ECLI:NL:GHARL:2025:3574

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
21-003472-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met zeer gevaarlijk rijgedrag op de A15 met levensgevaar voor andere weggebruikers

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, een bestuurder van een bedrijfsauto, is veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en een gedeeltelijk voorwaardelijke rijontzegging van achttien maanden voor zeer gevaarlijk rijgedrag op de A15. Op 13 februari 2023 heeft de verdachte bij het invoegen op de A15 diverse verkeersregels overtreden, wat leidde tot levensgevaar voor andere weggebruikers. De verdachte heeft opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels geschonden, waardoor andere weggebruikers, waaronder een lesauto, in gevaar zijn gebracht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een zwaardere straf opgelegd, waarbij het hof rekening heeft gehouden met het eerdere strafblad van de verdachte en de ernst van de overtredingen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, wat inhoudt dat hij zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte onaanvaardbare risico's heeft genomen en dat zijn gedrag als roekeloos kan worden aangemerkt. De opgelegde straf is bedoeld om de verkeersveiligheid te waarborgen en toekomstige strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003472-24
Datum uitspraak: 11 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 26 juni 2024 met parketnummer 05-058855-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende in [adres] .

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G.E. Toxopéus, advocaat in [plaats] , naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte voor het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 – zeer gevaarlijk rijgedrag zonder gevolgen – veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te [plaats] , [gemeente] , als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de A15, - in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het verrichten van een bijzondere manoeuvres, namelijk het invoegen op de doorgaande rijbaan van de A15 en/of het wisselen van rijstrook op de A15, de bestuurder van een op de rechterrijstrook rijdend voertuig (personenauto) niet voor heeft laten gaan, immers moest deze bestuurder uitwijken naar het verdrijvingsvlak en/of de linkerrijstrook om een aanrijding te voorkomen en/of - (meermalen) tegen en/of in de richting van een voertuig (personenauto) is gereden en/of heeft getracht dat voertuig van de weg te rijden en/of tegen de middengeleider te rijden, althans van de weg (af) te drukken, waardoor de bestuurder van dat voertuig (abrupt) moest remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of - (meermalen) in strijd met artikel 17 lid 2 van voormeld reglement alvorens af te slaan en/of tijdens het afslaan geen teken heeft gegeven met de richtingaanwijzer van het door hem bestuurde voertuig en/of - (meermalen) in strijd met artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, een of meerdere malen zeer dicht achter een ander voertuig gaan rijden en/of - in strijd met artikel 77, eerste lid, van voormeld reglement gebruik heeft gemaakt van een puntstuk en/of verdrijvingsvlak, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te [plaats] , [gemeente] als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de A15, - in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het verrichten van een bijzondere manoeuvres, namelijk het invoegen op de doorgaande rijbaan van de A15 en/of het wisselen van rijstrook op de A15, de bestuurder van een op de rechterrijstrook rijdend voertuig (personenauto) niet voor heeft laten gaan, immers moest deze bestuurder uitwijken naar het verdrijvingsvlak en/of de linkerrijstrook om een aanrijding te voorkomen en/of - (meermalen) tegen en/of in de richting van een voertuig (personenauto) is gereden en/of heeft getracht dat voertuig van de weg te rijden en/of tegen de middengeleider te rijden, althans van de weg (af) te drukken, waardoor de bestuurder van dat voertuig (abrupt) moest remmen en/of uitwijken om een aanrijding te voorkomen en/of - (meermalen) in strijd met artikel 17 lid 2 van voormeld reglement alvorens af te slaan en/of tijdens het afslaan geen teken heeft gegeven met de richtingaanwijzer van het door hem bestuurde voertuig en/of - (meermalen) in strijd met artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, een of meerdere malen zeer dicht achter een ander voertuig gaan rijden en/of - in strijd met artikel 77, eerste lid, van voormeld reglement gebruik heeft gemaakt van een puntstuk en/of verdrijvingsvlak, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De op het verbod van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 toegesneden tenlastelegging beschrijft gedetailleerd het vermeende verkeersgedrag van de verdachte op 13 februari 2023 rond 12.30 uur in een situatie op de A15 ter hoogte van [plaats] rijdend in de richting van [plaats] . De processtukken gaan over één verkeerssituatie en er kan, en tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft er ook, geen misverstand over bestaan dat dit de ten laste gelegde verkeerssituatie op de A15 ter hoogte van [plaats] is. De politie heeft na een melding over die verkeerssituatie de verdachte verderop richting [plaats] op de A15 een stopteken gegeven en op 13 februari 2023 om 12.57 uur gecontroleerd op het terrein van [tankstation] in [plaats] , [gemeente] . Kennelijk heeft de opsteller van de tenlastelegging zich in de aanduiding van de pleegplaats vergist. Het hof beoordeelt de plaatsaanduiding in de tenlastelegging ‘te [plaats] , [gemeente] ’ daarom als een kennelijke vergissing en leest de tenlastelegging in zoverre verbeterd, in die zin dat de plaats waar het feit zou zijn begaan ‘in de gemeente [plaats] ’ is.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor ook niet in de verdediging geschaad.
