haar gehele administratie, digitaal en fysiek (hierna: het nadere verzoek), is niet toewijsbaar. Aprisco c.s. hebben het verzoek wat betreft de administratie zowel in eerste aanleg bij de rechtbank als in hoger beroep beperkt tot de stukken die EY aan [geïntimeerde] zou hebben afgegeven, zoals die nader zijn gespecificeerd in de producties 26 en 27 van Aprisco c.s. Het nadere verzoek heeft een aanzienlijk ruimere strekking. Het heeft niet het karakter van een nadere toelichting op of verduidelijking van het aanvankelijke verzoek. Het nadere verzoek is daarmee in strijd met de ook in verzoekschriftprocedures geldende twee-conclusieregel, die erop neerkomt dat alle gronden voor vernietiging van de uitspraak van de rechtbank in het eerste processtuk moeten worden opgenomen. Daarna is het daarvoor in beginsel te laat, te meer nu niet is aangevoerd dat en waarom dit verzoek pas in de akte kon worden gedaan. Aprisco c.s. hebben overigens nagelaten te onderbouwen dat [geïntimeerde] over de gehele fysieke administratie beschikt.
Voor zover Aprisco c.s. het hof hebben willen verzoeken van een bindende eindbeslissing terug te komen, ziet het hof daarvoor onvoldoende onderbouwing.
welke bescheiden vallen onder het inzagerecht?
2.8
Het hof heeft in de tussenbeschikking in 3.19 aangegeven van welke bescheiden door [geïntimeerde] inzage of afschrift moet worden verstrekt. Dat zal het hof hierna ‘het inzagerecht’ noemen. Zoals [geïntimeerde] in zijn akte terecht opmerkt, heeft het hof dat recht begrensd wat betreft de ingangsdatum van de periode waarop dat inzagerecht betrekking heeft en het onderwerp daarvan. Dat is namelijk beperkt tot bescheiden die betrekking hebben op de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativaproject. Voor zover Aprisco c.s. in hun akte (alsnog) van een inzagerecht buiten deze grenzen uitgaan, is het niet toewijsbaar bij gebrek aan onderbouwing van de voorwaarden voor een dergelijk verdergaand inzagerecht.
2.9
Gelet op de grenzen van het inzagerecht ziet het hof geen grond voor het oordeel dat het inzagerecht zich zonder meer moet uitstrekken tot
allecorrespondentie die [geïntimeerde] vanaf 1 januari 2010 heeft gevoerd met Trustmoore, STCR, TMF Group Costa Rica, [naam1] en EY Costa Rica, zoals Aprisco c.s. in hun akte in 4.1 lijken te stellen. Voor zover die correspondentie betrekking heeft op andere onderwerpen dan het Nativaproject zoals het hof dat heeft gedefinieerd in 3.19 van de tussenbeschikking, dient die van de inzage te worden uitgezonderd.
2.1
Anders dan Aprisco c.s. in 4.2 betogen, ziet het hof geen aanleiding om de correspondentie met mrs. Plas en Reiziger onder het inzagerecht te laten vallen. Het hof heeft die namen niet opgenomen in het rijtje van namen in 3.17 en 3.19 van de tussenbeschikking. De reden daarvoor is dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Aprisco c.s. niet zelf al over correspondentie met deze personen kan beschikken, nu het volgens haar zelf gaat om haar eigen adviseurs. Voor notaris [naam2] geldt dat Aprisco c.s. hebben gesteld dat deze betrokken is geweest bij het opstellen van overeenkomsten voor het onderling verdelen van opbrengsten van Nativa-verkopen en heeft geadviseerd over het Nativaproject. Dat laatste geldt ook voor de heer [naam3] , werkzaam bij EY Curaçao en EY Nederland. Er is daarom onvoldoende grond om correspondentie met deze personen over het Nativa-project van het inzagerecht uit te zonderen.
