ECLI:NL:GHARL:2025:4627

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
200.352.520/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en wijziging zorgregeling in het belang van de kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de zorgregeling van de minderjarige kinderen van de partijen, die in 2024 zijn gescheiden. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beëindiging van het gezamenlijk gezag en de wijziging van de zorgregeling, die door de rechtbank Gelderland was vastgesteld. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het gezag over de kinderen alleen gekregen, wat volgens het hof noodzakelijk is om te voorkomen dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen in een conflict tussen de ouders terechtkomen, wat hun ontwikkeling bedreigt. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden, maar het hof heeft dit advies niet gevolgd. De zorgregeling is gewijzigd, waarbij de kinderen om het weekend bij de vader verblijven en in de zomervakantie één week bij hem doorbrengen. De ouders zijn verplicht om samen te werken in het belang van de kinderen, maar het hof heeft benadrukt dat de moeder de vader moet betrekken bij beslissingen over de kinderen, ondanks de spanningen tussen hen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.352.520
(zaaknummer rechtbank Gelderland 420283)
beschikking van 24 juli 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K.G.A.C. Scheper,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 juni 2024 en 20 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 20 december 2024 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 maart 2025;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Ter Avest met productie(s) van 8 mei 2025;
- een journaalbericht van mr. Ter Avest van 8 juni 2025 met producties;
- een journaalbericht van mr. Schepers van 5 juni 2025 met producties.
2.2
De minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening over hun situatie kenbaar te maken, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling in deze procedure en de procedure over de ondertoezichtstelling (zaaknummer 200.352.517) heeft op 18 juni 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder bijgestaan door haar advocaat,
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (verder ook: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2024 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 juni 2024 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [plaats1] ,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 te [plaats2] , en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2019 te [plaats3] ,
over wie zij tot de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden.
De vader is niet de biologische vader van [de minderjarige1] .
3.3
De vader en de moeder hebben beiden kinderen uit eerdere relaties. De vader heeft nog drie oudere kinderen. Twee meerderjarige kinderen van 25 en bijna 23 jaar en nog een minderjarige zoon [de minderjarige4] , hij is 14 jaar. De moeder heeft nog een zoon [de minderjarige5] , hij is 17 jaar.
3.4
Bij beschikking van 8 juni 2023 van de rechtbank Gelderland zijn de kinderen van partijen voorlopig toevertrouwd aan de moeder en heeft de moeder het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de op het perceel aanwezige (bij)gebouwen gekregen. Er is een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen van partijen een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven en er is een regeling voor de vakanties en feestdagen vastgesteld. De ouders zijn via het Uniform hulpaanbod verwezen naar hulpverlening.
3.5
In voormelde tussenbeschikking van 19 juni 2024 is niet alleen de echtscheiding uitgesproken, maar is – voor zover in deze procedure van belang - ook een onderzoek door de raad gelast en bepaald dat de kinderen van partijen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Er is verder een voorlopige zorgregeling met de vader vastgesteld. Bepaald is dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om het weekend (in het weekend dat [de minderjarige4] ook bij de vader is) van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven en ook is een vakantieregeling vastgesteld. [de minderjarige1] mag aansluiten bij deze regeling als zij dat zelf wil.
3.6
De raad heeft het onderzoek uitgebreid naar een beschermingsonderzoek en op 19 november 2024 een rapport uitgebracht. De raad heeft op 20 november 2024 een verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen van partijen bij de rechtbank ingediend.
3.7
Bij beschikking van 20 december 2024 van de rechtbank Gelderland heeft de kinderrechter het verzoek van de raad om de kinderen van partijen onder toezicht te stellen van de gezinsvoogdijinstelling Jeugdbescherming Gelderland afgewezen. De vader is het hiermee niet eens en heeft tegen deze beschikking ook hoger beroep ingesteld (zaaknummer 200.252.517).

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechter het gezamenlijk gezag van partijen over hun kinderen beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan het gezag alleen over hen uitoefent. Daarnaast is de zorgregeling gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven, waarbij [de minderjarige1] mag aansluiten als zij zelf wil.