Overwegingen over het bewijs [1]
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat – conform het vonnis van de politierechter – wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte niet schuldig is aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij zich niet opzettelijk hufterig in het verkeer heeft gedragen. Het voorkomen van ongelukken is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle weggebruikers. Van de (mede)bestuurder van de lesauto – een rijinstructeur – kon worden gevergd dat hij zijn snelheid matigde om het ontstaan van deze verkeerssituatie te voorkomen. Verder heeft de verdediging naar voren gebracht dat de abrupte stuurbeweging naar links niet kan worden aangemerkt als een opzettelijke poging om de lesauto van de weg te rijden.
Oordeel hof
Ingevolge artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is het een ieder verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen de volgende gedragingen worden aangemerkt:
onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen;
gevaarlijk inhalen;
negeren van een rood kruis;
over een vluchtstrook rijden waar dit niet is toegestaan;
inhalen voor of na een voetgangersoversteekplaats;
niet verlenen van voorrang;
overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid;
zeer dicht achter een ander voertuig rijden;
door rood licht rijden;
tegen de verkeersrichting inrijden;
tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden;
niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen;
overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als die onder a tot en met l genoemd.
Artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 beschrijft – niet uitputtend – een reeks gedragingen. Op grond van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is het verboden, door een of meer van dergelijke gedragingen te verrichten, zich opzettelijk zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, als daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels komt het onder meer aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op “de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft” (HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1405, rechtsoverweging 2.7.4).
Om te kunnen beoordelen of gelet op het bewezenverklaarde gedrag waarmee de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, moet worden vastgesteld of dit gevaar naar algemene ervaringsregels te voorzien was. Dit vergt een beoordeling aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de plaats waar en het tijdstip waarop het genoemde gedrag heeft plaatsgevonden (HR 11 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:344, rechtsoverweging 2.4.2).
De verdachte reed als bestuurder van een bedrijfsauto voorzien van het [kenteken] op maandag 13 februari 2023 om ongeveer 12.30 uur op een invoegstrook van de A15 ter hoogte van [plaats] in de richting van [plaats] . [2] Op hetzelfde moment reed de [getuige 1] als rijinstructeur in een lesauto op de parallelweg van de A15 bij knooppunt [plaats] . De lesauto werd bestuurd door een leerling (de [getuige 2] ). Naast de parallelweg is een invoegstrook voor verkeer vanaf de A27. Een aantal personenauto’s en een bedrijfsauto – de door de verdachte bestuurde bedrijfsauto voorzien van het [kenteken] ; hierna: de bedrijfsauto – bevonden zich op die invoegstrook. De rijinstructeur instrueerde de leerling de personenauto’s vanaf de invoegstrook voor te laten gaan. De bedrijfsauto reed schuin achter de lesauto. De rijinstructeur vermoedde dat de bedrijfsauto achter de lesauto kon invoegen. De bedrijfsauto versnelde en haalde de lesauto in. [3] De lesauto reed op dat moment met een snelheid van 93 km/u. [4] De bedrijfsauto probeerde voor de lesauto in te voegen, zonder dit met de linker richtingaanwijzer aan te