ECLI:NL:GHARL:2025:7442

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
200.348.640
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake inbreuk op modelrecht van EBS door Belplast c.s.

In deze zaak heeft EBS European Building Supply B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, dat op 30 oktober 2024 is uitgesproken. EBS stelt dat Belplast Group B.V. en haar dochterondernemingen inbreuk maken op haar intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot een dakvoetprofiel dat EBS op 14 april 2021 heeft gedeponeerd als model. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van EBS afgewezen, omdat het dakvoetprofiel niet nieuw zou zijn en geen auteursrechtelijke bescherming zou genieten. EBS heeft in hoger beroep verzocht om deze beslissing te herzien.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en vastgesteld dat Belplast Barneveld en Belplast Rijssen inbreuk maken op het modelrecht van EBS. Het hof oordeelt dat het model van EBS nieuw is en een eigen karakter heeft, en dat de inbreukmakende producten van Belplast c.s. geen andere algemene indruk wekken bij de geïnformeerde gebruiker. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van EBS gedeeltelijk toe, met inbegrip van een verbod op verdere inbreuk en het opleggen van dwangsommen. De proceskosten worden toegewezen aan EBS, terwijl EBS in de kosten van de procedure tegen Belplast Drachten en Belplast Group wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.640
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 439489
arrest in kort geding van 18 november 2025
in de zaak van
EBS European Building Supply B.V.
die is gevestigd in Heerhugowaard
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: EBS
advocaat: mr. B. Sujecki
en

1.Belplast Group B.V.

die is gevestigd in Barneveld

2. Belplast Barneveld B.V.

die is gevestigd in Barneveld

3. Belplast Drachten B.V.

die is gevestigd in Drachten

4. Belplast Rijssen B.V.

die is gevestigd in Rijssen
hierna: Belplast Group, Belplast Barneveld, Belplast Drachten en Belplast Rijssen, en hierna samen: Belplast c.s.
advocaat: mr. T.F.W. Overdijk

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
EBS heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de voorzieningenrechter) op 30 oktober 2024 [1] tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met de grieven
  • de memorie van antwoord
  • een akte van EBS met producties
  • een akte van Belplast c.s. met producties
  • een akte van EBS met een productie
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 17 juni 2025 is gehouden.
1.2.
Op verzoek van partijen is de zaak enige tijd aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Partijen hebben daarna verzocht om arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Zowel EBS als Belplast c.s. exploiteren ondernemingen die onder meer (combi)dakvoetprofielen aanbieden. EBS heeft op 14 april 2021 een dakvoetprofiel onder nummer 89160-01 gedeponeerd als model met de omschrijving “profiel voor dakranden”. De bovenkant van het dakvoetprofiel bestaat uit kammetjes, de onderkant is het dakvoetprofiel. Daartussen zitten kleine openingen.
2.2.
Belplast c.s. hebben een dakvoetprofiel aangeboden dat er als volgt uit ziet:
2.3.
EBS stelt dat Belplast c.s. met de verhandeling van het Belplast-dakvoetprofiel inbreuk maken op haar intellectuele eigendomsrechten. EBS heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd om Belplast c.s. te veroordelen om iedere inbreuk op de modelrechten en het auteursrecht van EBS met betrekking tot het combi-dakvoetprofiel te staken en gestaakt te houden en iedere slaafse nabootsing te staken en gestaakt te houden. Daarnaast heeft EBS verschillende nevenvorderingen ingesteld.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De voorzieningenrechter heeft beslist dat het dakvoetprofiel van EBS modelrechtelijk gezien niet nieuw is en EBS daarom geen beroep op het modelrecht toekomt. Verder heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat geen sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, zodat het beroep op auteursrecht niet opgaat. Ten slotte is beslist dat geen sprake is van slaafse nabootsing. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.5.
Het hof komt tot een andere uitkomst dan de voorzieningenrechter. Het hof is van oordeel dat Belplast Barneveld en Belplast Rijssen inbreuk maken op het (geldige) modelrecht van EBS. EBS krijgt daarom in hoger beroep alsnog (deels) gelijk en het vonnis blijft niet in stand. Hierna zal worden uitgelegd hoe het hof tot deze beslissing komt.

