ECLI:NL:GHARL:2025:6808

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
21-005299-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere vergoeding voor ondergaan voorarrest en verzoek tot vergoeding kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken tot vergoeding van kosten en schade in het kader van een strafzaak. Verzoeker, die in 2016 werd aangehouden en in voorlopige hechtenis werd genomen, heeft 219 dagen in voorarrest doorgebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de voorlopige hechtenis onrechtmatig was, wat aanleiding gaf om een hogere vergoeding toe te kennen dan gebruikelijk. De verzoeken zijn behandeld in een openbare raadkamer op 21 oktober 2025, waar de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker, mr. J. Kuijper, aanwezig waren. Het hof heeft de verzoeken tot vergoeding van rechtsbijstand voor de aangifte en artikel 12 Sv-procedure afgewezen, maar de kosten voor rechtsbijstand in het kader van het getuigenverhoor en de procedure in hoger beroep zijn toegewezen. De totale vergoeding die aan verzoeker is toegekend bedraagt € 41.860,40. Het hof heeft zich onbevoegd verklaard voor de kosten van mr. Kuijper en heeft de overige verzoeken gedeeltelijk toegewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de onrechtmatigheid van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005299-22
AV-nummer: 000399-25 en 0400-25
Uitspraak d.d.: 4 november 2025
Beslissing van de meervoudige raadkamer op de verzoeken ex artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te - volgens de advocaat - [geboorteplaats 1] ( [geboorteland 1] ) en volgens de SKDB: te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland 2] ),
woonplaats kiezende [adres] , ten kantore van zijn advocaat mr. J. Kuijper,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen verzoeker, te weten:
- 3 dagen inverzekeringstelling ad € 130,00 × factor 3 € 1.170,00
- 216 dagen huis van bewaring ad € 100,00 × factor 3 € 64.800,00
- kosten rechtsbijstand mr. Kuijper (aangifte / art. 12-procedure) € 6.325,00
- kosten rechtsbijstand mr. Balemans (advies getuigenverhoor OvJ) € 1.089,00
- kosten rechtsbijstand mr. Van ’t Hullenaar (hoger beroep) € 6.050,00
- reiskosten zittingen Rb 2018 (556 km × 4 dagen × € 0,19) € 422,56
- reiskosten zittingen Hof 2018/2019 (556 km × 6 dagen × € 0,19) € 633,84
- kosten indienen en behandelen van het verzoekschrift
€ 4.993,55+
Totaal: € 85.483,95
Het hof heeft de verzoeken behandeld in openbare raadkamer van 21 oktober 2025, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en mr. J. Kuijper, voornoemd.
Beoordeling van de verzoeken
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken. Bij onherroepelijk arrest van dit hof van 22 januari 2025, parketnummer 21-005299-22, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Verzoeker heeft vervolgens de verzoekschriften op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
Uit de stukken volgt dat verzoeker op 13 december 2016 is aangehouden en diezelfde dag is verzoeker in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is door de raadkamer van de rechtbank opgeheven per 19 juli 2017. Verzoeker heeft daarmee 219 dagen in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 dagen in een politiecel en 216 dagen in een huis van bewaring. Verzoeker heeft ten gevolge van deze detentie schade geleden.
Standpunt verzoeker
Namens verzoeker is verzocht om de forfaitaire vergoeding voor het voorarrest te vermenigvuldigen met een factor 3. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat tegen de voortzetting van de voorlopige hechtenis steeds gemotiveerd is aangevoerd dat ernstige bezwaren ontbreken. Vanaf het begin rustten die ernstige bezwaren namelijk op onjuiste en onbetrouwbare informatie, steeds ingebracht door de officier van justitie, die kennis droeg van het feit dat die informatie onjuist en onbetrouwbaar was, vlak voor het moment dat de rechter over de voorlopige hechtenis had te beslissen. In het arrest van het hof is ook opgenomen dat de officier van justitie daarmee het risico heeft genomen dat de rechtbank en het hof ‘op het verkeerde been zouden worden gezet’. Het hof heeft vastgesteld dat daarmee een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Dat geen schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft plaatsgevonden, neemt niet weg dat de beslissingen tot voorlopige hechtenis en de verleningen daarvan zijn genomen op onjuiste gronden. Nu de voorlopige hechtenis onrechtmatig was, levert dit wel degelijk een bijzondere omstandigheid op. Daarmee zijn billijkheidsgronden aanwezig voor het toekennen van een hogere vergoeding dan de vergoeding die normaliter bij een rechtmatige voorlopige hechtenis wordt toegekend.