2.11
Aprisco c.s. hebben in 4.3 van hun akte nog categorieën van rechtspersonen en bij vastgoedtransacties betrokken personen en instanties opgevoerd, niet zijnde de in 3.17 en 3.19 van de tussenbeschikking genoemde personen en instanties. Aan de hand van de termen in de producties 78 tot en met 80 zou volgens Aprisco c.s. correspondentie daarmee geselecteerd moeten worden. Voor zover Aprisco c.s. daarmee willen bereiken dat ook correspondentie, kennelijk in de meeste ruime zin, met de in die producties genoemde personen en instanties onder het inzagerecht vallen, kan dat niet slagen. Aprisco c.s. hebben in hun inleidend verzoekschrift hun inzageverzoek beperkt tot 15 genoemde entiteiten. Het is in strijd met de twee-conclusieregel en met een goede procesorde om het aantal entiteiten die het betreft vervolgens uit te breiden tot 185. Aprisco c.s. stellen dat de lijsten in de producties zijn gebaseerd op informatie die naar aanleiding van de bestreden beschikking aan hen is verstrekt. Aprisco c.s. hebben in dat licht verzuimd om toe te lichten waarom een dergelijke uitbreiding in dit stadium van de procedure aanvaardbaar is. Het hof heeft in de tussenbeschikking daarvoor geen ruimte gegeven. Bovendien beschikken Aprisco c.s. kennelijk al over een aanzienlijk aantal ‘brondocumenten’ aangaande 113/135 transacties (alleen betreffende de eerste vijf in productie 79 genoemde transacties beslaan die volgens Aprisco c.s. al 80 bladzijden). Tegen die achtergrond is onvoldoende aannemelijk gemaakt welk bewijsbelang is gediend met het uitgebreidere verzoek om inzage; Aprisco c.s. hadden daarover specifieker moeten zijn.
2.12
Wat betreft de correspondentie met de genoemde personen is steeds vereist dat wordt gezocht met gebruik van een zoekterm die een combinatie is van hun naam met een ander trefwoord, bijvoorbeeld steeds een van deze namen of e-mailadressen in combinatie met een van de genoemde entiteiten en/of in combinatie met een van de bij naam genoemde vastgoedprojecten.
hoe moet de inzage geschieden?
2.13
De rechtbank heeft in de eindbeschikking onder 5.4 bepaald hoe de veroordeling van [geïntimeerde] moet worden uitgevoerd. Deze door Aprisco c.s. voorgestelde methode komt erop neer dat de deurwaarder die Aprisco c.s. hebben ingeschakeld i) moet controleren of [geïntimeerde] stukken heeft afgedragen die overeenkomen met de veroordeling ii) bescheiden die in gerechtelijke bewaring zijn genomen moet vergelijken met de door [geïntimeerde] afgedragen stukken, nadat die in bewaring gegeven bescheiden aan de deurwaarder zijn verstrekt en iii) in een proces-verbaal moet opnemen welke stukken [geïntimeerde] heeft verstrekt en welke niet zijn verstrekt in vergelijking met de in bewaring genomen bescheiden. Het is mede met het oog op deze selectiemethode dat het hof partijen heeft gevraagd zich nader uit te laten. [geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijze van uitvoering. Volgens [geïntimeerde] is deze methode kostbaar en omslachtig en is daarmee onpartijdigheid onvoldoende gewaarborgd, te meer als de advocaten van Aprisco c.s. een rol spelen in de beoordeling, zoals Aprisco c.s. willen. Volgens [geïntimeerde] verdient een selectie op basis van zoektermen door een deurwaarder of IT-deskundige met behulp van daartoe geëigende programmatuur de voorkeur. [geïntimeerde] heeft in zijn akte na de tussenbeschikking afgezien van het verstrekken van zoektermen.
2.14
Het hof zal gezien de standpunten van partijen bepalen dat de inzage en het verstrekken van afschriften in de hierna te noemen bescheiden dient te geschieden door de deurwaarder van Aprisco c.s., geassisteerd door de aangewezen gerechtelijk bewaarder DigiJuris B.V., op de in het dictum te bepalen wijze en onder de daar genoemde voorwaarden.
Aprisco c.s. hebben zowel om inzage als om afschrift (kopieën) gevraagd en daartegen is als zodanig geen verweer gevoerd door [geïntimeerde] . Het hof ziet zelf in dit stadium ook geen reden om niet beide verzoeken toe te wijzen. Die inzage/afschrift betreft dan de stukken die door het bewijsbeslag zijn getroffen (en waarvan vaststaat dat [geïntimeerde] daarover beschikt). Voor een verdergaande verplichting is niet voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om stukken waarvan aannemelijk is dat [geïntimeerde] daarover beschikt. De wijze waarop de rechtbank in het voetspoor van Aprisco c.s. het inzagerecht vorm heeft gegeven, is daarmee niet toepasbaar.
2.15
[geïntimeerde] heeft in zijn akte na de tussenbeschikking bezwaar gemaakt tegen de verdere betrokkenheid van Gerechtsdeurwaarders Vurich bij de uitvoering van de eindbeschikking. Deze deurwaarder heeft zich bij de uitvoering van de beschikking van de rechtbank partijdig en niet neutraal opgesteld, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] baseert dat op het verwijt dat de deurwaarder terstond na die beschikking, zonder de beroepstermijn af te wachten, bestanden aan Aprisco c.s. heeft verstrekt, terwijl de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Dat verwijt stuit af op het feit dat de beschikking wel uitvoerbaar was zolang daartegen nog geen hoger beroep was ingesteld en op het feit dat de deurwaarder aan zijn ministerieplicht jegens Aprisco c.s. moet voldoen. Er is onvoldoende aangevoerd voor de conclusie dat van de door de deurwaarder gemaakte selectie een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat het ongewenst is om hem opnieuw in te schakelen.
