ECLI:NL:GHARL:2025:2408

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
21-004941-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor de duur van acht jaren wegens handel in en export van harddrugs en het voorbereiden en bevorderen daarvan, alsmede de handel in niet-openbare politie-informatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren wegens de handel in en export van harddrugs, waaronder cocaïne en methamfetamine, en het voorbereiden en bevorderen van deze activiteiten. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor de handel in niet-openbare politie-informatie. De zaak kwam aan het licht na een uitgebreid onderzoek waarbij gebruik werd gemaakt van afgeluisterde communicatie via versleutelde berichtenapps. De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan grootschalige drugshandel en -export, waarbij hij een centrale rol speelde in het organiseren van de logistiek en het verbinden van leveranciers en afnemers. Het hof heeft bijzondere aandacht besteed aan de ernst van de feiten, vooral de handel in niet-openbare politie-informatie, die de rechtsstaat ondermijnt en kan leiden tot geweld en andere criminele activiteiten. De verdachte heeft zijn rol in deze criminele activiteiten niet ontkend, maar heeft geprobeerd om vrijspraak te bepleiten voor bepaalde feiten. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004941-23
Uitspraak d.d.: 15 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 oktober 2023 met parketnummer 16-130863-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven te [verblijfplaats] , [straat 2] ,
thans verblijvende in P.I. [locatie ] te [plaats 8] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 maart 2025 en 15 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren wegens – kort gezegd – het meermalen in vereniging verkopen of voorhanden hebben van harddrugs (feit 1), het meermalen exporteren van harddrugs (feit 2), strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet (feit 3), openbaarmaking van niet-openbare politiegegevens (feit 4 subsidiair) en het aanwezig hebben van twee vuurwapens (feit 5).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 maart 2020 tot en met 7 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- op of omstreeks 2 april 2020 (ongeveer) 54 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- op of omstreeks 4 april 2020 (ongeveer) 13 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- op of omstreeks 6 april 2020 (ongeveer) 20 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- op of omstreeks 1 juli 2020 (ongeveer) 4 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of
- op of omstreeks 19 oktober 2020 (ongeveer) 3 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- op of omstreeks 7 december 2020 (ongeveer) 6 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine,
(telkens) zijnde cocaïne en/of methamfetamine (telkens)(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 22 oktober 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (namelijk naar Duitsland en/of Oostenrijk) heeft gebracht, althans (telkens) opzettelijk aanwezig heft gehad,
- op of omstreeks 22 oktober 2020 (ongeveer) 3 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- op of omstreeks 8 december 2020 (ongeveer) 6 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, (telkens) zijnde cocaïne en/of methamfetamine,
(telkens)(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 maart 2020 tot en met 18 mei 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of methammetamine en/of MDMA en/of amfetamine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich of (een) ander(en) gelegenheid, middelen, inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- geld en/of opslagruimte en/of een stashauto, bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren van eerdergenoemde harddrugs voorhanden gehad en/of
- grondstoffen en/of chemicaliën (waaronder APAAN en/of PMK), bedoeld voor de productie van MDMA en/of (meth)amfetamine, besteld en/of geleverd en/of voorhanden heeft gehad, althans dit heeft getracht te bestellen en/of af te leveren en/of voorhanden te krijgen en/of
- ( telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoetingen en/of (een) bespreking(en) en/of (een) afspra(a)k(en) gehad en/of gemaakt met een of meer transporteur(s), chauffeur(s), financier(s), afnemer(s), verkoper(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, export, import, levering, betaling, koop, opslag en/of vervoer van eerder genoemde harddrugs en/of - een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of opdrachten en/of geld en/of een (tijdelijke) opslagplaats ten behoeve van het vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen en/of financieren van eerdergenoemde harddrugs en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 maart 2020 tot en met 15 augustus 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of elders in Nederland, (telkens) een goed,
te weten (een gegevensdrager en/of een foto en/of een document met) gegevens uit een geautomatiseerd politiesysteem betreffende informatie over
(ongeveer) negentien, althans één of meer, perso(o)n(en) en/of Burgerservicenummers en/of (ongeveer) zes, althans één of meer, kenteken(s)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
althans (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van dit/deze goed(eren),
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf, te weten computervredebreuk en/of diefstal door middel van een valse sleutel en/of oplichting, verkregen goed(eren) betrof(fen), van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
4. subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 maart 2020 tot en met 15 augustus 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of elders in Nederland (telkens) niet-openbare gegevens uit een geautomatiseerd politiesysteem betreffende informatie over
(ongeveer) negentien, althans één of meer, perso(o)n(en) en/of Burgerservicenummers en/of (ongeveer) zes, althans één of meer, kenteken(s),
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegeven(s)(telkens) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen en/of
- ter beschikking van (een) ander(en) heeft gesteld en/of aan (een) ander(en) bekend heeft gemaakt en/of
uit winstbejag voorhanden heeft gehad en/of gebruikt,
terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof;
5.
hij op of omstreeks 12 december 2020 te [plaats 1] , althans in Nederland, twee, (althans één) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk [merk 1] en/of een pistool van het merk [merk 2] (model/type [type] ), voorhanden heeft gehad;
De omvang van het hoger beroep
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor alle aan hem ten laste gelegde feiten. Het hoger beroep van het Openbaar Ministerie is in het bijzonder gericht tegen de vrijspraak van het onder feit 4 primair ten laste gelegde, het openbaar maken van computergegevens. De rechtbank heeft naar het oordeel van het Openbaar Ministerie ten onrechte geoordeeld dat de politiegegevens waarin verdachte handelde, niet kunnen worden aangemerkt als ‘goed’ in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Feitelijk werden er geen computergegevens verkregen, maar vond een mondeling inwinning van informatie plaats bij iemand die de computergegevens raadpleegde. Dit tussenproduct, de mondelinge uitwisseling, werd omgezet naar een eindproduct: een informatieblad. Dit werd geprint, waardoor de informatie een ‘goed’ werd. Na de verkoop van deze informatie werd dit goed vernietigd, waarmee de feitelijke macht over het eindproduct werd verloren, aldus de advocaat-generaal
Standpunt verdediging
Het hoger beroep van verdachte richt zich tegen de bewezenverklaring van een aantal gedachtestreepjes onder feit 1, namelijk de verkoop van 20 kilo cocaïne op 6 april 2020 (
gedachtestreepje 3), de verkoop van 3 kilo cocaïne op 19 oktober 2020 (g
edachtestreepje 5) en de verkoop van 6 kilo methamfetamine op 7 december 2020 (
gedachtestreepje 6).