geven. [5] De bestuurder van de bedrijfsauto duwde door ondanks dat er voor het invoegen geen ruimte was en voegde vlak achter een ander voertuig in, waarop de rijinstructeur toeterde. De bestuurder van de bedrijfsauto stuurde vervolgens verder naar links. [6] De leerling moest met de lesauto naar het verdrijvingsvak links naast de parallelweg uitwijken. De rijinstructeur versnelde de lesauto om een aanrijding met de bedrijfsauto te voorkomen. [7] De rijinstructeur nam het stuur over van de leerling en zag zich genoodzaakt om met de lesauto verder over het verdrijvingsvak te rijden. Na het verlaten van het verdrijvingsvak reed de rijinstructeur op de rechterrijbaan van de A15. De bestuurder van de bedrijfsauto reed over een puntstuk en stuurde ter hoogte van de lesauto naar links. De bestuurder van de bedrijfsauto gaf dit opnieuw niet aan met de linker richtingaanwijzer. De rijinstructeur stuurde de lesauto naar de linkerrijstrook om een aanrijding met de bedrijfsauto te voorkomen en kwam daarbij bijna in aanraking met de vangrail. De lesauto reed op dat moment 98 km/u. Vervolgens heeft de lesauto de snelheid verhoogd tot 110 km/u om een aanrijding met de bedrijfsauto en de middengeleider te voorkomen. [8] De rijinstructeur stuurde de lesauto daarna naar de rechterrijstrook. De bestuurder van de bedrijfsauto haalde de lesauto links in en stuurde vlak voor de lesauto naar rechts. [9] De bestuurder van de bedrijfsauto heeft daarbij geen teken met de rechter richtingaanwijzer gegeven. Vervolgens lichtten de remlichten van de bedrijfsauto op en moest de rijinstructeur hard remmen en de lesauto naar de vluchtstrook verplaatsten om een aanrijding te voorkomen. [10]
Het op basis van deze feiten en omstandigheden vast te stellen verkeersgedrag van de verdachte als bestuurder van de bedrijfsauto houdt in dat hij rond 12.30 uur op een doordeweekse dag bij het invoegen op de A15 in korte tijd diverse verkeersovertredingen heeft begaan. Bij het oprijden vanaf de invoegstrook van de doorgaande rijbaan van de parallelweg heeft hij in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 het overige verkeer – een lesauto – niet voor laten gaan en zeer dicht achter een ander voertuig gereden (artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wegenverkeerswet 1994). Hij heeft telkens in strijd met artikel 55 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen teken gegeven met de richtingaanwijzer als hij de doorgaande rijbaan wilde oprijden of van rijstrook wilde wisselen. De verdachte heeft over een puntstuk gereden en bij het invoegen op de rechterrijstrook en aansluitend bij het wisselen van rijstrook in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aan de lesauto geen voorrang verleend, zoals bedoeld in artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994, en daarna de lesauto gevaarlijk ingehaald, zoals bedoeld in artikel 5a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Door deze verkeersovertredingen zijn in de gegeven omstandigheden zeer gevaarlijke situaties ontstaan. De bestuurder van de lesauto heeft op drie momenten kort achter elkaar op een autosnelweg bij een snelheid van ruim 90 km/u moeten uitwijken (en hard moeten remmen of versnellen) om een aanrijding met de bedrijfsauto of de middengeleider te voorkomen. De verdachte heeft met zijn verkeersgedrag onaanvaardbare risico’s genomen. Er is daarom sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Gegeven de context, de langdurigheid en de veelheid aan gedragingen kan het niet anders zijn dan dat de verdachte het verkeersgedrag opzettelijk heeft gepleegd. Door de verkeersovertredingen opzettelijk te plegen heeft de verdachte, gelet ook op het grote gevaar dat daardoor werd veroorzaakt, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden.
