ECLI:NL:GHARL:2025:7248

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
200.349.081/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake de ontvankelijkheid van een schuldeiser in faillissement en de vordering tot afgifte van een luchtontvochtiger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 november 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van Tekol-Trogir D.O.O. tegen de curator van Barkmeijer Stroobos B.V. Tekol, een Kroatische rechtspersoon, heeft hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank Noord-Nederland haar niet-ontvankelijk had verklaard in haar vorderingen tot verklaring voor recht over een bevoorrechte vordering en de afgifte van een luchtontvochtiger. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Tekol alleen door aanmelding ter verificatie tijdens het faillissement konden worden ingesteld. Tekol betwistte deze beslissing en stelde dat zij belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar vordering, onder andere voor fiscale doeleinden. Het hof heeft in dit tussenarrest geoordeeld dat Tekol de gelegenheid moet krijgen om haar belang bij de vordering nader toe te lichten en dat de curator moet reageren op deze toelichting. Het hof heeft ook vastgesteld dat de vordering tot afgifte van de luchtontvochtiger niet toewijsbaar is, omdat deze zich inmiddels in handen van een derde bevindt. Het hof houdt verdere beslissingen aan en stelt partijen in de gelegenheid om zich over bepaalde onderwerpen uit te laten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.349.081/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 187127)
arrest van 11 november 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar Kroatisch recht
TEKOL-TROGIR D.O.O.,
die is gevestigd in Trogir, Kroatië,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Tekol,
advocaat: mr. T. Bezmalinovic, die kantoor houdt te Rotterdam,
tegen
mr. [voornamen] Kalmijn,
zowel voor zichzelf als in zijn hoedanigheid van curatorin het faillissement van
Barkmeijer Stroobos B.V.,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. J.W. de Vries, die kantoor houdt te Bolsward.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar het vonnis dat rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 31 juli 2024 heeft gewezen.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 31 oktober 2024,
- het anticipatie-exploot van 11 november 2024,
- de memorie van grieven van 18 maart 2025,
- de memorie van antwoord van 27 mei 2025.
1.3.
Daarna is het procesdossier overgelegd en is een datum voor arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
In deze zaak vordert een schuldeiser van een failliete bv dat vastgesteld wordt dat zij een bevoorrechte vordering heeft op de bv. Volgens de schuldeiser heeft zij er belang bij dat haar vordering in deze procedure wordt vastgesteld, dit omdat er in het faillissement van de bv geen verificatie van vorderingen zal plaatsvinden. Aan het hof ligt onder meer de vraag voor of de schuldeiser wel ontvankelijk is in die vordering. De curator stelt dat dit niet het geval is. Volgens de curator kan de vordering van de schuldeiser tijdens het faillissement alleen worden ingesteld door aanmelding ter verificatie. Aan de orde is verder of de curator verplicht was tot afgifte van een zaak.
2.2.
De schuldeiser, Tekol, heeft bij de rechtbank gevorderd om voor recht te verklaren dat de vordering die zij ter verificatie heeft ingediend, door de curator definitief en zonder voorbehoud moet worden erkend. Ook vorderde zij om voor recht te verklaren dat de ingediende vordering bevoorrecht is en dat de vordering geplaatst moet worden op de lijst van erkende preferente vorderingen. Daarnaast vorderde Tekol afgifte van een luchtontvochtiger dan wel vergoeding van de waarde van de ontvochtiger.
2.3.
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 31 juli 2024 Tekol niet-ontvankelijk verklaard in de genoemde vorderingen tot verklaring voor recht. De vordering die ziet op de luchtontvochtiger is afgewezen. Verder is Tekol veroordeeld in de proceskosten. [1]
2.4.
Tekol heeft hoger beroep ingesteld. Tekol wil met dit hoger beroep bereiken dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.5.