2.16
Het hof heeft voor de selectie door middel van zoektermen geput uit de processtukken van partijen, waarmee in dit stadium een voldoende afbakening plaatsvindt om te voldoen aan de vereisten van artikel 843a Rv. en om binnen het door het hof getrokken grenzen te blijven.
2.17
Het hof is verder van oordeel dat [geïntimeerde] moet kunnen beoordelen van welke bescheiden een selectie is gemaakt, of die tot inzage/afschrift aan Aprisco c.s. kunnen leiden en of die bescheiden binnen de begrenzing van het inzagerecht blijven. Het hof zal met het oog daarop een voorziening opnemen.
2.18
Voor zover in de bescheiden waarvan inzage c.a. wordt verlangd persoonsgegevens voorkomen waarvan de verwerking valt binnen het materiele bereik van de AVG [1] overweegt het hof ambtshalve dat de verstrekking daarvan in overeenstemming is met de basisbeginselen zoals neergelegd in artikel 5 en 6 van die verordening. Aprisco hebben voldoende onderbouwd dat zij een gerechtvaardigd belang hebben bij het verkrijgen van de in beslag genomen stukken en de daarin opgenomen persoonsgegevens met het oog het vergaren van bewijs in het kader van het kunnen instellen van een doeltreffende voorziening in rechte (in de zin van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) [2] . De afgifte van de stukken en daarbij horende verwerking van persoonsgegevens is daarmee noodzakelijk voor de behartiging van deze gerechtvaardigde belangen. Die belangen wegen zwaarder dan het recht op privacy van [geïntimeerde] en van die andere betrokkenen. Ook bieden de afbakening van de stukken en de werkwijze voordat de stukken daadwerkelijk worden aan Aprisco c.s. verstrekt voldoende waarborgen om te voorkomen dat meer persoonsgegevens worden verwerkt dan noodzakelijk. Daarom staat het bepaalde in de AVG voor zover het hof dat nu kan overzien niet aan toewijzing van de gevorderde afgifte in de weg. Een en ander laat onverlet dat in een later stadium mogelijk zou moeten worden beoordeeld door partijen of en in hoeverre door hen aan de AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming toepassing moet worden gegeven.
dwangsom en lijfsdwang
2.19
Aprisco c.s. hebben verzocht te gelasten dat [geïntimeerde] een dwangsom verbeurt van € 1.000.000 per dag of een gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] binnen veertien dagen na de betekening van de beschikking niet of niet geheel aan de beschikking voldoet.
Het is aannemelijk dat de inzage niet zonder medewerking van [geïntimeerde] kan geschieden, bijvoorbeeld door het vertrekken van wachtwoorden of andere inloggegevens om toegang tot bescheiden te krijgen. Het hof zal daarom de dwangsom toewijzen, zij het tot een lager bedrag en gemaximeerd en gedifferentieerd. Voor de daarnaast verzochte uitvoerbaarheid van de beschikking door middel van lijfsdwang ziet het hof geen grond.
proceskosten
2.2
Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren, in die zin dat iedere partij geacht wordt de eigen proceskosten te dragen. Het verzoek van Aprisco c.s. om [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties en in de kosten van het bewijsbeslag te veroordelen, wordt dus afgewezen.
2.21
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing. Het meer of anders verzochte wordt geacht te zijn afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd.

