In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheiding en de daarbij behorende partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 oktober 2024, waarin de echtscheiding was uitgesproken en een convenant en ouderschapsplan waren vastgesteld. De vrouw verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een zorgregeling en partneralimentatie vast te stellen. De man, verweerder in hoger beroep, voerde verweer en vroeg het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, onder verwijzing naar een akte van berusting die de vrouw had ondertekend. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat de akte van berusting ondubbelzinnig was, waardoor de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. Tevens werd de vrouw veroordeeld in de proceskosten van de man, die op € 2.428,- voor salaris van de advocaat en € 349,- voor griffierecht werden vastgesteld. De beschikking is uitgesproken in het openbaar door mr. De Boer, in aanwezigheid van de griffier.