3.De toelichting op de beslissing van het hof

De bevoegdheid voor de modelrechtelijke vorderingen
3.1.
Voor de vorderingen gebaseerd op het Beneluxmodel moet het hof op grond van artikel 4.6 lid 3 Benelux Verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE) eerst de bevoegdheid van de aangezochte rechter uitdrukkelijk vaststellen. Aangezien de gestelde inbreuk op het modelrecht op het internet en daarmee ook in het arrondissement Gelderland heeft plaatsgevonden, was de rechtbank bevoegd om van de modelrechtelijke vorderingen in dit geschil kennis te nemen. Om dezelfde reden is ook het hof bevoegd om de modelrechtelijke vorderingen in deze zaak te behandelen. Partijen hebben op dit punt overigens ook niet iets anders bepleit.
Het toetsingskader in kort geding
3.2.
Het hof moet in hoger beroep opnieuw beoordelen of de door EBS gevraagde voorlopige voorzieningen – die wat betreft het verbod naar zijn aard een ingrijpend karakter heeft – in kort geding kunnen worden gegeven. Daarbij is een oordeel in kort geding een voorlopig oordeel, dat is gebaseerd op de aannemelijkheid van de stellingen van partijen. Voor (uitgebreide) bewijslevering is geen plaats.
3.3.
EBS heeft ook in hoger beroep nog een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening die strekt tot het staken en gestaakt houden van de gestelde inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van EBS. Belplast c.s. hebben naar voren gebracht dat het spoedeisend belang ontbreekt omdat zij direct gestopt zijn met de verhandeling. EBS weerspreekt dit en brengt naar voren dat Belplast c.s. de dakvoetprofielen zijn blijven verhandelen. Belplast c.s. hebben geen onthoudingsverklaring getekend. Belplast c.s. hebben op de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren gebracht dat zij misschien willen doorgaan met de verhandeling als zij in het gelijk worden gesteld. Er kan daarom in het kader van dit kort geding niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verhandeling definitief gestaakt is.
Het gedeponeerde dakvoetprofiel is geen samengesteld voortbrengsel
3.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het gedeponeerde dakvoetprofiel van EBS een samengesteld voortbrengsel is. Dat is naar het voorlopig oordeel van het hof niet het geval. Het moet bij een samengesteld voortbrengsel gaan om een (de)monteerbaar voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden. Daarvan is bij het dakvoetprofiel van EBS geen sprake.
3.5.
Anders dan EBS meent leidt dit oordeel niet tot vernietiging van het vonnis, omdat de voorzieningenrechter met de opmerking dat het dakvoetprofiel uit een deel bestaat dat dient ter bescherming van de onderkant van het dakbeschot en een deel dat dient om te voorkomen dat vogels en ongedierte de dakspouw binnendringen niet heeft beslist dat sprake is van een samengesteld voortbrengsel. De voorzieningenrechter heeft dit uitdrukkelijk in het midden gelaten (zie r.o. 4.11 van het vonnis).
EBS komt modelrechtelijke bescherming toe
3.6.
Een volgend discussiepunt tussen partijen is of het EBS dakvoetprofiel modelrechtelijke bescherming toekomt.
3.7.
Hiervoor is het volgende juridisch kader van belang.
 Op grond van artikel 3.1 BVIE wordt een model beschermd voor zover het model nieuw is en een eigen karakter heeft.
 Van bescherming zijn uitgesloten de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald (artikel 3.2 lid 1 onder a BVIE).
 Een model wordt als
nieuwbeschouwd indien er geen identiek model voor het publiek beschikbaar is voor de datum van het depot (artikel 3.3 lid 1 BVIE). Modellen worden geacht identiek te zijn indien de kernmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.
 Een model wordt op grond van artikel 3.3 lid 2 BVIE geacht een
eigen karakterte hebben indien de algemene indruk die dit model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld voor de datum van depot (het vormgevingserfgoed). Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.