4.2
De vader is het niet eens met de beëindiging van zijn gezag en wil dat er in het kader van de zorgregeling ook een vakantieregeling wordt vastgesteld. Hij komt daarom in hoger beroep.
De vader verzoekt het hof om (uitvoerbaar bij voorraad) de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij het gezag over de kinderen van partijen alleen uitoefent alsnog af te wijzen en daarnaast een regeling voor de vakanties en feestdagen vast te stellen overeenkomstig de door hem in het verzoekschrift voorgestelde verdeling van de vakanties en feestdagen, althans een verdeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling ligt voor het gezag over de kinderen en de zorg- dan wel omgangsregeling tussen de kinderen en de vader.
Advies raad.
5.2
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep het hof geadviseerd over het gezag en de omgang en ook over de door de vader in de zaak onder nummer 200.252.517 verzochte ondertoezichtstelling.
5.3
De raad heeft toegelicht dat het advies in eerste aanleg bij de rechtbank moet worden gezien als een gecombineerd advies. Indien de ouders gezamenlijk belast zouden blijven met het gezag dan zouden zij in het traject solo-parallel-ouderschap kunnen werken aan verbetering van de situatie. Met een ondertoezichtstelling van de kinderen erbij zou moeten worden bekeken welke hulp voor de kinderen kan worden ingezet. Gevolgd moest worden hoe de kinderen hun ervaringen met langdurig huiselijk geweld (schelden, ruzies tussen de ouders) verwerken.
5.4
De raad merkt op dat ondanks dat de moeder sinds de bestreden beschikking het gezag alleen heeft, de strijd tussen de ouders door lijkt te gaan. Het maken van afspraken - bijvoorbeeld over de omgangsregeling in de zomervakantie - gaat moeizaam. Positief is dat de zorgregeling voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] rustig wordt uitgevoerd, maar het contact tussen de vader en [de minderjarige1] is nog niet hersteld. De raad adviseert de huidige omgangsregeling voort te zetten, maar daarnaast ook een vakantieregeling vast te stellen.
5.5
[de minderjarige1] heeft hulpverlening vanuit [naam1] , de hulp voor [de minderjarige2] staat on-hold en voor [de minderjarige3] is er geen hulpverlening nodig volgens de moeder. Deze stellingen van de moeder ten aanzien van hulpverlening voor de kinderen kan de raad niet verifiëren. In de beschikking over de ondertoezichtstelling heeft de kinderrechter overwogen dat de ouders meewerken aan hulpverlening. Er was toen hulp vanuit [naam2] en het solo-parallel-ouderschapstraject, maar dat ligt nu dus anders.
De hulp voor de moeder vanuit het traject is op dit moment ook slechts stand-by. Sinds de bestreden beschikking is er veel gebeurd en de raad heeft dit niet nader onderzocht. Dit maakt het geven van een advies lastig.
5.6
De vertegenwoordiger namens de raad heeft tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep contact gehad met de voormalige raadsonderzoekers in deze kwestie. De raad blijft bij zijn oorspronkelijke advies en adviseert het gezamenlijk gezag in stand te laten (de bestreden beschikking op dit punt dus te vernietigen). Daarnaast is ook een ondertoezichtstelling van de kinderen nodig. De kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd en er moet alles aan worden gedaan om dat weg te nemen. Zij hebben duidelijkheid nodig en moeten geen last hebben van de strijd tussen de ouders en de juridische procedures die tussen de ouders worden gevoerd. De doelen voor de ondertoezichtstelling heeft de raad omschreven in zijn rapport. Het belang bij een neutrale derde is groot. Ook wanneer het hof het eenhoofdig gezag van de moeder in stand zal laten. De vader kan in die situatie als ouder zonder gezag betrokken worden, want dat lijkt nu door de moeder niet altijd voldoende te gebeuren.
Meer subsidiair is de raad bereid om aanvullend onderzoek te verrichten. De raad wil dan bekijken hoe de hulpverlening de afgelopen acht maanden is verlopen en zal met de kinderen spreken over hoe het met ze gaat en of ze verschil merken ten opzichte van de oude situatie.
