ECLI:NL:GHARL:2025:396

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
200.327.965/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting na non-conformiteit vloerverwarming

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een schadebegroting na non-conformiteit van een geïnstalleerde vloerverwarming door Ketelaar Installatie Service B.V. De zaak is gestart door Ketelaar, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat de vloerverwarming niet voldeed aan de verwachtingen van de geïntimeerde, die als eiseres optrad. Het hof heeft in een tussenarrest van 10 september 2024 vastgesteld dat de tekortkomingen aan Ketelaar kunnen worden toegerekend, waardoor deze schadeplichtig is. Het hof heeft vervolgens de schadebegroting behandeld en vastgesteld dat Ketelaar nog een bedrag van € 30.724,24 aan de geïntimeerde moet betalen, na verrekening van eerder betaalde bedragen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd, maar ook enkele beslissingen vernietigd, waaronder de verwijzing naar de schadestaatprocedure. De proceskosten zijn toegewezen aan de geïntimeerde, en het hof heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.327.965/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, 9934883
arrest van 28 januari 2025
in de zaak van
Ketelaar Installatie Service B.V.,
die is gevestigd in Hilversum,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
Ketelaar,
advocaat: mr. J. Jelsma in Heerenveen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
die bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. T. Steenbeek in Tilburg.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Na het tussenarrest van 10 september 2024 [1] (hierna: het tussenarrest) hebben partijen de volgende stukken overgelegd:
  • de akte van uitlating van [geïntimeerde] van 8 oktober 2024, met producties;
  • de (antwoord)akte van uitlating van Ketelaar van 5 november 2024, met producties.
1.2.
In het tussenarrest is bepaald dat [geïntimeerde] zou mogen reageren op bij een antwoordakte over te leggen producties van Ketelaar. [geïntimeerde] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt en heeft op 19 november 2024 de aanvullende stukken voor het wijzen van arrest overgelegd, waarop het hof een datum voor arrest heeft bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
In het tussenarrest heeft het hof net als de kantonrechter overwogen dat de vloerverwarming die Ketelaar bij [geïntimeerde] heeft geïnstalleerd, niet beantwoordt aan hetgeen [geïntimeerde] mocht verwachten. Doordat de tekortkomingen aan Ketelaar kunnen worden toegerekend, is Ketelaar bovendien schadeplichtig geoordeeld.
Anders dan de kantonrechter, achtte het hof het niet nodig de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure, omdat het hof voorzag de schade in deze procedure te kunnen begroten.
2.2.
Ten behoeve van de schadebegroting hebben partijen het hof inmiddels voorzien van nadere informatie. Op grond daarvan komt het hof tot de conclusie dat Ketelaar – na verrekening met een ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] betaald bedrag – nog € 30.722,24 uit hoofde van schadevergoeding aan [geïntimeerde] dient te betalen.
2.3.
Hierna licht het hof dit oordeel toe en wordt het vonnis van de kantonrechter voor het overige (grotendeels) bekrachtigd.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
[geïntimeerde] heeft zich bij akte uitgelaten over alle kosten die volgens haar zijn gemoeid met terugbrengen van de verwarming in oude staat. Samengevat voert zij de volgende kosten op:
I. Leeg- en inruimen appartement + opslag € 4.510,40
II. Terugplaatsen gasgestookte verwarmingsinstallatie € 19.511,71
III. Aanbrengen nieuwe vloer € 23.408,98
IV. Verblijfskosten elders € 2.625,-
V. Aanleg nieuwe gasaansluiting/meter € 1.250,-
VI. Aanpassing meterkast
€ 350,-
Totale (aanvullende) schade: € 51.656,09
3.2.
Ketelaar heeft de door [geïntimeerde] gepresenteerde kosten deels onderschreven (posten I., V. en VI.).
3.3.
Waar Ketelaar de stellingen van [geïntimeerde] echter gemotiveerd heeft betwist (posten II., III. en IV.), mede aan de hand van alternatieve offertes, heeft [geïntimeerde] geen gebruik gemaakt van de aan haar bij tussenarrest geboden gelegenheid te reageren op de door Ketelaar bij antwoordakte ingebrachte producties.
3.4.
Bij gebreke van een weerspreking van de door Ketelaar ingebrachte alternatieve offertes (met name producties 1, 4, en 5), ziet het hof aanleiding bij de schadebegroting grotendeels aan te sluiten bij de begroting van Ketelaar, die een op de bedoelde onderdelen deugdelijke weerspreking inhoudt van de door [geïntimeerde] gepresenteerde kosten, en welke begroting het hof ook op zichzelf redelijk voorkomt.
3.5.
Een uitzondering geldt daarbij voor de begroting door Ketelaar van post IV. (‘Verblijfskosten elders’); daarvoor houdt het hof het subsidiaire begrotingsvoorstel aan van [geïntimeerde] , dat met € 125,- per nacht redelijker voorkomt dan het voorstel van Ketelaar, mede omdat dat slechts is onderbouwd met een prijsvoorstel (productie 6) zonder nadere informatie over de periode waarvoor die betreffende hotelaanbieding kennelijk geldt.
3.6.
Behoudens deze uitzondering, houden de stellingen van [geïntimeerde] ook overigens – dus los van de alternatieve offertes – onvoldoende stand tegenover de gemotiveerde betwisting door Ketelaar.
Dit geldt bijvoorbeeld op het punt van het toepassingsbereik van de verrekeningspercentages bij verrekening van nieuw voor oud, die inderdaad niet alleen zien op de cv-ketel zelf, maar ook op de installatiekosten ervan (83,33%), respectievelijk op de radiatoren (met 50% als redelijk te beschouwen percentage). Daarnaast houden de stellingen van [geïntimeerde] evenmin stand als het gaat om de onderdelen waar Ketelaar terechte vragen opwerpt over de hoogte van de door [geïntimeerde] opgevoerde posten (bijvoorbeeld ten aanzien van het plaatsen van een verdeler).