 Het eigen karakter van het model moet niet worden beoordeeld aan de hand van een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen, maar aan de hand van één of meer individueel beschouwde oudere modellen. Bepalend is de algemene indruk die een model bij de geïnformeerde gebruiker wekt. Verschilt deze algemene indruk van de algemene indruk die bij deze geïnformeerde gebruiker wordt gewekt door één of meer individueel beschouwde oudere modellen, dan heeft het gedeponeerde model een eigen karakter. [2]
 De geïnformeerde gebruiker is iemand die in hoge mate aandachtig is, hetzij door zijn persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector en die de betrokken modellen zo mogelijk rechtstreeks zal vergelijken. [3]
3.8.
EBS voert aan dat haar model de volgende kenmerkende eigenschappen heeft:
 Het gebruik van een profiel met door schachten verbonden en onderling verspringende holtes.
 Deze holtes zijn vormgegeven als langwerpige, zeshoekige honingraten (zeshoeken).
 De honingraten zijn door middel van een horizontale schacht met elkaar verbonden, zodat de schachten vanaf de zijkant de honingraten met elkaar verbinden.
 Daarnaast zijn de honingraten in het midden voorzien van een doorlopende verticale schacht.
 De honingraten zijn in drie onderling verspringende parallel lopende (horizontale) rijen aangebracht, als volgt.
o Op de bovenste rij bevinden zich drie honingraten, één in het midden en één aan elke buitenkant.
o Op de onderste rij zijn vijf honingraten aangebracht, waarbij drie van de honingraten onder de honingraden aangebracht zijn, die zich op de eerste rij bevinden. Twee honingraten zijn in het midden tussen de overige drie honingraten aangebracht.
o Op de rij die zich in het midden bevindt, zijn vier honingraten aangebracht, daar waar zich op de onderste rij geen honingraten bevinden.
 De honingraten steken aan de voorkant uit; er is sprake van opdek of opdekcellen.
 Aan de achterkant vormen de honingraten holtes, zodat sprake is van ingedrukte cellen.
 Hetzelfde geldt oor de (verticale en horizontale) lijnen die de met elkaar verbinden; deze lijnen steken aan de voorkant van het model uit en vormen daarmee uitstulpingen.
 Op de achterkant vormen de lijnen schachten die in het model liggen.
 Er zijn in totaal twaalf cellen.
3.9.
Belplast c.s. hebben betwist dat het EBS-model nieuw is en een eigen karakter heeft, Zij hebben verder betoogd dat het uiterlijk technisch is bepaald. Belplast c.s. hebben ter onderbouwing van hun betwisting gewezen op het dakvoetprofiel van Wienerberger/Koramic (hierna: het Wienerberger-dakvoetprofiel).
3.10.
Niet in geschil is dat Wienerberger-dakvoetprofiel al op de markt was voorafgaand aan het modeldepot van EBS. Het Wienerberger-dakvoetprofiel ziet er als volgt uit:
3.11.
Voor alle duidelijkheid geeft het hof hieronder ter vergelijking een deel weer van het modeldepot van EBS, zoals hierboven in 2.1 is opgenomen:
3.12.
Zoals uit de afbeeldingen blijkt is het Wienerberger-dakvoetprofiel qua vormgeving niet identiek aan het model van EBS (zoals gedeponeerd). Hoewel beide dakvoetprofielen zeshoekige elementen hebben, hebben deze elementen andere afmetingen en zijn ze anders gepositioneerd. Ook verschillen de verbindingselementen tussen de zeshoekige elementen van elkaar. De ventilatiegaten hebben een ander uiterlijk en andere grootte. Het hof volgt Belplast c.s. niet in hun stelling dat de verschillen slechts onbelangrijke details zijn. Het Wienerberger-dakvoetprofiel heeft een beduidend ander patroon dan het model van het EBS, gelet op de andere manier waarop de cellen, holten en schachten zijn aangebracht. Tussen het vormgevingserfgoed en het model van EBS bestaat naar voorlopig oordeel een zodanige afstand dat het model als nieuw moet worden beschouwd.
3.13.
Het standpunt van Belplast c.s. dat het model van EBS geen eigen karakter heeft treft geen doel. Er blijkt in dit geval niet dat er voor de datum van het modeldepot een product op de markt is gebracht dat een combinatie van de elementen zoals hiervoor onder 3.8 opgesomd bevat, zodanig dat bij een geïnformeerde gebruiker eenzelfde algemene indruk wordt gewekt. Daarbij gaat het hof ervan uit dat de geïnformeerde gebruiker in dit geval met name de dakdekker/professional is die de dakvoetprofielen plaatst omdat die in de regel het dakvoetprofiel zal aan brengen en het type dakvoetprofiel zal kiezen (althans daartoe een voorstel zal doen aan de woningeigenaar). Deze maatman heeft kennis van de dakvoetprofiel-branche en is daardoor in hoge mate aandachtig, en hij zal bij vergelijking deze verschillen opmerken.