Ten aanzien van gedachtestreepje 3 heeft de raadsvrouw algehele vrijspraak bepleit en zich op het standpunt gesteld dat dit deelfeit valt onder de voorbereidingshandelingen van feit 3. Verdachte ontkent dit feit, de 20 kilo cocaïne is niet aangetroffen en uit de gesprekken blijkt niet dat deze drugs daadwerkelijk zijn verkocht.
Het hoger beroep richt zich ook tegen de veroordeling ter zake van feit 2, dat samenhangt met de gedachtestreepjes 5 en 6 onder feit 1. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de export van drugs naar Oostenrijk respectievelijk Duitsland. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Voor wat betreft het voorhanden hebben van drie kilo cocaïne en de export hiervan naar Oostenrijk
(feit 1, gedachtestreepje 5 en feit 2, gedachtestreepje 1)heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte verklaart dat de koop van deze drugs uiteindelijk niet is doorgegaan en dat het tegendeel niet uit de gesprekken blijkt. Voorts kan op basis van het dossier niet de conclusie worden getrokken dat verdachte naar Oostenrijk is gereden om daar drie kilo cocaïne te verhandelen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij een auto ging ophalen in Oostenrijk en met dat doel ook verkoopadvertenties van auto’s had geprint. Deze verklaring van verdachte vindt steun in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Dat dit anders zou zijn, wordt onvoldoende weersproken door de inhoud van het dossier.
Verdachte heeft bekend dat hij de zes kilo methamfetamine voorhanden heeft gehad, maar hij ontkent dat hij dit naar Duitsland heeft vervoerd
(feit 1, gedachtestreepje 6 en feit 2, gedachtestreepje 2). Verdachte is op 8 december 2020 van zijn woning in [plaats 2] naar [plaats 10] in [plaats 4] gereden om zijn aldaar gerepareerde auto op te halen. Uit de uitgewerkte gesprekken in het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte die dag naar Duitsland is gereden. Bovendien kan ook niet worden vastgesteld dat in de Citroën C4 drugs aanwezig was of dat verdachte hiervan op de hoogte was.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich namens verdachte gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Voor wat betreft feit 4 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ook in hoger beroep vrijspraak dient te volgen van het primair ten laste gelegde. De politiegegevens kunnen niet worden aangemerkt als een goed in de zin van art. 416 Sr.
Tenslotte richt het hoger beroep zich tegen de veroordeling voor feit 5. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de wapens op de foto’s echte wapens zijn en wat voor wapens dit dan zijn. Als al wordt aangenomen dat het strafbare wapens betreft, dan kan nog niet worden vastgesteld dat verdachte deze daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. Ook is niet gebleken dat verdachte de wapens zelf heeft afgeleverd. Verdachte moet worden vrijgesproken.

Het bewijsoordeel van het hof

De drugsfeiten (feiten 1, 2 en 3)
Aan verdachte is onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegd dat hij zich heeft beziggehouden met (voorbereidingen voor) handel in en export van harddrugs, te weten cocaïne en methamfetamine.
Onder feit 1 zijn verschillende deelfeiten ten laste gelegd die betrekking hebben op verschillende partijen harddrugs die verdachte op verschillende data opzettelijk zou hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd of opzettelijk aanwezig zou hebben gehad. Tussen de gedachtestreepjes 5 en 6 van feit 1 en de deelfeiten van feit 2 bestaat samenhang: het gaat om dezelfde partijen drugs die verdachte op data X onder feit 1 tenminste aanwezig zou hebben gehad en op data Y onder feit 2 zou hebben geëxporteerd naar Oostenrijk dan wel naar Duitsland.
Verdachte bekent– voor wat betreft de drugsfeiten – dat hij de volgende (deel)feiten heeft gepleegd:
  • de verkoop, aflevering en het aanwezig hebben van 54 kilo cocaïne op 2 april 2020
  • de verkoop, aflevering en het aanwezig hebben van 13 kilo cocaïne op 4 april 2020
  • het aanwezig hebben van 4 kilo methamfetamine op 1 juli 2020
  • het aanwezig hebben van 6 kilo methamfetamine op 7 december 2020
  • het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10 van de Opiumwet
Het hof ziet in de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd op de zitting van het hof, in samenhang met de gebezigde bewijsmiddelen zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, wettig en overtuigend bewijs dat verdachte voornoemde feiten, ten aanzien van de handelingen zoals hierboven weergegeven, heeft gepleegd. Hierbij acht het hof ook van belang dat verdachte in hoger beroep heeft verklaard dat hij de (enige) persoon is geweest die gebruik heeft gemaakt van de volgende accounts:
  • [account 1] ;
  • Sky-account [account 8] ;
  • Sky-account [account 3] .
Het hof spreekt verdachte ten aanzien van de deelfeiten onder feit 1 zoals hiervoor besproken vrij van het bestanddeel medeplegen. Naar het oordeel van het hof kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat verdachte ten aanzien van de gedachtestreepjes 1, 2, 4 en 6 bij het plegen van die feiten nauw en bewust met een ander of anderen heeft samengewerkt.
Verdachte ontkent– voor wat betreft de drugsfeiten – dat hij de volgende (deel)feiten heeft gepleegd:
  • de verkoop, aflevering, verstrekking, het vervoeren of het opzettelijk aanwezig hebben van 20 kilo cocaïne op 6 april 2020
  • de verkoop, aflevering, verstrekking, het vervoeren of het opzettelijk aanwezig hebben van 3 kilo cocaïne op 19 oktober 2020
  • de export van 3 kilo cocaïne naar Oostenrijk op 22 oktober 2020
  • de export van 6 kilo methamfetamine op 8 december 2020 naar Duitsland
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van voornoemde ten laste gelegde (deel)feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarover in het bijzonder als volgt.