Juridisch kader gezag
5.7
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Oordeel van het hof
5.8
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat bij gezamenlijk gezag van de ouders er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen van partijen klem of verloren raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin de komende tijd voldoende verbetering zal komen. Het hof legt hierna uit waarom.
5.9
Er is jarenlang sprake geweest van veel ruzies tussen de ouders en huiselijk geweld in het gezin. De ouders zijn onvoldoende in staat om te overleggen over de kinderen. Uit de recente mailwisselingen tussen partijen en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door partijen is gesteld en gezegd, blijkt dat de ouders nog steeds naar elkaar wijzen en hun eigen aandeel in de strijd die zij tegen elkaar voeren niet goed kunnen zien. De ouders praten beiden over “mijn kinderen”, de moeder blijft bij iedere stelling vermelden dat volgens haar sprake was en nog steeds is van intieme terreur en de vader wil zelf hulpverlening kunnen inschakelen en “dingen kunnen regelen” waar de moeder het mogelijk niet mee eens is. De ouders zullen bij gezamenlijk gezag de discussies over beslissingen die voor de kinderen genomen moeten worden nog groter maken dan nu al het geval is. Gezamenlijk gezag is daarom naar het oordeel van het hof niet uitvoerbaar. Beslissingen kunnen dan niet voortvarend genoeg worden genomen en de kinderen zullen volledig klem komen te zitten tussen de ouders.
Daar komt bij dat de moeder zwaar belast is. Zij is de hoofdverzorger van vier kinderen en werkt daarnaast mede door de hevige echtscheidingsstrijd tussen partijen, noodgedwongen meer dan fulltime in haar eigen onderneming en daarnaast nog voor diverse opdrachtgevers. Gelet op de houding van beide ouders, is het risico groot dat de moeder overbelast raakt door het overleg en de meningsverschillen met de vader over de kinderen bij gezamenlijk gezag. De situatie dat de moeder het gezag alleen heeft leidt naar het oordeel van het hof in ieder geval tot meer rust voor de kinderen en de moeder en minder strijd tussen de ouders.
De jaren voor het uiteengaan van partijen was sprake van een relatie met een ongezonde dynamiek en het kan niet anders dan dat de kinderen hierdoor beschadigd zijn geraakt. De kinderen worden daarom in hun ontwikkeling bedreigd. Het hof wijst vanwege de bedreigde ontwikkeling van de kinderen in de zaak onder nummer 200.352.517 het verzoek van de vader om de kinderen onder toezicht te stellen toe. Indien de moeder alleen is belast met het gezag, voorkomt dit dat de jeugdbeschermer steeds moet bemiddelen tussen de ouders bij beslissingen over praktische zaken. De jeugdbeschermer moet zich vooral kunnen richten op wat de kinderen nodig hebben.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent over de kinderen daarom bekrachtigen.
5.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing over het gezag moet worden bekrachtigd, maar het hof wil de ouders daarbij wel een aantal kanttekeningen meegeven.
Het hof ziet dat de moeder de vader op dit moment nauwelijks betrekt bij het nemen van beslissingen voor de kinderen. Hoewel deze gang van zaken enigszins begrijpelijk is vanuit de moeder gezien, omdat zij bang is voor discussies en verzoeken van de vader om aanvullende informatie, is het in het belang van de kinderen dat zij twee betrokken ouders hebben. De jeugdbeschermer kan de vader naar zijn mening vragen over beslissingen die voor de kinderen moeten worden genomen en deze mening meenemen in de besluitvorming.
De jeugdbeschermer zal vanuit het belang van de kinderen gaan onderzoeken of er hulpverlening nodig is voor de kinderen en kennis nemen van de situatie bij beide ouders.
Juridisch kader zorgregeling
5.11
De rechter kan op verzoek van een van de ouders al dan niet voor bepaalde tijd een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen. Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 BW en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. Op de ouder die met het gezag is belast, rust ingevolge artikel 1:247 lid 3 BW de verplichting om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:748).
