ECLI:NL:GHARL:2025:2315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
200.335.467
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtinbreuk op koffiekopje en schadevergoeding in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Koffiebranderij Beukenhorst B.V. en Royal Tableware Group B.V. over auteursrechtinbreuk op koffiekopjes van de serie Alta. Beukenhorst c.s. hebben hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Gelderland, die op 28 september 2022 en 2 augustus 2023 zijn uitgesproken. De rechtbank had de vorderingen van Royal Tableware grotendeels toegewezen, waarbij Beukenhorst c.s. zijn veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en het staken van inbreuken op auteursrechten. In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat Beukenhorst c.s. inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van Royal Tableware door koffiekopjes te laten namaken. Het hof heeft de schadevergoeding voor gederfde winst vastgesteld op € 22.527,-, wat lager is dan het door de rechtbank toegewezen bedrag. Het hof heeft ook geoordeeld dat Beukenhorst Kaffee GmbH niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat deze onderneming ook inbreuk heeft gemaakt. De vordering tot schadevergoeding wegens verlies aan exclusiviteit is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat dit verlies heeft plaatsgevonden. De proceskosten zijn in de hoofdzaak gecompenseerd, terwijl de kosten in de vrijwaringszaak zijn toegewezen aan Baten Promotion B.V.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.335.467 (hoofdzaak) en 200.335.470 (vrijwaringszaak)
zaaknummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 390218 (hoofdzaak) en 398445 (vrijwaringszaak)
arrest van 15 april 2025
in de hoofdzaak van

1.Koffiebranderij Beukenhorst B.V.

die is gevestigd in Lichtenvoorde
2. Beukenhorst Kaffee GmbH [1]
die is gevestigd in Bocholt, Duitsland
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als gedaagde partijen in de hoofdzaak
hierna: samen Beukenhorst c.s. en ieder afzonderlijk ook Beukenhorst en Beukenhorst Kaffee
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen
tegen
Royal Tableware Group B.V.
die is gevestigd in de gemeente Utrechtse Heuvelrug
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eisende partij in de hoofdzaak
hierna: Royal Tableware
advocaat: mr. M.E. Verwoert
en in de vrijwaringszaak van:

1.Koffiebranderij Beukenhorst B.V.

die is gevestigd in Lichtenvoorde
2. Beukenhorst Kaffee GmbH
die is gevestigd in Bocholt, Duitsland
die samen hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eisende partijen in de vrijwaringszaak
hierna: samen Beukenhorst c.s. en ieder afzonderlijk Beukenhorst en Beukenhorst Kaffee
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen
tegen
Baten Promotion B.V.
die is gevestigd in De Heurne
die bij de rechtbank optrad als gedaagde partij in de vrijwaringszaak
hierna: Baten
advocaat: mr. R.H.P. van de Venne

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Beukenhorst c.s. hebben hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de rechtbank) op 28 september 2022 [2] en 2 augustus 2023 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2.
Het procesverloop in hoger beroep in de hoofdzaak blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
  • de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 december 2024 is gehouden en de daarin vermelde stukken
1.3.
Het procesverloop in hoger beroep in de vrijwaringszaak blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 december 2024 is gehouden en de daarin vermelde stukken
1.4.
Partijen hebben in beide zaken het hof gevraagd arrest te wijzen.
1.5.
Op verzoek van het hof heeft Royal Tableware na afloop van de mondelinge behandeling nog de in het proces-verbaal van de rechtbank vermelde spreekaantekeningen van de zitting in eerste aanleg toegezonden, omdat dit stuk niet bij het fourneren van de processtukken was overgelegd.

2.De kern van de zaken

2.1.
Royal Tableware verwijt Beukenhorst c.s. dat zij koffiekopjes [3] van de serie Alta bij producent Baten hebben laten namaken. Beukenhorst c.s. vinden dat hun geen verwijt kan worden gemaakt en spreken in vrijwaring Baten aan.

