In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een recreatiewoning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden had de waarde van de woning vastgesteld op € 151.000 per 1 januari 2021, welke waarde na bezwaar werd verlaagd naar € 143.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardering en stelde in hoger beroep een waarde van € 117.000 voor. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de waardering van de woning beoordeeld, inclusief de taxatiematrix die door de heffingsambtenaar was ingediend. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.