Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van gezamenlijke lasten na hun echtscheiding. Partijen, beiden van Syrische nationaliteit, zijn in 2014 in Syrië getrouwd en hebben in 2024 hun huwelijk ontbonden. De rechtbank Gelderland had eerder de echtscheiding uitgesproken en de vrouw verzocht om de man te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.007,45, wat de rechtbank had afgewezen. De vrouw ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering. Het hof concludeerde dat de man zijn deel van de gezamenlijke lasten had voldaan en dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de bedragen die de man aan de vrouw verschuldigd zou zijn. De man had in incidenteel hoger beroep verzocht om een terugbetaling van € 1.128,-, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in dit verzoek omdat hij geen zelfstandige verzoeken had ingediend in de eerdere procedure. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof oordeelde dat de vrouw geen recht had op de gevorderde betaling.