ECLI:NL:HR:2015:1525

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
14/04349
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over huwelijksvermogensrecht en toepasselijk recht in interregionaal privaatrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de verzoekster, wonende te Curaçao, tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een geschil over huwelijksvermogensrecht en de vraag welk recht van toepassing is in een interregionaal privaatrechtelijke context. De verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een vonnis van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 18 maart 2013 was gewezen. Het Hof had op 27 mei 2014 een vonnis uitgesproken, waartegen de verzoekster cassatie heeft ingesteld. De verweerder, eveneens wonende te Curaçao, is niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de verzoekster tegen het vonnis van het Hof onderzocht. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de verzoekster heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het huwelijksvermogensrecht en de toepassing van het recht in interregionale situaties.

Uitspraak

12 juni 2015
Eerste Kamer
14/04349
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Curaçao,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.A. Alkema,
t e g e n
[verweerder],
wonende te Curaçao,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak A.R. 58148/2012 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 18 maart 2013,
b. het vonnis in de zaak AR 58148 - H 290/2013 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 27 mei 2014.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het vonnis van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 24 april 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
12 juni 2015.