Met betrekking tot de kosten rechtsbijstand verricht ten behoeve van de aangiften en de artikel 12 Sv-procedure, is - kort gezegd - aangevoerd dat deze kosten kunnen worden beschouwd als te zijn gemaakt in het kader van het rechtsgeding en daarmee rechtstreeks samenhangen. Het is dan ook billijk deze kosten te vergoeden. De nota van mr. Balemans ziet op werkzaamheden die zijn verricht in het kader van het getuigenverhoor van de officier van justitie op de zitting in hoger beroep van 13 juni 2019. Het betreft ondersteuning in de voorbereiding op het verhoor. Verder is verzocht de kosten voor de opstelling, indiening en behandeling van de verzoekschriften te vergoeden zoals vermeld in de overgelegde factuur van 21 oktober 2025. Daarbij is aangevoerd dat het tegenspreken van het schriftelijk advies van de advocaat-generaal, het bijwonen van de zitting en het opstellen van een pleitnota meer tijd in beslag heeft genomen dan gebruikelijk in dit soort kwesties. Zeker nu het gaat om principiële argumenten die een bestudering van jurisprudentie vereisen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat met de in raadkamer gegeven toelichting van de advocaat de verzoeken voor toewijzing in aanmerking komen.
Beoordeling hof verzoek ex artikel 533 Sv
Het hof is van oordeel, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker ter zake van immateriële schade een schadevergoeding toe te kennen. Het hof neemt hierbij als uitgangspunt de gebruikelijk hiervoor gehanteerde tarieven, te weten € 130,00 per dag in verzekering op een politiebureau doorgebracht en € 100,00 per dag in een huis van bewaring doorgebracht.
In het arrest van 22 januari 2025 heeft het hof - kort samengevat - overwogen dat de officier van justitie met betrekking tot (het voortduren van) de voorlopige hechtenis van verzoeker, tot twee keer toe een voor het openbaar ministerie gunstige beslissing heeft willen bewerkstellingen door, telkens op cruciale momenten, te weten op momenten dat de ernstige bezwaren in het kader van de voorlopige hechtenis moesten worden getoetst, informatie in te brengen waarvan aan de juistheid en volledigheid daarvan kon worden getwijfeld. In dit optreden van het openbaar ministerie, dat gekenmerkt wordt door een gebrek aan openheid en transparantie met betrekking tot de ernstige bezwaren, ziet (de raadkamer van) het hof aanleiding om in verband met immateriële schade een hogere vergoeding dan de forfaitaire vergoeding toe te kennen, door deze vergoeding te vermenigvuldigen met de factor 1,5. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat, op het moment dat door het openbaar ministerie enige openheid van zaken werd gegeven, de voorlopige hechtenis van verzoeker direct is opgeheven. Het hof ziet geen gronden van billijkheid om een (nog) hogere vergoeding toe te kennen. Het meer of anders verzochte wordt daarom afgewezen.
Beoordeling hof verzoek ex artikel 530 Sv
Verzoeken om vergoeding van kosten en schade moeten worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd vervolgd of anders het laatst werd vervolgd (artikel 529, tweede lid, Sv).
Op grond van de stukken van het dossier en het verhandelde in raadkamer stelt het hof vast dat door verzoeker aangifte is gedaan tegen een aantal politie- en justitiefunctionarissen en dat naar aanleiding daarvan er strafrechtelijk onderzoek is gedaan naar een eventuele overtreding van de artikelen 207 en 225 van het Wetboek van Strafrecht. De op basis van dat onderzoek genomen vervolgingsbeslissingen zijn vervolgens aanleiding geweest voor het indienen van een klacht ex artikel 12 Sv. Deze klacht is door het gerechtshof te Amsterdam ongegrond verklaard.