Ten aanzien van de 20 kilo cocaïne op 6 april 2020 (feit 1, gedachtestreepje 3)
In het dossier bevindt zich een berichtenwisseling tussen de Encrochat-accounts [account 1] en [account 4] . [account 1] is het Encrochat-account van verdachte. Op 4 april 2020 kort na 17.56 uur stuurt verdachte aan [account 4] het bericht
‘Broer ik heb 20 [merk 3] voor je’. Uit het dossier blijkt dat verdachte cocaïne verhandelde met daarop een [merk 3] -logo. Ook blijkt dat de cocaïne veelal per kilo verpakt zat, waardoor het hof het aannemelijk acht dat verdachte met dit bericht twintig kilo cocaïne aan [account 4] te koop aanbiedt. Dit aanbod vindt plaats nadat [account 4] een paar dagen eerder al 54 en 13 kilo cocaïne van verdachte heeft afgenomen
(feit 1, gedachtestreepjes 1 en 2, beide door verdachte bekend).
In de ochtend van 5 april 2020 laat [account 4] weten dat hij de [merk 3] -blokken morgen (lees: 6 april 2020) wil overnemen. Op 6 april 2020 om 07.55 uur stuurt [account 4] aan [account 5] :
“And i take them 20 of hulk bro. [merk 3] . Same as we had”.Uit deze berichten leidt het hof af dat [account 4] is ingegaan op het aanbod van verdachte.
Op 6 april 2020 vanaf 08.41 uur vindt er een berichtenwisseling plaats tussen de accounts [account 7] en [account 6] . [account 7] stuurt aan [account 6] het adres [straat 1] . [account 7] vraagt hoe laat ze komen, waarna [account 6] reageert dat ze om 16.30 uur komen, met een grijze Audi Q5. [account 6] noemt ook
“Code: [code] ”. [account 7] vraagt “
20 stuks toch?”waarop [account 6] reageert met
“Heb mijn eigen klant afgezegd heb hun deze gegeven.
Ja dat ligt er toch. (. . .) Er liggen nog 20 toch”.Dat wordt door [account 7] bevestigd.
Om 09.22 uur stuurt verdachte aan [account 4] :
“Heb je tijd voor die 20st ophalen?”, ook stuurt hij het adres [straat 1] in [plaats 7] door en ook
“Code: [code] ”. Uit dit bericht en het berichtenverkeer tussen [account 6] en [account 7] leidt het hof af dat de 20 kilo cocaïne kan worden opgehaald op voornoemd adres in [plaats 7] .
Verdachte schrijft aan [account 4]
“Bedankt voor alles bro. Als ik weer spullrn heb doen alles aan jullie weg”. [account 4] antwoordt met
“Thanks man. Jaaa soweuso bro. Ff nu pap morgen regelen”. Verdachte op zijn beurt reageert weer met
“Geen probleem zit goed toch haha. Heb morgen ook gelijk die eentje”.Hij stuurt daarbij om 14.49 uur een foto van – wat lijkt op – een blok cocaïne met daarin een [merk 3] -logo geperst en zegt,
“Je chaffeur is nu net weg”.
Om 17.06 uur stuurt [account 4] naar [account 5]
“ [merk 3] back home bro. Go check
them now.”[account 5] reageert met
“Nice Brookk. Lemme know how they are my
bro”.Even later stuurt [account 4]
“Al [merk 3] good bro”.[account 5] reageert met
“Nice brooo”. Uit deze berichtenwisseling leidt het hof af dat de 20 kilo cocaïne is opgehaald / afgenomen.
Op grond van het hiervoor besprokene acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 april 2020 twintig kilo cocaïne heeft verkocht aan een Encrochat-gebruiker met de naam [account 4] . Voorts acht het hof bewezen dat verdachte die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu uit de gesprekken blijkt dat verdachte feitelijke macht over de drugs kon uitoefenen en hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs op het adres [straat 1] in [plaats 7] .
Het hof spreekt verdachte ook hier vrij van het ten laste gelegde medeplegen. Hoewel uit de bewijsmiddelen naar het oordeel van het hof afdoende blijkt dat verdachte op enigerlei wijze heeft samengewerkt met anderen kan het hof in onvoldoende mate vaststellen of dit een samenwerken is geweest die is aan te merken als medeplegen in de juridische zin van het woord.
Ten aanzien van de 3 kilo cocaïne (feit 1, gedachtestreepje 5 en feit 2, gedachtestreepje 1)
In het dossier bevindt zich berichtenverkeer tussen de Sky-accounts [account 8] en [account 10] . Verdachte maakte gebruik van het account [account 8] . Op 15, 16 en 17 oktober 2020 schrijft verdachte aan [account 10] de volgende berichten:
15-10-2020 23.00:38:
Kan ook ritje naar Oostenrijk doen 3 blokken collo 5kg pasta die
jongen wilt me 145k betalen daar maar heb veel geld in verhalen zitten heb geen cash meer
hier
15-10-2020 23:26:45:
[plaats 5]
15-10-2020 23:26:55:
Is maar 30 min van de grens ik rij ook vooruit altijd
15-10-2020 23:28.01:
Bij [plaats 6] daar
1 5-10-2020 23:28:20:
Je gaat in de bergen Oostenrijk Binnen ben heel vaak geweest staat
nooit controle daar
15-1 0-2020 23:58:58:
Ik rij vooruit sta garant voor hem dat die betaald
15-10-2020 23:59:21:
3 mooie collo blokken origineel
16-10-2020 00:00:17:
47 voor blokken
[..]
17-10-2020 09:46:59:
Bro wil je die ritje doen naar oostenrijk?
17-10-2020 09:49:47:
Ik dacht donderdag vertrekken ochtend en vrijdag ochtend weer terug
rijden
Het hof stelt vast dat 22 oktober 2020 de eerste donderdag na 17 oktober is en de eerste vrijdag daarna dus 23 oktober 2020 is.
17-10-2020 09:50:28 [account 8] :
Ik rij ook met hem vooruit ik ken die wegen daar goed we
gaan de grens over door de berg wegen daar staat nooit controles
17-10-2020 09:51.04 [account 8] :
Ja heb ergens in maart nog geweest voor last
17-10-2020 09:51:53 [account 8] :
Ja man daarom beter vooruit rijden toch
17-10-2020 09:55:50 [account 8] :
stuurt foto van blok van een substantie die lijkt op cocaïne
17-10-2020 09:57:06 [account 8] :
Nee deze
17-10-2020 10:00:02 [account 8] :
Belangrijk van die 3 collo is dat ze hard zijn en lekker
ruiken
17-10-2020 10:06:44 [account 8] :
Heb je duiste stash auto? Als met Duits kenteken rijdt dan is helemaal makkelijk.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat met “collo” cocaïne wordt bedoeld die gesnoven kan worden. Het hof stelt vast dat in het hierboven beschreven gesprek wordt gesproken over drie blokken collo. Het hof acht het mede op grond van verdachtes verklaring aannemelijk dat hiermee drie kilo cocaïne wordt bedoeld.