Het hof zal nog niet definitief over de vordering beslissen. Partijen krijgen eerst de gelegenheid om duidelijkheid te geven over de wijze waarop het faillissement wordt afgewikkeld. Uit de stellingen van partijen lijkt namelijk te volgen dat de claim van Tekol die zij met de vorderingen tot verklaring voor recht aan het hof voorlegt, aan de orde moeten komen in een renvooiprocedure. Verder krijgt Tekol de gelegenheid om het gestelde belang bij de vorderingen tot verklaring voor recht, te onderbouwen. Het hof stelt in dit tussenarrest al wel vast dat de vordering die ziet op de luchtontvochtiger, niet toewijsbaar is.
2.6.
Het hof zal deze beslissingen hieronder toelichten. Daarbij wordt eerst een kort overzicht gegeven van de relevante feiten.

3.De feiten

3.1.
Tekol is een rechtspersoon naar Kroatisch recht. Tekol exploiteert een bedrijf dat gespecialiseerd is in bewerking van stalen constructies (zoals casco's van schepen).
3.2.
Barkmeijer Stroobos B.V. (hierna: Barkmeijer) is een Nederlandse rechtspersoon. Barkmeijer exploiteerde in Nederland een scheepswerf.
3.3.
Op of omstreeks 3 februari 2016 heeft Barkmeijer opdracht gegeven aan Tekol om werkzaamheden te verrichten aan een op dat moment half afgebouwd schip met de naam ‘ [naam1] ’ (hierna ook: het schip). Het schip was afkomstig uit het faillissement van Scheepswerf Peters B.V., welke vennootschap op 7 april 2014 failliet was verklaard.
3.4.
Tekol heeft voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden in totaal € 712.966 aan Barkmeijer gefactureerd. Daarvan is € 227.000 voldaan. Een bedrag van € 485.266 is onbetaald gebleven.
3.5.
Op 30 oktober 2018 is Barkmeijer in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. Kalmijn tot curator.
3.6.
Op 8 juni 2021 heeft Tekol de bedoelde vordering van € 485.266 ter verificatie ingediend bij de curator. Tekol heeft daarbij aanspraak gemaakt op het voorrecht van artikel 3:285 BW.
3.7.
De curator heeft de vordering van Tekol van € 485.266 op de lijst met voorlopig erkende
concurrenteschuldeisers geplaatst. De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van Tekol niet bevoorrecht is, dit onder meer op de grond dat Barkmeijer niet de eigenaar was van het schip.
3.8.
Tekol heeft van de curator afgifte gevraagd van een luchtontvochtiger (merk Munters, model 7000c). Deze luchtontvochtiger, die eigendom was van Tekol, bevond zich aan boord van het schip.
3.9.
Tussen Tekol en de curator is vervolgens gecorrespondeerd over de afgifte van de luchtontvochtiger. Daarbij heeft de curator als voorwaarde voor medewerking aan afgifte gesteld dat Tekol een vergoeding zou betalen voor (onder meer) kosten voor huur van de kraan die nodig was om de ontvochtiger op de kade te plaatsen. De curator heeft op
9 juni 2021 aan Tekol geschreven:
“Een tweede vraag van uw kant ziet op de luchtontvochtiger van het merk Munters model 7000c. Ik heb begrepen dat na het uitvoeren van de werkzaamheden destijds deze niet werd meegenomen door uw cliënte noch nadien werd opgehaald.
Graag stel ik uw cliënte in de gelegenheid
uiterlijk 15 juni a.s.de luchtontvochtiger van het schip te komen ophalen. Het schip is gelegen bij [naam2] aan de [adres1] te [plaats1] .
Om de luchtontvochtiger te kunnen ophalen dienen kosten te worden gemaakt, die zijn geraamd op een bedrag van EUR 9.000 voor inzet personeel en het inhuren van een kraan. Dit is een redelijke vergoeding die voor het plaatsen van de luchtontvochtiger op de [kade] welke in rekening worden gebracht.
Graag verneem ik of uw cliënte bereid is op voorhand die kosten te voldoen op de derdenrekening van mijn kantoor waarna de luchtontvochtiger kan worden opgehaald voor 15 juni a.s.