3.14.
Het hof is ten slotte van oordeel dat het model van EBS niet uitsluitend technisch is bepaald. De enkele omstandigheid dat een aantal van de uiterlijke kenmerken een bepaalde technische functie heeft, laat onverlet dat met deze techniek niet is gegeven hoe het uiterlijk er precies uit moet zien. De variaties van verschillende dakvoetprofielen die op de zitting in hoger beroep zijn getoond, maken duidelijk dat bij het ontwerpen bepaalde vormgevingskeuzes zijn gemaakt, waaronder het gekozen patroon.
3.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voorshands wordt aangenomen dat het EBS-model geldig is. Het hof komt op dit punt daarom tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter. In zoverre slaagt het bezwaar van EBS tegen het bestreden vonnis.
Het dakvoetprofiel van Belplast c.s. maakt inbreuk op het modelrecht van EBS
3.16.
Bij de beoordeling van de vraag of het dakvoetprofiel van Belplast c.s. inbreuk maakt op het modelrecht van EBS is het volgende van belang.
3.17.
Op grond van artikel 3.16 lid 1 BVIE kan de modelhouder zich op grond van zijn uitsluitend recht verzetten tegen het gebruik van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model is toegepast en dat hetzelfde uiterlijk vertoont als het gedeponeerde model, dan wel dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. De beschermingsomvang omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt.
3.18.
Het dakvoetprofiel van Belplast c.s. vertoont hetzelfde uiterlijk als het model van EBS. De onder 3.8 genoemde elementen van het model van EBS zijn op vrijwel identieke wijze verwerkt in het dakvoetprofiel van Belplast c.s. Dit maakt dat dit dakvoetprofiel bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het EBS-model.
3.19.
Belplast c.s. hebben naar voren gebracht dat zij al in 2019 aan een buitenlands matrijzenbedrijf opdracht gegeven om het Belplast-dakvoetprofiel te ontwerpen, wat heeft geleid tot het ontwerp dat Belplast c.s. in februari 2024 op de markt hebben gebracht. Volgens Belplast c.s. heeft EBS een identieke mal afgenomen van dezelfde producent en het ontwerp afgekeken. Belplast c.s. verwijzen naar artikel 3.8 lid 2 BVIE.
3.20.
Op grond van artikel 3.8 lid 2 BVIE wordt indien een model op bestelling is ontworpen, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd. Voor zover Belplast c.s. aanvoeren dat zij de (oudere) opdrachtgever zijn van het dakvoetprofiel dat gelijk is aan het EBS model, hebben zij dit (door EBS weersproken) argument onvoldoende onderbouwd. Dat valt namelijk uit de overgelegde stukken niet zonder meer af te leiden.
De overige grondslagen hoeven geen bespreking
3.21.
Gelet op het voorgaande hoeven de vragen of het dakvoetprofiel van EBS auteursrechtelijk beschermd is en of Belplast met het dakvoetprofiel inbreuk maakt op het auteursrecht van EBS dan wel deze onrechtmatig (slaafs) nabootst en de op dit punt naar voren gebrachte bezwaren tegen het vonnis geen bespreking meer. De vorderingen van EBS, voor zover die zijn gebaseerd op schending van een aan EBS toekomend auteursrecht op het dakvoetprofiel of op slaafse nabootsing door Belplast c.s. hebben immers geen verdere strekking dan de vorderingen, voor zover gebaseerd op het modelrecht van EBS. EBS heeft er daarom geen belang bij dat deze grondslagen ook worden besproken.
Wie kan voor de inbreuk op het modelrecht worden aangesproken?
3.22.
Volgens EBS is onduidelijk welke vennootschap in de groep welke taken uitvoert en welke producten op de markt brengt. Alle vier vennootschappen maken gebruik van de website bouwcheap.nl. Verder stelt EBS dat ook de websites beplast.nl en marktplaats.nl door alle vier vennootschappen als verkoopkanalen worden gebruikt.
3.23.
Belplast c.s. hebben naar voren gebracht dat alleen Belplast Barneveld en Belplast Rijssen dakvoetprofielen verkopen en Belplast Drachten niet. Belplast Group is de bovenliggende moedermaatschappij en die houdt zich in het geheel niet bezig met verkoop van producten. Volgens Belplast c.s. is de online winkel van Belplast Barneveld.