Uit de door verdachte verstuurde berichten leidt het hof af dat verdachte – blijkbaar door eerdere ervaringen – bekend is met het maken van ritten naar Oostenrijk en de plekken waar de grens kan worden gepasseerd zonder gecontroleerd te worden. Verdachte heeft het voorts over een stash-auto met Duits kenteken.
Op 18 en 19 oktober voert verdachte in een groepschat onderstaand gesprek:
18-10-2020 20:28:44:
Die 3 scorpion bolli kan ik morgen halen rond 1 uur ?
18-10-2020 20:29:48 [account 9] :
Weetnei
18-10-2020 21:34:09:
Welke boli wel?
1x-10-1020 21:49:39 [account 9] :
Venoms
18-10-2020 21:49:45 [account 9] :
Morgen krijgt die ze ochtend.
19-10-2020 07:12:08:
Hoelaat?!
19-10-2020 07:12:24:
Heb je al foto van die blok!
19-10-2020 16:04:48:
Heb net gehaald die boli
Het hof leidt uit deze chat af dat verdachte op 19 oktober 2020 drie ‘boli’ heeft gehaald. Het hof stelt vast dat verdachte op 19 oktober drie kilo cocaïne heeft opgehaald en dus opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof acht het onder feit 1, gedachtestreepje 5 ten laste gelegde hiermee wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van de hierboven weergegeven gesprekken, die zijn gevoerd tussen 15 en 17 oktober 2020, acht het hof aannemelijk dat verdachte deze drie kilo cocaïne heeft gekocht met de bedoeling deze te exporteren naar Oostenrijk.
Dat verdachte dit plan ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd, acht het hof op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen.
Het staat niet ter discussie dat verdachte op 22 oktober 2020 om 8.58 uur vanuit [plaats 2] met de auto is vertrokken naar [plaats 5] , Oostenrijk, waar hij die dag om 18.39 uur is aangekomen. Deze reis legde hij af in een Mercedes met Nederlands kenteken [kentekennummer] .
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat hij samen op reed met een Citroën C4 met Duits kenteken [kentekennummer] , waarin een verborgen ruimte onder de middenconsole zat. Deze Citroën heeft verdachte op 20 oktober 2020 opgehaald in [plaats 9] . De reis naar Oostenrijk maakte verdachte samen met [getuige 2] en [getuige 1] , waarbij [getuige 1] vermoedelijk de Citroën C4 heeft bestuurd.
Op 23 oktober 2020 om 08.08 uur – dus zeer kort nadat zij in [plaats 5] waren aangekomen – reden beide auto’s, via een omweg, terug naar Nederland.
Op grond van het dossier stelt het hof vast dat deze Citroën C4 met Duits kenteken beschikte over een zogenaamde stashruimte – een verborgen ruimte – waar meerdere kilo’s drugs in vervoerd konden worden en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
In de auto van verdachte, de Mercedes met kenteken [kentekennummer] , was opnameapparatuur geplaatst. Uit een op 22 oktober 2020 opgenomen gesprek blijkt dat verdachte tegen de inzittende(n) zegt dat hij auto-advertenties heeft geprint. Verdachte legt uit dat als zij onderweg worden aangehouden, ze die prints kunnen gebruiken door tegen de politie te kunnen zeggen dat ze auto’s gaan bekijken voor klanten.
Op de zitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij naar Oostenrijk ging om een auto te kopen. De advertenties had hij als bewijs geprint omdat het coronatijd was en hij moest kunnen aantonen waarom hij naar het buitenland wilde reizen. De Citroën C4 reed mee omdat hij deze voor iemand anders in Duitsland zou afleveren. Toen deze persoon niet ter plaatse aanwezig bleek te zijn, is de C4 eerst mee doorgereden naar [plaats 5] en de volgende dag weer mee teruggereden naar Nederland. Verdachte wist niets van een stashplek in deze C4, aldus zijn verklaring.
Het hof stelt vast dat verdachte pas in hoger beroep met deze verklaring is gekomen. Bij de politie verklaarde hij dat hij naar Oostenrijk was gegaan vanwege een weekendje “Tirol” met vrienden. Het opgenomen gesprek weerspreekt wat het hof betreft ook de draai die verdachte nu geeft aan het meenemen van de geprinte auto-advertenties. Uit de bewijsmiddelen volgt immers niet dat verdachte in het korte tijdsbestek dat hij in [plaats 5] was daadwerkelijk een auto heeft bezichtigd. Bovendien sluit de reis naadloos aan op het chatgesprek waarin verdachte voorstelt om op 22 oktober 2022 cocaïne te vervoeren naar Oostenrijk.
Het hof heeft reeds overwogen waarom uit het dossier blijkt dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van de stashplek in de Citroen C4. Het hof schuift ook deze lezing van verdachte als ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde.
Concluderend acht het hof bewezen dat verdachte op 19 oktober 2020 opzettelijk drie kilo cocaïne aanwezig heeft gehad
(feit 1, gedachtestreepje 5). Het hof spreekt verdachte ten aanzien van dit deelfeit vrij van de strafverzwarende omstandigheid van medeplegen. Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze cocaïne op 22 oktober 2020 tezamen en in vereniging met anderen heeft geëxporteerd naar Oostenrijk
(feit 2, gedachtestreepje 1).
Ten aanzien van de 6 kilo methamfetamine (feit 1, gedachtestreepje 6 en feit 2, gedachtestreepje 2)
Verdachte heeft – zoals eerder al overwogen – bekend dat hij de zes kilo methamfetamine op 7 december 2020 aanwezig heeft gehad
(feit 1, gedachtestreepje 6), maar betwist dat hij betrokken is geweest bij de uitvoer hiervan naar Duitsland zoals tenlastegelegd onder
feit 2, gedachtestreepje 2.
In het dossier bevindt zich echter een gesprek tussen verdachte ( [account 8] ) en Sky-account [account 11] , gevoerd in de periode van 3-8 december 2020:
03-12-2020 19:25:48:
Sst bro I've
03-12-2020 21:10:37:
Hoor nu wel prijzen rond 11
04-12-2020 14:50:43:
Morgen 4 st doen ?