Praktisch gezien, indien de betaling bijvoorbeeld 13 juni a.s. binnen is dan kan geregeld worden dat een dag later op 14 juni de luchtontvochtiger klaar staat op de kade om afgehaald te worden.
Indien uw cliënte niet uiterlijk voor 15 juni 2021 de luchtontvochtiger ophaalt wordt er vanuit gegaan dat er afstand van de luchtontvochtiger wordt gedaan, na 15 juni 2021 is het voor mij als curator ook niet langer mogelijk de luchtontvochtiger aan uw cliënte terug te geven op de hiervoor aangegeven wijze.
Graag verneem ik ommegaand van u wanneer de betaling plaatsvindt en daarop volgend wanneer de luchtontvochtiger wordt opgehaald.”
3.10.
Centraalstaal B.V. heeft als hypotheekhouder op het schip, gebruikgemaakt van haar recht van parate executie. Het schip, waarop de luchtontvochtiger zich op dat moment nog bevond, is vervolgens geveild en is nu in handen van een derde. De veilingopbrengst is toegekomen aan de [bank] als pandhouder.
3.11.
Tekol heeft deze procedure tegen de curator aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 december 2022. Op 31 juli 2024 heeft de rechtbank eindvonnis gewezen. In de periode dat de procedure bij de rechtbank aanhangig was, heeft in het faillissement van Barkmeijer, volgens de curator, een ‘tussentijdse verificatievergadering’ plaatsgevonden.

4.De beoordeling

Vooraf
4.1.
Het hof stelt voorop dat, zoals de rechtbank ook vaststelde, de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen (zie artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2015/848 betreffende insolventieprocedures (herschikking)). Verder stelt het hof vast dat, zoals ook niet in discussie is, de insolventieprocedure van Barkmeijer en de gevolgen daarvan beheerst worden door het Nederlandse recht (zie artikel 7 van die verordening).
De vordering tot vaststelling van de betalingsaanspraak van Tekol
4.2.
Tekol vordert een verklaring voor recht dat de vordering die zij heeft ingediend ter verificatie, door de curator definitief en zonder voorbehoud moet worden erkend. Daarnaast vordert zij een verklaring voor recht dat de ingediende vordering bevoorrecht is op grond van artikel 3:285 jo. artikel 3:283 BW, en dat de vordering als zodanig door de curator moet worden erkend en op de lijst van erkende preferente vorderingen moet worden geplaatst.
4.3.
De rechtbank heeft Tekol in deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe overwoog de rechtbank dat de vorderingen (uiteindelijk) de voldoening van een verbintenis uit de boedel beogen. De vorderingen kunnen daarom, aldus de rechtbank, op grond van artikel 26 Faillissementswet (Fw) gedurende het faillissement alleen tegen de gefailleerde ingesteld worden door aanmelding ter verificatie. Tekol doorkruist met deze procedure de procesgang die door de Faillissementswet wordt voorgeschreven. Dit laatste geldt ook als er in het faillissement van Barkmeijer geen (slot)verificatievergadering zal plaatsvinden, zo oordeelde de rechtbank. Het verzoek van Tekol om de procedure te schorsen teneinde deze eventueel in een later stadium als renvooiprocedure aan te merken, is eveneens afgewezen.
4.4.
In dit hoger beroep betoogt Tekol dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar vorderingen. Volgens Tekol heeft zij belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar vordering op Barkmeijer. Dit, aldus Tekol, “onder meer” in verband met eventuele fiscale aftrekbaarheid van die vordering. Indien Tekol haar vordering niet volledig kan incasseren, is die vordering in Kroatië namelijk fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde daarvoor is wel dat de vordering in rechte is vastgesteld. Nu dreigt echter dat een beoordeling in rechte aan Tekol onthouden wordt, dit omdat er in het faillissement van Barkmeijer geen verificatie zal plaatsvinden. Er is in dit geval dus sprake van een leemte in de Faillissementswet. De rechter dient deze leemte in te vullen door in deze procedure alsnog over te gaan tot beoordeling van de vordering. Het onthouden van een rechterlijke beoordeling zou ook in strijd zijn met het bepaalde in artikel 6 EVRM, aldus telkens Tekol.