Oordeel van het hof
5.12
Het hof is van oordeel dat de huidige omgangsregeling van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] met de vader (om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school) moet worden voortgezet. De ouders hebben niets aangevoerd waaruit valt af te leiden dat de huidige regeling niet in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is.
De rechtbank heeft geen vakantieregeling vastgesteld, omdat naar het oordeel van de rechtbank eerst duidelijk moest worden of de weekendregeling goed kon worden uitgevoerd. Nu de weekendregeling al een half jaar wordt uitgevoerd en redelijk goed verloopt, is het hof van oordeel dat het in het belang is van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] dat de omgang wordt uitgebreid met een vakantieregeling, zoals de raad ook heeft geadviseerd. Het is wenselijk voor de kinderen dat zij ook een paar vakantiedagen met hun vader kunnen doorbrengen. De kinderen hebben gedurende het onderzoek vorig jaar aan de raad ook verteld dat zij dat graag willen. Het verblijf en de invulling bij de vader zal tijdens vakantiedagen meer ontspannen zijn en dat is waardevol. De uitbreiding in de vakanties moet wel rustig worden opgebouwd.
Uit de recente stukken in deze procedure blijkt dat de ouders in de zomervakantie met het oog op de vakantie van de moeder een paar weekenden hebben geruild en dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in augustus drie weekenden achtereenvolgend bij de vader zullen verblijven. Het hof zal bepalen dat de kinderen om te beginnen dit jaar in de zomervakantie in augustus één week bij de vader verblijven. Concreet - rekening houdend met het weekend aan het eind en het begin van de week - dienen de kinderen naar het oordeel van het hof van vrijdag 15 augustus 2025 tot en met maandagmorgen 25 augustus 2025 bij de vader te verblijven. Vervolgens zullen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ieder jaar één week van de kerstvakantie (te starten met de komende kerstvakantie) en twee weken in de zomervakantie (vanaf 2026) bij de vader verblijven.
Partijen zijn het er over eens dat voor [de minderjarige1] net als in de bestreden beschikking moet worden bepaald dat zij kan aansluiten bij de omgang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wanneer zij dat wil.
Het hof zal de omgangsregeling ten aanzien van de weekendregeling voor [de minderjarige1] daarom bekrachtigen, maar wel aanvullen in die zin dat ook voor de vakantieregeling geldt dat [de minderjarige1] kan aansluiten bij de omgang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wanneer zij dat wil. Om onduidelijkheid te voorkomen zal het hof de volledige omgangsregeling opnemen in de beslissing.
5.13
Belangrijk is dat de jeugdbeschermer de uitvoering van het contact tussen de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] gaat monitoren en onderzoekt of eventuele verdere uitbreiding van het contact met name tijdens de vakanties en feestdagen wenselijk is. De jeugdbeschermer kan de ouders ook adviezen dan wel instructies geven bij een eventueel herstel van het contact tussen de vader en [de minderjarige1] . Het hof heeft de indruk dat de vader hierin kansen heeft laten liggen. Wanneer hij graag wil dat het contact hersteld wordt, zal hij initiatieven moeten blijven nemen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 20 december 2024 ten aanzien van de beëindiging van het gezag en de weekendregeling en vernietigt deze beschikking ten aanzien van de vakantieregeling, en in aanvulling daarop opnieuw beschikkende:
bepaalt als omgangsregeling:
- dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven;
- dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in de zomervakantie 2025 één vakantie week bij de vader doorbrengen, aansluitend bij twee al afgesproken omgangsweekenden, van vrijdag 15 augustus 2025 tot en met maandagmorgen 25 augustus 2025;
- dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] vervolgens gedurende de schoolvakanties in ieder geval één week in de kerstvakantie en twee weken in de zomervakantie (vanaf 2026) bij de vader verblijven;
- waarbij [de minderjarige1] mag aansluiten als zij zelf wil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs., I.A. Vermeulen, K.A.M. van Os-ten Have en M. Kemmers, bijgestaan door de griffier, en is op 24 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.