Door het bewezenverklaarde gedrag waarmee de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten, in die zin dat in de gegeven situatie op een autosnelweg met een maximumsnelheid van 100 km/u dergelijk gevaar naar algemene ervaringsregels was te voorzien. Hierbij is ook gelet op de plaats waar – een knooppunt van de A15 waar verkeer invoegt – en het tijdstip waarop – midden op een doordeweekse dag – het gedrag heeft plaatsgevonden en in aanmerking genomen dat de verdachte zich met zijn risicovolle gedrag richtte op de bestuurder van een lesauto alsof hij zijn boosheid of frustratie uitte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks13 februari 2023 in de gemeente [plaats] , als bestuurder van een voertuig (een bedrijfsauto
, bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de A15,
  • in strijd met artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het verrichten van een bijzondere manoeuvre, namelijk het invoegen op de doorgaande rijbaan van de A15 en
  • (meermalen
    ) tegen en/ofin de richting van een voertuig (een personenauto) is gereden en
    /ofheeft getracht dat voertuig van de weg te rijden
    en/of tegen de middengeleider te rijden, althans van de weg (af) te drukken, waardoor de bestuurder van dat voertuig (abrupt) moest remmen en
    /ofuitwijken om een aanrijding te voorkomen en
    /of
  • (meermalen) in strijd met artikel 17, tweede lid, van voormeld reglement alvorens af te slaan en/of tijdens het afslaan geen teken heeft gegeven met de richtingaanwijzer van het door hem bestuurde voertuig en/of
  • (meermalen)in strijd met artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, de verdachte, een of meerdere malen zeer dicht achter een ander voertuig gaan rijden en
    /of
  • in strijd met artikel 77, eerste lid, van voormeld reglement gebruik heeft gemaakt van een puntstuk
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was.
Het hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf die de politierechter heeft opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte bij een veroordeling een werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen. De verdachte is sinds het tenlastegelegde niet meer met justitie in aanraking gekomen en hij heeft zich ook niet meer agressief in het verkeer gedragen. De verdachte heeft een eigen bedrijf in tweedehandsauto’s en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 door in korte tijd opzettelijk een aantal essentiële verkeersregels in ernstige mate te overtreden en daarmee groot gevaar voor andere weggebruikers te creëren. Het is verkeersgedrag dat in het normale spraakgebruik als ‘roekeloos’ valt aan te merken. Daarmee heeft de verdachte zich onvoldoende rekenschap gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer.
Voor enig vergelijk heeft het hof gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor zaken waarin sprake is van schuld aan het veroorzaken van een verkeersongeval met ernstige gevolgen (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994). Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het met een zeer hoge mate van schuld veroorzaken van een verkeersongeval met tijdelijke ziekte tot gevolg, een gevangenisstraf van twee maanden en een rijontzegging van een jaar. Artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 verschilt daarvan enerzijds doordat sprake is van opzet, dat een zwaarder verwijt rechtvaardigt dan schuld, maar anderzijds doordat juist geen gevolg is opgetreden.
Het hof heeft verder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 april 2025 over het justitiële verleden van de verdachte, waaruit naar voren komt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten waaronder verkeersdelicten (rijden onder invloed, doorrijden na een aanrijding, rijden tijdens een rijontzegging en een poging doodslag in het verkeer). Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit in het verkeer te plegen.
Verder heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een rijontzegging van na te melden duur passend en geboden is. Met de oplegging van deze combinatie van straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
In het betoog van de verdediging dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk ziet het hof geen aanleiding om anders te beslissen. Vanwege de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten, is het passend en geboden om, naast een hoofdstraf, een gedeeltelijk voorwaardelijke rijontzegging als bijkomende straf op te leggen. Deze bijkomende straf dient mede voor de bescherming van de verkeersveiligheid. Dit belang en het belang van normhandhaving en algemene preventie wegen zwaarder dan het belang van de verdachte bij het behoud van zijn rijbewijs.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde acht het hof geen andere dan een vrijheidsbenemende straf passend.
Het hof legt op aan de verdachte een gevangenisstraf van één maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 1 (één) maand.

Ontzegt de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van
6 (zes) maandenvan de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit (in het verkeer) heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt en mr. L.P. Stapel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. van Vliet, griffier,
en op 11 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Als hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL06002023068026, dat werd gesloten op 21 april 2023 door [verbalisant] van de politie Eenheid [locatie] .
2.De verklaring van de verdachte op de zitting van het hof op 28 mei 2025.
3.De verklaring van de [getuige 1] , p. 3.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 7.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 8.
6.De verklaring van de [getuige 1] , p. 3, en het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 8.
7.De verklaring van de [getuige 2] , p. 5, en het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 8.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 8.
9.De verklaring van de [getuige 1] , p. 3.
10.De verklaring van de [getuige 2] , p. 5, en het Proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2023 voor zover inhoudende de beschrijving van beelden van een dashcam in de lesauto van 13 februari 2023 rond 12.30 uur, p. 8.