4.5.
De curator stelt zich op het standpunt dat Tekol terecht niet-ontvankelijk is verklaard in de vorderingen. De curator betwist dat Tekol voldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de vordering door de Nederlandse rechter. De curator betwist ook dat een rechterlijke uitspraak noodzakelijk is voor fiscale aftrekbaarheid van de claim. Volgens de curator is duidelijk dat Tekol voldoende pogingen heeft ondernomen om haar vordering te innen. De vordering van Tekol is door de curator ook op de lijst van voorlopig erkende concurrente vorderingen geplaatst. Het faillissement van Barkmeijer en de uiteindelijke opheffing van dat faillissement, zijn volgens de curator afdoende bewijs van de oninbaarheid van de vordering. Het is uiteindelijk aan Tekol om op basis van die feiten of op andere wijze aan te tonen dat zij recht heeft op de fiscale aftrek. Het is vervolgens aan de Kroatische belastingdienst om zelfstandig te beoordelen of de vordering daadwerkelijk bestaan heeft en of Tekol recht heeft op fiscale aftrek, aldus telkens de curator.
4.6.
Het hof constateert dat uit de stellingen van partijen niet duidelijk wordt hoe het faillissement van Barkmeijer wordt afgewikkeld. Zo vermeldt de curator dat hij verwacht dat er geen uitkering aan concurrente schuldeisers zal plaatsvinden. De curator verklaart echter ook dat er inmiddels een “tussentijdse verificatievergadering” heeft plaatsgevonden waarop de vordering van Tekol besproken is. Het hof merkt op dat als sprake is van een verificatievergadering in de zin van de wet, op die vergadering zo nodig een verwijzing kan plaatsvinden naar een renvooiprocedure (zie artikel 122 lid 1 Fw). In de situatie dat aannemelijk is dat er niet voldoende baten zijn voor een betaling aan de concurrente schuldeisers, kan besloten worden tot vereenvoudigde afwikkeling van het faillissement. Er vindt dan geen verificatievergadering plaats (zie artikel 137a lid 1 Fw). Ook in die situatie kunnen de curator en de schuldeiser die een preferente vordering meent te hebben, echter verwezen worden naar een renvooiprocedure (zie artikelen 137b lid 3 en 122 lid 1 Fw). Uit de stellingen van partijen blijkt niet waarom Tekol de door haar gepretendeerde preferente vordering niet op grond van de genoemde rechtsregels in een renvooiprocedure aan de rechter heeft kunnen voorleggen of alsnog aan de rechter kan voorleggen. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte over deze vraag uit te laten. Partijen kunnen bij hun akte daarover zo nodig ook nadere stukken in het geding brengen.
4.7.
Het hof stelt verder vast dat Tekol niet voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de verweren van de curator over het ontbreken van voldoende belang. Het hof zal Tekol daarom in de gelegenheid stellen om bij akte nader toe te lichten en te onderbouwen dat zij voldoende belang heeft bij beoordeling van haar vordering door de Nederlandse rechter, en dat dit belang ook dusdanig is dat dit grond is om de rechtsregels die de rechtbank aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd, hier buiten toepassing te laten. Daarbij merkt het hof op dat de Kroatische belastingdienst geen partij is in deze procedure, en dat die belastingdienst op grond van het in deze procedure toepasselijke Nederlandse (proces)recht niet gebonden is aan het oordeel dat in deze zaak gegeven wordt. Verder kan worden opgemerkt dat als er geen renvooiprocedure plaatsvindt, er voor anderen geen dan wel slechts een beperkte mogelijkheid is om de vordering en het voorrecht te betwisten. Ook hebben anderen in die situatie mogelijk geen belang bij betwisting van de vordering, ook niet in de situatie dat de vordering geen deugdelijke grond heeft. De vraag is dan ook wat de betekenis kan zijn van een oordeel over de claim van Tekol in deze procedure. Ook op deze punten zal Tekol in haar akte kunnen ingaan. De curator zal de gelegenheid krijgen om in een antwoordakte te reageren.
