Uitspraak
1.[appellant1]
1.Rabo Direct Financiering B.V.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak en de vaststaande feiten
Reden van de opname is uw betrokkenheid bij Kredietfraude, hiervan is aangifte gedaan bij de politie.”
3.De procedure bij de rechtbank en het geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van het hof
verduidelijking te verschaffen omtrent bepaalde documentatie’ waarbij deze mogelijk zonder zijn toestemming informatie met hen heeft gedeeld. Vervolgens verzoekt [appellant1] [naam1] in die mail met klem geen informatie over hem of over het geschil in kwestie te delen zonder zijn toestemming. In zijn reactie van 22 juli 2024 verzekert [naam1] [appellant1] geen contact te hebben gehad en/of geen informatie te hebben gedeeld met de advocaten van Rabobank over de zaak, dat hij gebonden is aan tuchtrechtelijke regels die daaraan in de weg staan en dat hij ook niet als getuige kan optreden in de zaak. [appellanten] hebben ook nog een e-mail gedateerd 13 december 2022 overgelegd van [naam1] . Daaronder staat een e-mail van [appellant1] van 9 december 2022 waarin hij verzoekt om een schriftelijke uiteenzetting over diverse aspecten van het kort geding van augustus 2017, waaronder de vermeende erkenning van fraude. [7] In de e-mail van [naam1] staat ‘
Zie bijlage. Deze brief is ook per aangetekende post verstuurd.’
Zie bijlage. Deze brief is ook per aangetekende post verstuurd.’) nog niet dat hij toen een brief heeft bijgevoegd met dezelfde inhoud als de Brief. In de door [appellanten] overgelegde e-mailwisseling is ook – buiten de tekst van de e-mail – niet zichtbaar dat er een bijlage bij de e-mail van [naam1] zat en welke benaming die bijlage had. Ten overvloede constateert het hof dat niet goed verklaarbaar is dat [appellanten] die e-mailwisseling uit december 2022 niet al hebben overgelegd bij de eerste gelegenheid ná de memorie van antwoord, waarin de echtheid van de Brief al werd betwist. Het valt het hof bovendien op dat [appellant1] in zijn e-mail van 12 juli 2024 aan [naam1] onder meer schrijft (met onderstreping door het hof): “
Tijdens de mondelinge behandeling eerder deze week bij het hof, hebben de advocaten van Rabobank verklaard dat zij eerder dit jaar contact met u hebben gezocht. Zij stelden dat u gevraagd wasom verduidelijking te verschaffen omtrent bepaalde documentatie, en om te bevestigen dat er van mijn zijde geen erkenning van enige aansprakelijkheid heeft plaatsgevonden.”. Als [naam1] de Brief inderdaad zelf zou hebben geschreven, had het voor de hand gelegen dat [appellant1] de Brief met datum concreet aan [naam1] had genoemd. Dan zou het voor [naam1] ook meteen duidelijk zijn waar het bericht van [appellant1] betrekking op had. Het niet expliciet vermelden van de Brief door [appellant1] in zijn bericht versterkt de overtuiging van het hof dat de Brief niet van [naam1] afkomstig is en dat [appellant1] de Brief heeft vervalst.
” [appellanten] betwisten de (…) echtheid van de in Productie XI opgenomen e-mails. [appellanten] merken op dat het e-mailadres van de afzender niet van hem afkomstig is. [appellanten] maken geen gebruik van het e-mailadres ' [naam2] @hotmail.com'. [appellanten] gebruiken het email-adres [appellant1] @hotmail.com'
, waarmee ook gecorrespondeerd is tussen partijen.”
Opvallend is eveneens dat in de door Rabobank overgelegde klantgegevens het e-mailadres van [appellant1] - [appellant1] @hotmail.com - staat aangegeven. Rabobank heeft nimmer middels voormeld e-mailadres met [appellant1] gecommuniceerd. Rabobank gebruikte het e-mailadres: [naam2] @hotmail.com.”