04-12-2020 14:50:52:
Dinsdag weer 5 ofzo
04-12-2020 16:00:52:
Of wil je maandag of dinsdag 6st doen?
04-12-2020 16:01:05:
Dan doen we beter maandag of dinsdag gelijk 6 bro
06-12-2020 16:34:17:
Moet het rond 10:30 hier bij mij hebben
06-12-2020 16:34:46:
6st broer
06-12-2020 16:34:51:
Past niet meer in die stash
06-12-2020 16:40:03:
Of als ze daar plek hebben waar ik rustig kan laden kom ik daar halen die stash gaat moeilijk open snap je
06-12-2020 16:40:49:
Moet vacuum trekken en stash erin gooien
06-12-2020 16:42:46:
Beste is hier rijdt ook met duitse platen
07-12-2020 16:11:33:
11 uur hier pak ik hem op daar
07-12-2020 17:02:27:
[straat 3] [plaats 2]
08-12-2020 11: 11: l 8:
Yes bro
08-12-2020 11:11 :18:
Allen die spullen zijn nog wel wat vochtig
08-12-2020 11:17:12:
Heb alles al ingepakt bro
08-12-2020 11:17:35:
Me handschoen werd helemaal nat
Op basis van bovenstaand gesprek stelt het hof vast dat verdachte de zes kilo methamfetamine (6 stuks ice) op 8 december 2020 in de stash van een auto met een Duits kenteken heeft gestopt. Een stash die moeilijk opengaat. Het hof acht aannemelijk dat dit gaat over dezelfde auto die is gebruikt bij het exporteren van de drie kilo cocaïne op 22 oktober 2020, te weten de Citroën C4 met kenteken [kentekennummer] .
Uit een politieobservatie blijkt dat op 8 december 2020 om 15.26 uur een persoon – die later [medeverdachte] blijkt te zijn – in de Citroën C4 wegrijdt vanaf het adres [straat 4] in [plaats 2] . Dit is het adres van de ouders van verdachte. Deze auto rijdt omstreeks 19.00 uur Duitsland in. In Duitsland is [medeverdachte] gecontroleerd door de politie.
De telefoon van [medeverdachte] is door de politie afgeluisterd. Op 9 en 11 december 2020 voert [medeverdachte] gesprekken met een onbekend gebleven man. In deze gesprekken zegt hij dat hij op 8 december (hof: 2020) in Duitsland met de auto aan de kant is gezet. Hij vertelt dat de politie alles heeft doorzocht maar niets heeft gevonden. Ook een hond heeft niks gevonden. Als er wel iets gevonden zou zijn dan zou hij voor vijf jaar zijn heengezonden. Hij was bang dat ze wel iets zouden vinden en was blij toen ze hem weer lieten gaan.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] als verdachte in zijn eigen zaak tijdens zijn voorgeleiding verklaard dat hij niet precies wist wat hij vervoerde, maar dat hij wel wist dat het ‘mis’ was. Hij heeft hiervoor een bedrag van € 650,- gekregen.
Op grond van bovenstaande gegevens, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van
oordeel dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat door middel van de Citroën C4 met kenteken [kentekennummer] op 8 december 2020 uitvoer van zes kilo methamfetamine naar Duitsland heeft plaatsgevonden en dat verdachte hierin in nauwe en bewuste samenwerking met anderen een bepalende rol heeft gespeeld. Ook dit feit acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen.
De handel in niet-openbare politiegegevens (feit 4)
Verdachte bekentdat hij niet-openbare (opsporings)gegevens heeft verkregen en heeft doorverkocht. Hij heeft daarover ter zitting van het hof verklaard dat hij niet wist dat het om informatie uit de politiesystemen ging, maar dat hij dacht dat het om de Belastingdienst of een dergelijke dienst ging. Die diensten konden, dacht hij, ook wel aan zulke informatie komen.
Het hof acht die verklaring volkomen ongeloofwaardig en tevens een aanwijzing dat verdachte onder de ernst van dit feit wil uitkomen. Blijkens de inhoud van de getapte communicatie, onder andere op blz. 814 van het proces-verbaal, is verdachte zich er immers goed van bewust dat dergelijk handelen “geen kinderspel is en dat er hoge straffen op staan”, aldus zijn eigen uitlating tegenover een persoon die hem vraagt om dit soort informatie.
De vraag die het hof moet beantwoorden is of het handelen van verdachte valt onder de primair tenlastegelegde heling of onder het subsidiair tenlastegelegde feit.
Hieronder volgen de overwegingen van het hof dienaangaande.
Primair is aan verdachte de heling van politie-informatie ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 416 Sr. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als het openbaar maken van niet-openbare gegevens, strafbaar gesteld in artikel 139 g Sr.
De advocaat-generaal heeft zich met de eerder in dit arrest uiteengezette redenering op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld moet worden voor het primair tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is, maar de heling niet.
De discussie spitst zich toe op de vraag of politie-informatie een “goed” is in de zin van artikel 416 Sr. of dat het gaat om “gegevens” in de zin van artikel 139 g Sr.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 416 Sr. volgt dat met het opnemen van de term “goed” in dit artikel aansluiting is gezocht bij de terminologie die is gebruikt bij de strafbaarstelling van andere vermogensdelicten, waaronder diefstal. Uit jurisprudentie volgt dat bij vermogensdelicten ook niet-stoffelijke objecten kunnen worden aangemerkt als een goed, mits het gaat om een object dat aan de beschikkingsmacht van een ander kan worden onttrokken, zoals bijvoorbeeld een virtueel amulet. [1]
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 139 g Sr. volgt dat met dit artikel strafrechtelijke aansprakelijkheid is gecreëerd van degene die niet-openbare “gegevens” voorhanden heeft of bekend maakt. Deze strafbaarstelling is van belang in situaties waarin niet aangetoond kan worden dat de persoon die deze gegevens bekend maakt dezelfde persoon is die deze gegevens heeft overgenomen. [2]
De termen “goed” en “gegevens” kunnen niet met elkaar gelijk gesteld worden.