3.7.
Het hof houdt daarom bij de begroting van de door Ketelaar aan [geïntimeerde] toegebrachte schade het resultaat aan van wat Ketelaar daarover heeft aangevoerd, te weten € 35.641,75 - zij het vermeerderd met het verschil in de begrote ‘Verblijfskosten elders’ (€ 2.625,- minus € 1.839,41= € 785,59), waarmee de som uitkomt op € 36.427,34.
3.8.
Ketelaar meent nog met betrekking tot de vloer ten onrechte € 10.993,10 aan [geïntimeerde] te hebben betaald ter uitvoering van het bestreden vonnis. Zij is het hier niet mee eens, aangezien [geïntimeerde] sowieso een nieuwe vloer in het appartement zou laten aanbrengen, en meent (naar het hof begrijpt) dat € 10.275,75 in mindering moet worden gebracht op de verschuldigde schadevergoeding.
3.9.
Nog daargelaten dat de rekensom van Ketelaar niet sluitend is dan wel feitelijk geen grondslag vindt in de factuur waar Ketelaar naar verwijst (de 1e en 2e post op de factuur – productie 12 bij dagvaarding – tellen niet op tot € 6.900,75), miskent Ketelaar de onderbouwde toelichting van [geïntimeerde] (in randnummer 48 van haar memorie van antwoord) op de stelling dat een bedrag van € 5.290,- inclusief btw voor egalisatie van de vloer éxtra is als gevolg van het aanbrengen van de vloerverwarming. [geïntimeerde] is het in hoger beroep weliswaar eens met Ketelaar dat ook wanneer [geïntimeerde] geen elektrische vloerverwarming zou hebben aangelegd, zij de vloer in het appartement zou hebben voorzien van een nieuwe afwerklaag, maar zij betwist dat zij ook zonder het leggen van een elektronische vloerverwarming de vloer had moeten laten egaliseren alvorens het linoleum aan te brengen. Zonder vloerverwarming was het aanbrengen van een egalisatielaag dus niet nodig geweest.
[geïntimeerde] heeft toegelicht dat voor het leggen van de verwarmingsmatten de vloer diende te worden opgeschuurd, dat vervolgens de matten na het leggen moesten worden vastgelijmd om ervoor de zorgen dat die niet zouden gaan zweven, en dat daarna pas kon worden gestart met het egaliseren van de vloer door het aanbrengen van een epoxy. Ketelaar heeft deze stellingen niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist door enkel in te gaan op de kosten van het leveren en leggen van het linoleum en de ondervloer (die inderdaad voor rekening van [geïntimeerde] moeten blijven), terwijl de vordering van [geïntimeerde] en de overeenkomstige veroordeling mede zagen op de egalisatiekosten.
3.10.
Het hof zal daarom de verschuldigde som slechts verminderen met (€ 10.993,10 minus € 5.290,- =) € 5.703,10, als het bedrag dat Ketelaar teveel heeft betaald voor de vloer.
3.11.
Dit betekent dat Ketelaar nog (€ 36.427,34 minus het te verrekenen teveel betaalde bedrag van € 5.703,10 =) € 30.724,24 aan [geïntimeerde] moet vergoeden bij wijze van schadevergoeding als gevolg van haar tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 20 juni 2017.
De conclusie
3.12.
In samenhang met de overwegingen van het hof in zijn tussenarrest, betekent het voorgaande dat het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd, behalve voor zover partijen zijn verwezen naar de schadestaatprocedure en behalve wat betreft de veroordeling tot betaling van € 10.993,10 (onder 5.2, derde gedachtestreepje, van het bestreden vonnis). In zoverre zal het hof het vonnis vernietigen en opnieuw rechtdoende Ketelaar veroordelen tot betaling van € 5.290,- onderscheidenlijk € 30.724,24 aan [geïntimeerde] . Het hof merkt op dat voor zover Ketelaar voor deze schadeposten al heeft betaald, zij niet opnieuw hoeft te betalen.
Slotsom
3.13.
Het hoger beroep slaagt deels. Omdat Ketelaar grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Ketelaar veroordelen tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
3.14.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 22 februari 2023, behalve de beslissing in 5.3, waarin de zaak wordt verwezen naar de schadestaat, en die in 5.2., derde gedachtestreepje, waarin Ketelaar is veroordeeld tot betaling van € 10.993,10, welke beslissingen hierbij worden vernietigd, en doet in plaats daarvan opnieuw recht als volgt:
4.2.
veroordeelt Ketelaar tot betaling van de door [geïntimeerde] gemaakte kosten voor het egaliseren en afwerken van de vloer na installatie van de elektrische vloerverwarming, begroot op € 5.290,-;
4.3.
veroordeelt Ketelaar tot betaling van de door [geïntimeerde] te maken kosten voor het opnieuw aanleggen van een gasgestookte verwarmingsinstallatie, gelijk aan dan wel vergelijkbaar met de door Ketelaar verwijderde gasgestookte verwarmingsinstallatie, die – na verrekening met een al door Ketelaar aan [geïntimeerde] betaald bedrag van € 5.703,10 – worden begroot op € 30.724,24;
4.4.
veroordeelt Ketelaar tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 783,- aan griffierecht;
€ 3.927,50 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2,5 procespunt × appeltarief III à € 1.571,-);
4.5.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Aksu, M.W. Zandbergen en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
28 januari 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 september 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5701.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.