In deze zaak vordert de Kroatische rechtspersoon Brodotrogir D.D. dat haar vordering op de failliete Barkmeijer Stroobos B.V. wordt erkend en als bevoorrecht wordt aangemerkt. De rechtbank Noord-Nederland heeft Brodotrogir op 31 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat deze volgens de rechtbank alleen door middel van aanmelding ter verificatie tijdens het faillissement ingesteld kunnen worden. Brodotrogir heeft hoger beroep ingesteld, omdat zij meent dat zij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar vordering, onder andere voor fiscale doeleinden. Het hof heeft in deze tussenuitspraak nog niet definitief over de vordering beslist, maar partijen de gelegenheid gegeven om duidelijkheid te verschaffen over de afwikkeling van het faillissement en het belang van Brodotrogir bij haar vorderingen. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de afwikkeling van het faillissement en dat Brodotrogir niet voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de verweren van de curator. Partijen krijgen de kans om hun standpunten verder toe te lichten in een akte.