3.24.
Het hof is van oordeel dat er in het kader van dit kort geding onvoldoende aanknopingspunten zijn waaruit kan worden geconcludeerd dat Belplast Group en Belplast Drachten zich naast Belplast Barneveld en Belplast Rijssen bezig houden met de verkoop van de inbreukmakende dakvoetprofielen. De enkele omstandigheid dat het voor EBS niet duidelijk is welke Belplast-vennootschap achter de websites van Belplast c.s. zit en marktplaats.nl gebruikt is onvoldoende grond om daarom te kunnen concluderen dat alle vier vennootschappen inbreuk maken.
Geen bewijslevering
3.25.
Beide partijen hebben een (algemeen) bewijsaanbod gedaan. Door de aard van het kort geding is in deze procedure in het algemeen geen plaats voor uitgebreide bewijslevering. Er zijn geen redenen om van dat uitgangspunt af te wijken. Het hof gaat daarom aan deze bewijsaanbiedingen voorbij.
De conclusie en de vorderingen
3.26.
Het hoger beroep slaagt ten opzichte van Belplast Barneveld en Belplast Rijssen. Ten opzichte van Belplast Drachten en Belplast Group slaagt het hoger beroep niet.
3.27.
Het onder punt 1 van in de dagvaarding gevorderde inbreukverbod zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De daaraan te verbinden dwangsommen zal worden gematigd en gemaximeerd. De onder punten 2 en 3 gevorderde verboden zijn niet toewijsbaar.
3.28.
De onder punt 4 gevorderde opgave is toewijsbaar voor zover het geen consumenten betreft, een en ander op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. Deze vordering is alleen toewijsbaar voor zover dit ertoe strekt om verdere inbreuken te voorkomen. Met de enkele opmerking van Belplast c.s. dat dit bedrijfsgevoelige informatie betreft hebben zij deze nevenvordering onvoldoende bestreden. De aan de veroordeling te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. EBS heeft niet voldoende toegelicht waarom vooruitlopend op een oordeel in de bodemprocedure de onder e tot en met g gevorderde gegevens moeten worden opgegeven. Deze onderdelen worden afgewezen.
3.29.
De onder punten 5 en 6 gevorderde rectificatie aan afnemers en op de website zal worden afgewezen. EBS heeft onvoldoende toegelicht welk (spoedeisend) belang zij bij deze vorderingen heeft.
3.30.
Omdat Belplast Barneveld en Belplast Rijssen hoofdzakelijk in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof Belplast Barneveld en Belplast Rijssen tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de voorzieningenrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [4]
3.31.
De onderhavige zaak is een zaak ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Om de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken en gerechtshoven. De in deze documenten vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt naar het oordeel van het hof onder de categorie normaal kort geding met een maximumtarief van € 15.000,- voor iedere instantie. EBS heeft niet of onvoldoende toegelicht dat een hoger bedrag dan het maximale indicatietarief is aangewezen. Belplast heeft tegen de overgelegde overzichten of het indicatietarief geen argumenten naar voren gebracht.
3.32.
Wat betreft de verdeling tussen het deel van het geschil dat betrekking heeft op intellectuele eigendomsrechten en het deel dat betrekking heeft op een andere grondslag is het hof van oordeel dat 80% van het geschil zich heeft toegespitst op de intellectuele-eigendomsrechten. Het hof zal daarom 80% van het maximum van € 15.000,- toewijzen, dus € 12.000,- aan salaris advocaat voor de eerste aanleg en € 12.000,- aan salaris in het hoger beroep.
3.33.
Het salaris advocaat dat betrekking heeft op de niet IE-grondslag zal worden begroot volgens het liquidatietarief in kort geding. Dat komt voor de eerste aanleg neer op (20% x € 1.107,- =) € 221,40 en voor het hoger beroep op (20% x 2 punten x € 1.214,- =) € 485,60.
3.34.
In de procedure tussen EBS en Belplast Drachten en Belplast Group krijgt EBS ongelijk en zal het hof EBS in de proceskosten veroordelen. Aangezien niet is gebleken dat deze vennootschappen hiervoor ten opzichte van de procedure met Belplast Barneveld en Belplast Rijssen afzonderlijke kosten heeft moeten maken, begroot het hof deze kosten op nihil.
