In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder de aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2022, opgelegd door de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, gehandhaafd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, die € 222 bedroeg en gebaseerd was op drie vervuilingseenheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten en gelastte het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
In hoger beroep was de kern van het geschil of de derde vervuilingseenheid van € 74 mag worden geïnd. Belanghebbende stelde dat de wettelijke regeling van artikel 122h van de Waterschapswet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof oordeelde dat het onderscheid tussen één- en meerpersoonshuishoudens niet zonder redelijke grond is en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Het Hof merkte op dat, zelfs als de discriminatie van tweepersoonshuishoudens niet gerechtvaardigd zou zijn, dit niet automatisch betekent dat de aanslag verminderd moet worden.
Het Hof concludeerde dat belanghebbende geen grieven had aangevoerd tegen de aanslag en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van het griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.