3.De beslissing in beide hoger beroepen

Het hof:
3.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 21 maart 2023, en beslist opnieuw als volgt;
Correspondentie
3.2
veroordeelt [geïntimeerde] binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking
ende in 3.4 bedoelde lijst om aan Aprisco c.s. inzage of afschrift (kopieën) te verstrekken van de navolgende bescheiden (digitale gegevens en gegevens ‘in the cloud’ daaronder begrepen), waarbij onder correspondentie wordt begrepen brieven, faxberichten, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen:
Met de volgende personen
alle correspondentie die vanaf 1 januari 2010 namens Nativa NM en Missy is verzonden, ontvangen en of opgemaakt of bewerkt, waarbij de volgende (rechts)personen als verzender of ontvanger of als mede-ontvanger (via cc of bcc) betrokken zijn):
a. a) Trustmoore (trustkantoor), meer in het bijzonder haar medewerkers : [naam4] , [naam5] , [naam6] , [naam7] en [naam8] ;
b) Secure Title Costa Rica (STCR) (trustkantoor);
c) TMF Group Costa Rica (trustkantoor);
d) EY Costa Rica en EY Nederland, in het bijzonder de volgende medewerkers [naam9] , [naam10] en [naam3] ;
e) notaris [naam11] in Costa Rica;
f) [naam1] ;
g) notaris [naam2] ,
met gebruikmaking van de volgende e-mailadressen
en welke correspondentie toegankelijk is via de e-mailadressen nativaresort@gmail.com, [geïntimeerde] .com, nativaoperations@gmail.com, nativaboard@gmail.com en nativaresort@hotmail.com en de e-mailadressen, e-mailextensies en telefoonnummers die Aprisco c.s. in hun akte na tussenbeschikking hebben genoemd in de nummers 22 in a tot en met e, 29 onder a tot en met e (met uitzondering van de in c genoemde mrs. Reiziger en Plas),
met betrekking tot de volgende projecten en entiteiten/rechtspersonen
voor zover die bescheiden betrekking hebben op, maar ook beperkt zijn tot, de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project in Costa Rica, waaronder in het bijzonder van vastgoed gelegen in het (district) Tarcoles, (kanton) Garabito, (provincie) Puntarenas, Costa Rica, al dan niet aangeduid als (onderdeel van) Nativa (resort) en/of de volgende entiteiten/rechtspersonen Missy N.V., Magda Plateau Holding N.V. Fillmore Ltd., Nativa Mariposa Morpho S.A., Floris Aachen Private Foundation, Private Foundation BSNG, Ovbema Private foundation c.q. Obvema Private foundation, Huayna Capac Foundation, Manco Capac foundation, Mayta Capac foundation, Locum N.V., Lomas de Carrara, Central Pacific Ventures, Nativa development & Construction en Nativa Rana Dorada;
3.3
bepaalt dat inzage en afschrift zal worden verschaft doordat de deurwaarder en/of de gerechtelijk bewaarder DigiJuris B.V. alle beslagen bescheiden voor zover nodig zal indexeren en vervolgens de relevante bescheiden als bedoeld in onderdeel 3.2 hiervoor zal selecteren aan de hand van de in onderdeel 3.2 van het dictum opgenomen termen met in achtneming van 2.12, bepaalt dat de deurwaarder en/of DigiJuris B.V. gerechtigd zijn om aan de vorenbedoelde selectie toe te voegen die stukken waarvan de inhoud redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met de in onderdeel 3.2 van het dictum omschreven onderwerpen, zonder dat in die stukken een zoekterm is vermeld, en bepaalt dat vervolgens een afschrift van deze selectie aan Aprisco c.s. zal worden verstrekt, met inachtneming van het volgende;
3.4
de door de deurwaarder en/of DigiJuris B.V. gemaakte selectie dient eerst aan [geïntimeerde] te worden verstrekt door middel van het betekenen van een lijst van de aan Aprisco c.s. ter inzage en afschrift te geven bescheiden voordat inzage/afschrift van deze bescheiden aan Aprisco c.s. wordt gegeven. [geïntimeerde] heeft vervolgens achtentwintig dagen de gelegenheid om bezwaar te maken tegen de verstrekking van concrete in de selectie opgenomen bescheiden en kan zo nodig de voorzieningenrechter benaderen als hij vindt dat die concrete bescheiden niet ter inzage verstrekt mogen worden en partijen niet anderszins tot een regeling kunnen komen. De in 3.2 genoemde termijn verstrijkt in dat geval twee dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan;
3.5
indien [geïntimeerde] geen medewerking verleent aan de inzage/afschrift, treedt dit arrest in de plaats van de vereiste toestemming en worden Aprisco c.s. gemachtigd om de deurwaarder /DigiJuris B.V. te instrueren tot het verstrekken van de hiervoor bedoelde afschriften;
3.6
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking van de dossiers van de administratie van Missy N.V., zoals die zijn gespecificeerd in producties 26 (met name de bijlage daarbij) en 27 inzage en afschrift te verstrekken aan Missy N.V.;
3.7
gebiedt [geïntimeerde] te gehengen en te gedogen dat de deurwaarder en/of DigiJuris B.V. inzage en afschrift aan Aprisco c.s. zal verschaffen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- per dag dat de overtreding van het gebod door [geïntimeerde] dat betrekking heeft op 3.2 voortduurt, met een maximum van € 1.000.000,- en een dwangsom van € 10.000 per dag dat overtreding van het gebod door [geïntimeerde] dat betrekking heeft op 3.6 voortduurt, met een maximum van € 50.000,-;
3.8
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank;
3.9
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.1
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Smit, M.W. Zandbergen en M. Wolters, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2025.

Voetnoten

1.Algemene Gegevens Verordening, Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016