De wezenlijke eigenschap van een “goed” is, dat dit individualiseerbaar is én dat degene die de feitelijke macht daarover heeft deze noodzakelijkerwijs verliest als een ander zich er de feitelijke macht over verschaft. [3] “Gegevens” kunnen daarentegen worden overgenomen zonder dat de rechthebbende de beschikkingsmacht/feitelijke macht over de gegevens verliest. De rechthebbende kan alleen geen invloed uitoefenen op het gebruik dat vervolgens van de overgenomen gegevens wordt gemaakt. Hierdoor kan hij benadeeld worden als de gegevens openbaar worden gemaakt of op een andere manier worden gebruikt waardoor zijn belangen worden geschaad.
In deze zaak heeft noch de rechthebbende op de politiegegevens, te weten de
politieorganisatie, noch verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over die niet-openbare politie-informatie verloren. In plaats daarvan is de wederrechtelijk verkregen politie-informatie door verdachte beschikbaar gemaakt voor een grotere groep personen.
De niet-openbare politie-informatie die door verdachte gedeeld is, is dus geen "goed" in de zin van artikel 416 Sr.
Dat de verkregen informatie na raadpleging van de politiesystemen mondeling werd doorgegeven en vervolgens werd overgezet op een informatieblad dat werd geprint, gefotografeerd, verkocht en vervolgens werd vernietigd, zoals door de advocaat-generaal betoogd, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.
Het springende punt bij de vraag of sprake is van een “goed” of een “gegeven” is namelijk of de rechthebbende de feitelijke heerschappij/beschikkingsmacht daarover verliest. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Van een grensgeval waarbij een niet-stoffelijke zaak zowel de eigenschappen van een goed als een gegeven vertoont, zoals door de advocaat-generaal op grond van ECLI:NL:HR:2012:BQ9251 r.o. 3.6.2 betoogd, en daarom de strafbaarstelling van 416 (lid 2) Sr aan de orde is, is evenmin sprake nu vast staat dat de politie-informatie niet aan de beschikkingsmacht van de rechthebbende is onttrokken.
Verdachte wordt daarom van het onder feit 4 primair tenlastegelegde vrijgesproken.
Het hof veroordeelt verdachte voor het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit.
Verboden wapenbezit (feit 5)
Verdachte ontkentdat hij verboden wapens in zijn bezit heeft gehad.
In het dossier bevinden zich de volgende relevante chatgesprekken tussen verdachte (Sky-account [account 8] ) en andere accounts:
Contact van Sky-account [account 8] met account [account 13] :
12-12-2020 11:36:39 [account 8] :
Bro
12-12-2020 11:36:45 [account 8] :
Jij bent ook zo wapen gek hè
12-12-2020 11:37:17 [account 8] :
Pak even 6k en kom mij kant op
12-12-2020 11:37:27 [account 8] :
Ga je iets geven wat je nooit meer gaat tegen komen
12-12-2020 11:38:37 [account 8] :
Nieuw in doos
12-12-2020 11:39:07 [account 8] :
[merk 1] eentje met laser pointer erop En een
[merk 2] [type] met laser Zitten 4 magazijnen bij waar 20 in gaan
12-12-2020 11:39:51 [account 8] :
Ik stuur je zo wel foto rond 13:30
12-12-2020 l 1:46:25 [account 8] :
Moet alles opruimen beetje wordt een deze dagen opgehaald sws kanker zooi
12-12-2020 13:31:57 [account 8] :
foto van op vuurwapen gelijkend voorwerp
12-12-2020 13:32:06 [account 8] :
foto van op vuurwapen gelijkend voorwerp
12-12-2020 14:40:26 [account 8] :
Ik verkoop ze echt net bro
Contact van Sky-account [account 8] met account [account 10] :
12-12-2020 11:33:40 [account 8] :
Bro heb twee mooie kanonnen in de aanbieding van me zelf moeten weg
12-12-2020 11:33:58 [account 8] :
Met laser erop 4 magazijnen nieuw in doos beide
12-12-2020 11:34:17 [account 8] :
En doosje voer erbij
12-12-2020 11:34:28 [account 8] :
IJzer
12-12-2020 12:04:37 [account 8] :
Ik stuur je zo
12-12-2020 13:22:59 [account 8] :
foto van op vuurwapen gelijkend voorwerp
12-12-2020 13:23:08 [account 8] :
foto van op vuurwapen gelijkend voorwerp
12-12-2020 13:23:16 [account 8] :
foto van op vuurwapen gelijkend voorwerp
12-12-2020 14:40:06 [account 8] :
Samen 6k
15-12-2020 14:37:03 [account 8] :
Heb ze al weg gegaan bro
Contact van Sky-account [account 8] met account [account 12] :
12-12-2020 19:49:51 [account 8] :
Heb even me huis opgeruimd
12-12-2020 19:50:04 [account 8] :
Die dingen verkocht
12-12-2020 19:50:28 [account 8] :
Ja man 6k gehad voor beide
12-12-2020 19:50:33 [account 8] :
Goed geld gewoon
12-12-2020 19:50:46 [account 8] :
Die vriend van me uit [plaats 11] gekocht
Uit deze gesprekken leidt het hof af dat verdachte twee nieuwe (“schone”) wapens aanbiedt, namelijk een [merk 1] en een [merk 2] .
Verdachte vraagt hiervoor een bedrag van € 6000,-.
Uit de gesprekken leidt het hof ook af dat verdachte de wapens heeft verkocht, dat hij daarmee de beschikkingsmacht over de wapens heeft gehad en dus deze wapens ook voorhanden heeft gehad.
Zijn de wapens op de foto’s wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie?
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het gaat om verboden wapens van de categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, omdat de wapens niet fysiek zijn onderzocht en de categorieverklaring niet met zoveel woorden volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] . Het hof verwerpt dit verweer.
Verbalisant [verbalisant 1] , als inspecteur werkzaam bij de team [afdeling] , heeft de berichten over en foto’s van de wapens bekeken en een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hij heeft geverbaliseerd dat de twee wapens in de koffertjes beide semi-automatische vuurwapens zijn, namelijk een [merk 1] [type] en een [merk 2] [type] . Dit zijn wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid en de bevindingen van [verbalisant 1] .
Het hof betrekt daarbij ook het proces-verbaal opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] . Daarin relateert hij dat hij in eerdere opsporingsonderzoeken ervaring heeft opgedaan met handel in illegale vuurwapens door criminelen en daardoor weet dat drieduizend euro voor een ongebruikt pistool een gangbare prijs is in het criminele circuit.