De luchtontvochtiger
4.8.
Tekol vordert dat de curator veroordeeld wordt tot afgifte van de luchtontvochtiger. Als geoordeeld wordt dat afgifte van de ontvochtiger niet mogelijk is, dan wil Tekol dat de curator – zowel qualitate qua als pro se – veroordeeld wordt tot vergoeding van de schade die Tekol lijdt door het verlies van de ontvochtiger.
4.9.
Het hof oordeelt evenals de rechtbank dat deze vorderingen niet toewijsbaar zijn. De curator heeft toegelicht dat de ontvochtiger – in elk geval inmiddels – in handen is van een derde, en dat hij om die reden niet tot afgifte in staat is. Het betoog van Tekol dat de curator de ontvochtiger bij die derde kan ophalen en vervolgens kan afgeven, is tevergeefs. Tekol heeft onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat en op welke grond de curator verplicht zou zijn om de ontvochtiger terug te halen. Tekol heeft erop gewezen dat de overeenkomst die Tekol met Barkmeijer had gesloten, vermeldt dat de door Barkmeijer te verlenen diensten bestaan uit onder meer ‘crane and transport assistance’. Tekol gaat er daarbij kennelijk van uit dat de verplichting van Barkmeijer tot het verlenen van die diensten, bij aanvang van het faillissement op de curator zijn komen te rusten. Die veronderstelling is echter onjuist. Er is namelijk gesteld noch gebleken dat de curator de overeenkomst met Tekol gestand heeft gedaan (vgl. artikel 37 Fw). Het hof gaat er dan ook van uit dat sprake is van een vordering die de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft en die in het faillissement alleen ingesteld kan worden door indiening ter verificatie (vgl. artikelen 26 en 37a Fw).
4.10.
Ook de vordering tot betaling van schadevergoeding is niet toewijsbaar. Tekol legt aan deze vordering ten grondslag dat Barkmeijer op grond van de overeenkomst met Tekol verplicht was de ontvochtiger voor diens rekening en risico van het schip te halen. Het hof stelt vast dat er geen grond is om aan te nemen dat die contractuele verplichting na de faillietverklaring van Barkmeijer op de curator is komen te rusten (zie hierboven, onder 4.9). Daarnaast blijkt niet dat de curator ten aanzien van de ontvochtiger en het verzoek van Tekol tot afgifte van die ontvochtiger, enig verwijt treft. De curator heeft toegelicht dat hij Tekol adequaat geïnformeerd heeft over de mogelijkheid om de ontvochtiger af te halen, dat hij in dat kader alle medewerking heeft verleend die van hem verwacht mocht worden, en dat hij Tekol ook tijdig heeft laten weten dat het schip geveild zou worden en dat het schip dan in handen zou komen van een derde. De curator een en ander ook onderbouwd, onder meer door het overleggen van haar brief van 9 juni 2021 (vgl. hierboven, onder 3.9). Dat de curator bij dat alles van Tekol verlangd heeft dat zij de kosten van onder meer de benodigde kraan voor haar rekening nam, kan de curator niet verweten worden. Niet in te zien is immers waarom die kosten ten laste zouden moeten komen van de faillissementsboedel. Voor aansprakelijkheid van de curator qualitate qua of pro se is dus geen grond.
Het vervolg
4.11.
Het hof zal, zoals hiervoor vermeld, partijen in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de onderwerpen als vermeld onder 4.6 en 4.7. Daarbij krijgt eerst Tekol de gelegenheid om een akte in te dienen, waarna de curator de gelegenheid krijgt voor indiening van een antwoordakte.
4.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
bepaalt dat Tekol de gelegenheid heeft om
op 9 december 2025een akte te nemen over de onderwerpen als vermeld onder 4.6 en 4.7 van dit arrest, en bepaalt dat de curator vervolgens gelegenheid krijgt voor indiening van een antwoordakte;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A.J. Smelt, J.H. Kuiper en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.

Voetnoten

1.Rb Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, 31 juli 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:2934.