Op basis van deze informatie moet het ervoor worden gehouden dat het Gerechtshof Amsterdam het gerecht is waar de procedure ten aanzien van de aangifte en artikel 12 Sv-klacht is beëindigd. Het hof deelt niet het standpunt van verzoeker dat de kosten voor rechtsbijstand in het kader van artikel 12 Sv-procedure in het onderhavige verzoek kunnen worden beoordeeld. De kaders waarin een dergelijk verzoek kan worden gedaan is weergegeven in arresten van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BX5566 en ECLI:NL:HR:2015:2756. Het hof ziet geen reden om van die jurisprudentie af te wijken.
Het hof acht zich daarom niet bevoegd over het verzoekschrift te oordelen voor zover dat betrekking heeft op de kosten rechtsbijstand van mr. Kuijper in het kader van de aangifte en artikel 12 Sv-procedure. Dit nog los van de vraag of het verzoek met betrekking tot deze kosten tijdig is ingediend en of de kosten van verzoeker (als klager) in die procedure onder het bereik van artikel 530 Sv vallen.
De kosten rechtsbijstand gemaakt in het kader van het getuigenverhoor (mr. Balemans) en voor de procedure in hoger beroep (mr. Van ’t Hullenaar) komen voor vergoeding in aanmerking en zullen worden toegewezen zoals verzocht.
De reiskosten van verzoeker voor het bijwonen van de zittingen bij de rechtbank en het hof komen voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het gegeven dat verzoeker ten tijde van de zittingen woonachtig was in België acht het hof het redelijk om, in afwijking van de gebruikelijke vergoeding op basis van openbaar vervoer tweede klasse, de reiskosten te vergoeden op basis van een kilometervergoeding. Dit brengt mee dat het hof de reiskosten zal vergoeden zoals is verzocht.
Met betrekking tot de verzochte vergoeding voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoeken overweegt het hof het volgende. Gebruikelijk is dat slechts één keer een vergoeding wordt toegekend voor gelijktijdig ingediende en behandelde verzoeken. Het hof ziet geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Ook bestaat geen aanleiding een hogere vergoeding toe te kennen dan de hiervoor landelijk gehanteerde uitgangspunten. Niet gebleken is dat sprake is van dermate ingewikkelde of omvangrijke verzoeken als gevolg waarvan de advocaat aanzienlijk meer tijd dan gebruikelijk aan het indienen en/of de behandeling van de verzoeken heeft moeten besteden dan geacht kan worden te zijn begrepen in de gebruikelijk toe te kennen bedragen. Daarbij wordt ten behoeve van de advocaat erop gewezen dat een dergelijk verzoekschrift volgens de wet te allen tijde, dus ongeacht de inhoud van het door de advocaat-generaal vooraf ingenomen schriftelijk standpunt, op een zitting dient te worden behandeld. Het bovenstaande brengt mee dat het hof voor de indiening en behandeling van de verzoeken een bedrag van € 680,00 zal toekennen.
Conclusie
Met inachtneming van het bovenstaande zal het hof aan verzoeker de volgende vergoeding toekennen:
- immateriële schade voorarrest € 32.985,00
3 dagen politiecel ad € 130,00 × 1,5
216 dagen huis van bewaring ad € 100,00 × 1,5
- kosten rechtsbijstand mr. Balemans € 1.089,00
- kosten rechtsbijstand mr. Van ’t Hullenaar € 6.050,00
- reiskosten bijwonen zittingen € 1.056,40
- kosten indienen en behandeling verzoek
€ 680,00+
Totaal € 41.860,40
BESLISSING
Het hof:
Verklaart zich onbevoegd te beslissen op het verzoekschrift voor zover dat betrekking heeft op de kosten rechtsbijstand van mr. Kuijper (aangifte / art. 12-procedure).
Kent toe aan verzoeker [verzoeker] een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 41.860,40 (éénenveertigduizend achthonderdzestig euro en veertig cent).
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van Stichting Derdengelden Aves Advocaten, onder vermelding van " [verzoeker] - schadevergoeding/JK/br.sgleeuwarden.530/533 Sv".
Aldus gegeven door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. A. Meester en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van E.J. Swart, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 4 november 2025 ter openbare zitting uitgesproken.