Dit past bij de prijs die verdachte voor beide wapens vraagt. Ook ten aanzien van de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] heeft het hof geen redenen om daaraan te twijfelen.
Op grond van de chatgesprekken in combinatie met bovengenoemde ambtsedige bevindingen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee wapens van categorie III Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 26 maart 2020 tot en met 7 december 2020
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens
)opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- op of omstreeks 2 april 2020
(ongeveer)54 kilo
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of
- op of omstreeks 4 april 2020
(ongeveer)13 kilo, i
n elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of
- op of omstreeks 6 april 2020
(ongeveer)20 kilo,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of
- op of omstreeks 1 juli 2020
(ongeveer)4 kilo,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendemethamfetamine en
/of
- op of omstreeks 19 oktober 2020
(ongeveer)3 kilo, i
n elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of
- op of omstreeks 7 december 2020
(ongeveer)6 kilo,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendemethamfetamine,
(telkens
)zijnde cocaïne
en/of methamfetamine
(telkens)(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode gelegen tussen 22 oktober 2020 tot en met 8 december 2020
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
(telkens
)opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (namelijk naar Duitsland en
/ofOostenrijk) heeft gebracht,
althans (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- op
of omstreeks22 oktober 2020
(ongeveer)3 kilo, i
n elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne en
/of
- op
of omstreeks8 december 2020
(ongeveer)6 kilo,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendemethamfetamine,
(telkens)zijnde cocaïne
en/of methamfetamine,
(telkens
)(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode gelegen tussen 28 maart 2020 tot en met 18 mei 2021
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of eldersin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens
)om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden,
bewerken, verwerken,verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en
/ofbinnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
(een) hoeveelhe(i)d(en)cocaïne en/of methamfetamine en/of MDMA en/of amfetamine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en
/ofte bevorderen,
-
een of meeranderen heeft getracht te bewegen om
dat/die feit
(en
)te plegen, t
e doen plegen,mede te plegen
, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en
/of omdaartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en
/of
- zich of
(een)ander
(en
)gelegenheid, middelen, inlichtingen tot het plegen van
dat/die feit
(en
)heeft getracht te verschaffen en
/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en
/ofgelden of andere betaalmiddelen voorhanden gehad, waarvan verdachte wist
of ernstige redenen had om te vermoeden,dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die feit
(en
),
immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen (telkens):
- geld en/of opslagruimte en/of een stashauto, bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren van eerdergenoemde harddrugs voorhanden gehad en
/of
- grondstoffen
en/of chemicaliën (waaronder APAAN en/of PMK), bedoeld voor de productie van MDMA
en/of (meth)amfetamine, besteld en
/ofgeleverd en
/ofvoorhanden heeft gehad, althans dit heeft getracht te bestellen en
/of af te leveren en
/ofvoorhanden te krijgen en
/of
- ( telefonische) contact
(en
)en/of
(een)ontmoetingen en/of
(een)bespreking
(en
)en/of
(een)afspra
(a)k
(en
)gehad
en/of gemaakt met
een of meertransporteur
(s
), chauffeur
(s
), financier
(s
), afnemer
(s
), verkoper
(s
), tussenperso
(o)n
(en
), verlener
(s
)van hand- en spandiensten en
/ofander
(en
)met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, export, import, levering, betaling, koop, opslag en
/ofvervoer van eerder genoemde harddrugs en
/of-
een of meer vaneerdergenoemd
(e
)perso
(o)n
(en
)voorzien van informatie en
/ofopdrachten en
/ofgeld en
/ofeen (tijdelijke) opslagplaats ten behoeve van het vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen en
/offinancieren van eerdergenoemde harddrugs en
/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven
en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
4.
subsidiair
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode gelegen tussen 28 maart 2020 tot en met 15 augustus 2021
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of eldersin Nederland
(telkens
)niet-openbare gegevens uit een geautomatiseerd politiesysteem betreffende informatie over
(ongeveer) negentien, althans één of meer,perso
(o)n
(en
)en
/ofBurgerservicenummers en
/of (ongeveer) zes, althans één of meer,kenteken
(s
),
- heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving en
/ofhet voorhanden krijgen van deze gegeven
(s
)(telkens
)wist
of redelijkerwijs had moeten vermoedendat deze door misdrijf waren verkregen en
/of
- ter beschikking van
(een)ander
(en
)heeft gesteld en/of aan
(een)ander
(en
)bekend heeft gemaakt en
/of
uit winstbejag voorhanden heeft gehad en
/ofgebruikt,
terwijl hij
(telkens
)wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat het door misdrijf verkregen gegevens betrof;
5.
hij op
of omstreeks12 december 2020
te [plaats 1] , althansin Nederland, twee,
(althans één)wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk [merk 1] en
/ofeen pistool van het merk [merk 2] (model/type [type] ), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door:
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of medeplegen;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het plegen van dat feit,

meermalen gepleegd

Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
niet-openbare gegevens verwerven of voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden hebben van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen
en
niet-openbare gegevens uit winstbejag gebruiken, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III , meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die hem niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde na een eis van twaalf jaar gevangenisstraf veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar op schrift gestelde pleitnotitie verzocht een straf op te leggen niet hoger dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaar.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en heeft daarbij gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van
grootschalige harddrugshandel en harddrugsexport en het voorbereiden en bevorderen
hiervan. Uit de door verdachte gevoerde chatgesprekken blijkt dat hij een onmisbare schakel was bij de handel in en smokkel van harddrugs (cocaïne en methamfetamine) en de ingrediënten die nodig zijn voor het produceren van harddrugs. Verdachte bracht leveranciers, afnemers, opslagmogelijkheden, stashauto's en chauffeurs bij elkaar en verleende ook zelf belangrijke hand- en spandiensten, zoals het transport van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs en geld. De handel in harddrugs is een ernstig strafbaar feit, gezien de ondermijnende werking die drugscriminaliteit heeft op de samenleving. Zo gaat dit vaak gepaard met andere zware criminaliteit en zijn de gezondheidsrisico’s voor de gebruikers van harddrugs groot, net als de nadelige effecten voor de samenleving die zich uiten in zogenaamde verwervingscriminaliteit. Verdachte heeft zich hierdoor echter niet laten weerhouden en zich hierom kennelijk ook niet bekommerd. Dit volgt niet alleen uit het georganiseerde karakter van zijn criminele activiteiten, maar ook uit de door verdachte gevoerde chatgesprekken, waaruit volgt dat hij uit puur winstbejag handelde.