3.35.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
3.36.
De termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak in de zin van artikel 1019i Rv zal worden bepaald op zes maanden na de datum van dit arrest.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 30 oktober 2024, en beslist
4.2.
verbiedt Belplast Barneveld en Belplast Rijssen binnen vier dagen na betekening van dit arrest iedere inbreuk op het modelrecht van EBS met depotnummer 89160-01 te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder ieder verder gebruik van het in de dagvaarding afgebeelde dakvoetprofiel door Belplast Barneveld en Belplast Rijssen,
4.3.
veroordeelt Belplast Barneveld en Belplast Rijssen tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) waarop Belplast Barneveld en Belplast Rijssen geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met het bevel onder 4.2, of – zulks ter keuze van EBS – van € 250,- voor ieder afzonderlijk exemplaar waarmee Belplast Barneveld en Belplast Rijssen het in onder 4.2 neergelegde verbod overtreden, met een maximum van € 100.000,-,
4.4.
veroordeelt Belplast Barneveld en Belplast Rijssen binnen 30 dagen na betekening van het arrest aan de advocaat van EBS een schriftelijke verklaring te verstrekken, verzegeld van alle relevante documenten ter staving van de verklaring, betreffende
de leveranciers, makers, producenten en distributeurs, van wie de inbreukmakende producten door Belplast Barneveld en Belplast Rijssen verkregen zijn,
de aan Belplast Barneveld en Belplast Rijssen geleverde aantallen, prijzen en leverdata van de inbreukmakende producten, zulks gerangschikt per leverancier, maker, producent of distributeur van de inbreukmakende producten, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen,
de afnemers (voor zover bekend), alsmede de verkochte aantallen, nummers, prijzen, leverdata en afleveradressen van de inbreukmakende producten, zulks gerangschikt per afnemer, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen en onder mededeling van adressen, e-mailadressen en telefoonnummers, een en ander voor zover de afnemers geen consumenten zijn,
e bij Belplast Barneveld en Belplast Rijssen nog aanwezige voorraad van de inbreukmakende producten onder vermelding van aantallen en nummers en de locaties waar de inbreukmakende producten zich bevinden, alsmede de aantallen en nummers van de inbreukmakende producten,
4.5.
veroordeelt Belplast Barneveld en Belplast Rijssen tot het betalen van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) waarop Belplast Barneveld en Belplast Rijssen geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met het bevel onder 4.4, met een maximum van € 100.000,-,
4.6.
veroordeelt Belplast Barneveld en Belplast Rijssen tot betaling van de volgende proceskosten van EBS tot aan de uitspraak van de voorzieningenrechter:
€ 688,- aan griffierecht
€ 112,37 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding
€ 12.221,40 aan salaris van de advocaat van EBS,
en tot betaling van de volgende proceskosten van EBS in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht
€ 112,37 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding
€ 12.485,60 aan salaris van de advocaat van EBS,
4.7.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag en bepaalt dat als niet op tijd wordt betaald die kosten dan worden verhoogd met de wettelijke rente,
4.8.
veroordeelt EBS tot betaling van de proceskosten van Belplast Drachten en Belplast Group en begroot deze kosten in eerste aanleg en in hoger beroep op nihil,
4.9.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit arrest;
4.11.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, C. Bakker en H.H.B. Vedder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.

Voetnoten

2.HvJ EU 19 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:2013 (Karen Millen)
3.HvJ EU 20 oktober 2011, ECLI:EU:C:2011:679 (PepsiCo/Grupo Promer Mon Graphic)
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853