Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant] (in mannelijk enkelvoud),
DCG,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 29 mei 2024 is uitgesproken. De zaak betreft de plaatsing van een dakkapel door Dakkapellen Centrum Gelderland B.V. (DCG) in de woning van [appellant]. [appellant] heeft een deel van de facturen niet betaald, omdat hij gebreken aan de dakkapel en het uitgevoerde werk constateert. DCG heeft daarop betaling gevorderd van een bedrag van € 14.087,56, terwijl [appellant] in reconventie een vordering heeft ingesteld tot schadevergoeding en herstel van de gebreken. De kantonrechter heeft een deel van de vorderingen toegewezen, maar [appellant] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de overeenkomst tussen [appellant] en DCG moet worden gekwalificeerd als een zuivere overeenkomst van aanneming van werk, in plaats van een gemengde overeenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat DCG tekort is geschoten in de uitvoering van het werk, omdat de dakkapel niet voldeed aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] in hoger beroep toegewezen, inclusief een schadevergoeding van € 9.694,95 en de terugbetaling van een eerder betaald bedrag van € 9.905,98 door DCG. Daarnaast zijn de proceskosten aan [appellant] toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van overeenkomsten in het civiele recht en de verplichtingen van aannemers om te voldoen aan de afgesproken kwaliteitseisen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van DCG afgewezen, waarmee het hof de belangen van [appellant] heeft beschermd.