ECLI:NL:GHARL:2025:6858

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
200.350.330
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekzaak inzake huurrechtelijke verplichtingen en eiswijziging

In deze zaak heeft Stichting SSHN hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, dat op 27 september 2024 is uitgesproken. De huurders, die kamers huren van SSHN in een pand in [woonplaats], zijn niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. SSHN had in eerste aanleg ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van het gehuurde gevorderd, maar deze vorderingen zijn door de kantonrechter afgewezen. In hoger beroep heeft SSHN haar eis gewijzigd en vordert nu vernietiging van het vonnis en een verklaring voor recht dat de huurders tekortgeschoten zijn in hun huurrechtelijke verplichtingen. Het hof overweegt dat de eiswijziging betekend had moeten worden aan de huurders, omdat dit een wezenlijke wijziging van de vordering inhoudt. Het hof biedt SSHN de gelegenheid om de eiswijziging alsnog te betekenen aan de huurders, en verwijst de zaak naar de rol van 2 december 2025 voor overlegging van het betekeningsexploot. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.330
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen: 10975299
arrest van 4 november 2025
in de zaak van
Stichting SSHN (hierna: SSHN)
die is gevestigd in [vestigingsplaats1]
advocaat: mr. P. Eymaal
en

1.[geïntimeerde1] (hierna: [geïntimeerde1] )

2. [geïntimeerde2] (hierna: [geïntimeerde2] )

3. [geïntimeerde3] (hierna: [geïntimeerde3] )

4. [geïntimeerde4] (hierna: [geïntimeerde4] )

5. [geïntimeerde5] (hierna: [geïntimeerde5] )

6. [geïntimeerde6] (hierna: [geïntimeerde6] )

die wonen in [woonplaats]
hierna samen: de huurders
niet verschenen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
SSHN heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, (hierna: de kantonrechter) op 27 september 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven, tevens wijziging van eis
  • een akte van SSHN
1.2.
De huurders zijn niet verschenen en tegen hen is verstek verleend. Het hof heeft arrest bepaald op heden.

2.Toelichting op de beslissing van het hof

2.1.
De huurders huren van SSHN, ieder voor zich, een kamer in een pand in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). Bij de kantonrechter heeft SSHN - kort gezegd - ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van het gehuurde gevorderd en daarnaast veroordeling van elk van de huurders tot betaling van een bedrag van € 2.500,-. De kantonrechter heeft deze vorderingen van SSHN afgewezen.
2.2.
De eis van SSHN, zoals geformuleerd bij dagvaarding in appel, luidt:
“op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het aan het Gerechtshof behage, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
te vernietigen het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
a.
toe te wijzen de in eerste aanleg afgewezen vorderingen van appellante jegens geïntimeerden onder I (ontbinding huurovereenkomsten woonruimte) en II (ontruiming) zoals vermeld in de inleidende dagvaarding van 20 februari 2024.”
2.3.
Bij memorie van grieven heeft SSHN haar eis gewijzigd. Zij vordert nu vernietiging van het vonnis en voor iedere huurder afzonderlijk een verklaring voor recht dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van zijn huurrechtelijke verplichtingen.
2.4.
SSHN heeft in een akte toegelicht dat zowel zij als de huurders zich op het standpunt stellen dat de eiswijziging in de memorie van grieven als een eisvermindering moet worden gezien, omdat de verklaring voor recht minder vergaande consequenties met zich kan brengen dan de oorspronkelijke eis van ontbinding en ontruiming. Als er sprake zou zijn van een eiswijziging dan moet in beginsel betekening van de gewijzigde eis aan geïntimeerden plaatsvinden. Dat is hier niet gebeurd, omdat volgens SSHN buiten de procedure om met de huurders, met bijstand van hun advocaat, is afgesproken wat de inzet van het hoger beroep zou zijn, de advocaten gelijktijdig een afschrift van het processtuk hebben gekregen en de huurders blijven kiezen voor het verstek laten gaan na het lezen daarvan. Het belang dat het voorschrift van betekening beoogt te beschermen, is dus reeds gediend en het niet betekenen scheelt tijd en kosten, aldus SSHN.
2.5.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het in de artikelen 130 lid 1 jo. 353 lid 1 Rv besloten uitgangspunt mag SSHN de (grondslag van de) eis bij de memorie van grieven (schriftelijk) wijzigen, maar tegen de in beroep niet verschenen huurders is dat volgens de artikelen 130 lid 3 jo. 353 lid 1 Rv uitgesloten, tenzij SSHN de eiswijziging (tijdig) bij exploot aan SSHN kenbaar heeft gemaakt. Het hof is het niet met SSHN eens dat hier sprake is van een eisvermindering, zodat betekening niet nodig zou zijn. Toewijzing van de gewijzigde vordering van SSHN leidt namelijk tot een geheel ander dictum dan toewijzing van het bij appeldagvaarding gevorderde door SSHN. Er is dus sprake van een eiswijziging die betekend had moeten worden aan de huurders. Dat de huurders volgens SSHN op de hoogte zouden zijn van de gewijzigde eis, maakt dit niet anders. Het hof zal SSHN, zoals zij heeft verzocht, alsnog de gelegenheid bieden om de eiswijziging aan de huurders te betekenen omdat dit niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. [1] Het hof zal de zaak naar de roldatum van 2 december 2025 verwijzen voor overlegging door SSHN van dit betekeningsexploot.
2.6.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 2 december 2025 voor het overleggen door SSHN van de hiervoor onder 2.5 vermelde stukken;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, C. Hoogland en D.M.A. Bij de Vaate en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 november 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1426.