Wat deze zaak in bijzonder negatieve zin onderscheidt, is de handel in niet-openbare politie-informatie waarin verdachte ook een onmisbare schakel was. Hij adverteerde hiervoor in zijn criminele kennissenkring, bracht leveranciers en afnemers bij elkaar en zorgde ervoor dat de verkregen politie-informatie bij de daarvoor betalende afnemers terecht kwam, wetende dat zijn handelen verstrekkende gevolgen kon hebben. Dit volgt zonder meer uit het chatgesprek waarin verdachte de politiegegevens over een vermeende ripper van een partij cocaïne doorgeeft aan de geripte partij, terwijl duidelijk was dat de gegevens zouden worden ingezet om geweld te kunnen plegen tegen deze vermeende ripper en zijn familie. In dit verband ‘adviseerde’ verdachte zelfs om de zus van de vermeende ripper te pakken. Verdachte gebruikte hierbij de niet mis te verstane woorden
‘je moet die zus meenemen man. Je moet die auto van die zus opblazen. Dan gaat hij zich melden let maar op’. Het doorspelen van niet-openbare politie-informatie tast het fundament van de rechtstaat aan. Het ondermijnt het vertrouwen in instituties, brengt personen in gevaar en kan leiden tot verdere criminele activiteiten zoals bedreiging, afpersing en aanslagen. Dit rekent het hof verdachte in ernstige mate aan.
Dat verdachte zelf bij zijn criminele activiteiten geweld niet zonder meer schuwde, blijkt uit het feit dat hij twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Op het moment dat verdachte vermoedde dat hij opgepakt zou worden, heeft hij deze wapens te koop aangeboden zonder zich erom te bekommeren waarvoor deze wapens door de afnemer zouden kunnen worden ingezet.
Kortom: de bewezen verklaarde criminele activiteiten vormen een zware ondermijning van de rechtsstaat.
De strafwaardigheid
Het zwaartepunt qua ernst van deze zaak ligt naar het oordeel van het hof niet alleen bij de handel en export van harddrugs maar zeker ook bij de handel in niet-openbare politie-informatie. Het hof vindt het noodzakelijk om hierop extra de nadruk te leggen, omdat deze vorm van criminaliteit niet alleen de privacy van burgers en het aanzien van de politie schaadt, maar direct gevaarzettend kan zijn voor derden en de opsporing van strafbare feiten ernstig kan belemmeren. Het gaat immers om zeer vertrouwelijke informatie die uit verdachtes winstbejag in handen komt van personen met veelal kwade bedoelingen.
Een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daarom naar het oordeel van het hof recht doen aan de ernst van dit type delict.
De wetgever heeft echter blijkens artikel 139 g Sr., waarin de strafbaarheid van de handel in niet-openbare politie-informatie is geregeld, op dit feit slechts een strafmaximum van één jaar gevangenisstraf gesteld.
Gelet op de vergaande corrumperende werking die uitgaat van dit strafbare feit acht het hof dit strafmaximum volstrekt ontoereikend. Het hof is bij het bepalen van de hoogte van de straf echter gebonden aan de grenzen van de wet.
Ten aanzien van de drugsfeiten volgt uit de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht dat alleen al de verkoop van 87 kilo cocaïne de oplegging van een gevangenisstraf tussen 36 en 48 maanden rechtvaardigt. Voor export van alleen al drie kilo cocaïne is volgens deze oriëntatiepunten 30 maanden gevangenisstraf het uitgangspunt.
Daarnaast heeft verdachte twee vuurwapens voorhanden gehad en verkocht. Gelet op het gevaarzettend karakter van deze feiten kan ook ten aanzien hiervan niet worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen dan ook de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een opleiding heeft gevolgd tot vrachtwagenchauffeur en ook als zodanig in loondienst heeft gewerkt. Wanneer hij vrij zou komen, kan hij dit beroep weer oppakken. Daarnaast heeft verdachte aandacht gevraagd voor de situatie dat hij zijn nog zeer jonge kind niet ziet opgroeien. Dit valt hem zwaar.
Verder heeft het hof kennisgenomen van het strafblad van 18 februari 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Conclusie
Alles afwegende zal het hof verdachte een gevangenisstraf van acht jaar opleggen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat acht het hof een passende straf voor datgene wat bewezen is geacht.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het beslag
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de goederen die in de beslaglijst zijn opgenomen en zijn gemarkeerd met een ‘V’.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tot verbeurdverklaring. Verdachte heeft aangevoerd dat de inbeslaggenomen Mercedes niet van hem, maar van zijn vader is.
Oordeel hof
Het hof verklaart alle goederen verbeurd die vermeld staan op beslaglijst die als bijlage
VIII bij dit vonnis is gevoegd en met een "V" zijn gemarkeerd, omdat deze goederen aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels uit de baten van het bewezenverklaarde zijn verkregen.
De goederen op de beslaglijst zijn veelal luxegoederen, terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte gedurende langere tijd fulltime en intensief actief is geweest in de handel in harddrugs. Bij de Belastingdienst zijn van verdachte en zijn echtgenote over de jaren 2015 tot en met 2021 nauwelijks legale inkomsten bekend.
Voor wat betreft de Mercedes acht het hof de verklaring van verdachte, die erop neerkomt dat deze auto niet aan hem toebehoorde maar aan zijn vader, onaannemelijk nu uit het dossier blijkt dat verdachte degene was die de auto heeft betaald en er hoofdzakelijk gebruik van maakte.
Het hof heeft rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 36c, 57 en 139g van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
verbeurdverklaringvan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Aldus gewezen door
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. J. Steenbrink en mr. L.P. Stapel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. van Dalen, griffier,
en op 15 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 15 april 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. B. Looijestijn, advocaat-generaal,
mr. M. Klein, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffie is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.HR 31 januari 2012, NJ 2012/536 (Runescape), ECLI:NL:HR:2012:BQ9251.
2.Kamerstukken 34372, nr. 3.
3.Zie Kamerstukken II 1989/90, 21 551, nr. 3 en ook HR 3 december 1996, NJ 1997, 574.