In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een schadebegroting na non-conformiteit van een geïnstalleerde vloerverwarming door Ketelaar Installatie Service B.V. De zaak is gestart door Ketelaar, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat de vloerverwarming niet voldeed aan de verwachtingen van de geïntimeerde, die als eiseres optrad. Het hof heeft in een tussenarrest van 10 september 2024 vastgesteld dat de tekortkomingen aan Ketelaar kunnen worden toegerekend, waardoor deze schadeplichtig is. Het hof heeft vervolgens de schadebegroting behandeld en vastgesteld dat Ketelaar nog een bedrag van € 30.724,24 aan de geïntimeerde moet betalen, na verrekening van eerder betaalde bedragen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd, maar ook enkele beslissingen vernietigd, waaronder de verwijzing naar de schadestaatprocedure. De proceskosten zijn toegewezen aan de geïntimeerde, en het hof heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad. De uitspraak is gedaan op 28 januari 2025.