In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [naam1] Beheer B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2023, waarin de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2017, waarbij een belastbaar bedrag van € 85.199 was vastgesteld. De Inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot € 63.653. Daarnaast is er een verzuimboete opgelegd voor het jaar 2018 van € 2.757, die later is verminderd tot € 500. Belanghebbende stelt dat de rekening-courantvordering op de directie tot nihil had moeten worden afgewaardeerd en dat de Inspecteur zich schuldig heeft gemaakt aan ambtsmisbruik en knevelarij. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aan haar bewijslast heeft voldaan en dat de aanslag Vpb 2017 niet te hoog is vastgesteld. De verzuimboete wordt ook bevestigd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. Het Hof wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar kent wel een vergoeding van immateriële schade toe vanwege de lange duur van de procedure.