3.Enkele procedurele beslissingen

De bezwaren tegen voor en op de zitting verstrekte stukken en de beslissing van het hof daarop
3.1.
Beukenhorst c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de door Royal Tableware op 29 november 2024 toegezonden akte overlegging producties 32-38 van Royal Tableware. Beukenhorst c.s. hebben aangevoerd dat deze akte een verkapte memorie is en in strijd is met de tweeconclusieregel en de goede procesorde. Het hof staat toe dat deze akte aan het dossier wordt toegevoegd. Deze akte is tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend. Het gaat om zeven producties met een productieoverzicht waarin een korte toelichting op de betreffende producties wordt gegeven. Beukenhorst c.s. hebben deze stukken kunnen bestuderen en hierop op de mondelinge behandeling hun visie kunnen geven. Het hof acht de indiening van deze stukken niet in strijd met goede procesorde. Op de inhoud van de stukken komt het hof hierna onder 5.5 terug.
3.2.
Baten heeft op de zitting een akte houdende kostenopgave ex artikel 1019h Rv overgelegd. Beukenhorst c.s. hebben hiertegen bezwaar gemaakt en aangevoerd dat dit stuk in strijd komt met de goede procesorde. Het hof staat deze akte niet toe. Op grond van artikel 87 lid 6 Rv, artikel 4.5 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven en punt 6 van de Indicatietarieven in IE-zaken gerechtshoven moet een proceskostenopgave tien dagen voor de zitting worden verstrekt en kan deze opgave tot 24 uur voor de zitting worden aangevuld met een overzicht van de sindsdien nog gemaakte en nog te verwachten kosten. Hoewel Baten in haar memorie van antwoord heeft aangekondigd dat zij een proceskostenveroordeling op grond van artikel 1019h Rv vordert, heeft zij de onderbouwing van haar kosten pas op de zitting gegeven. Dat is te laat en komt in strijd met de goede procesorde. Hierdoor hebben Beukenhorst c.s. niet de gelegenheid gehad om deze stukken te bestuderen. Het hof ziet geen aanleiding om Beukenhorst c.s. nog een akte hierover te laten nemen, zoals Baten heeft voorgesteld.
Met Beukenhorst GmbH wordt Beukenhorst Kaffee GmbH bedoeld
3.3.
Op de zitting bij het hof is aan de orde gekomen dat in de beide zaken appellante 2 verschillend is aangeduid. In de inleidende dagvaarding van Royal Tableware in de hoofdzaak staat als gedaagde partij 2 Beukenhorst GmbH vermeld. In de inleidende dagvaarding van Beukenhorst c.s. in de vrijwaringszaak staat als eisende partij 2 ook Beukenhorst GmbH vermeld. Baten heeft in de vrijwaringszaak onder verwijzing naar het handelsregister erop gewezen dat deze naam onjuist is en benoemd dat sprake kan zijn van een vergissing. In de verstrekte zittingsaantekeningen van de rechtbank staat dat de advocaat van Beukenhorst c.s. heeft gezegd dat Beukenhorst Kaffee GmbH de juiste naam is. In het (verkorte) proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de rechtbank is opgenomen dat is gebleken dat de in de processtukken aangeduide partij Beukenhorst GmbH een foutieve benaming is voor Beukenhorst Kaffee GmbH. Daarop heeft de rechtbank in het tussenvonnis Beukenhorst Kaffee GmbH als gedaagde partij in de hoofdzaak en eisende partij in de vrijwaringszaak vermeld. Partijen hebben tegen deze aanduiding in het tussenvonnis in hoger beroep geen specifieke grieven naar voren gebracht.
3.4.
In het eindvonnis heeft de rechtbank echter weer Beukenhorst GmbH als gedaagde partij in de hoofdzaak en als eisende partij in de vrijwaringszaak vermeld. Aangezien dit in het eindvonnis niet is toegelicht, lijkt dit een vergissing van de rechtbank te zijn. Vervolgens zijn er in beide zaken namens Beukenhorst c.s. dagvaardingen in hoger beroep uitgebracht waarin zij zelf opnieuw de naam van Beukenhorst GmbH als appellante vermelden. Partijen hebben in hun processtukken in hoger beroep appellante 2 aangeduid met de naam Beukenhorst GmbH. Tegelijkertijd hebben Beukenhorst c.s. in de memories van grieven in beide zaken ook benoemd dat Beukenhorst Kaffee GmbH formeel in dit geding blijft omdat Royal Tableware deze GmbH in de procedure heeft betrokken.
3.5.
Het hof is van oordeel dat in de dagvaardingen in eerste aanleg sprake is van fout in de partijaanduiding die daarna verschillende malen wordt herhaald waaronder in de dagvaardingen in hoger beroep. Het betreft in dit geval een voor verbetering vatbare fout, zodat geen sprake is van een met nietigheid bedreigd gebrek. Er is namelijk geen onzekerheid omtrent de vraag wie met de partijaanduiding Beukenhorst GmbH wordt bedoeld. Er bestaat immers geen onderneming met de naam Beukenhorst GmbH, en al helemaal niet op het in de dagvaardingen vermelde vestigingsadres. De onderneming die wel bestaat, heeft de naam Beukenhorst Kaffee GmbH. Deze onderneming is een aan Beukenhorst gelieerde zusteronderneming, zo hebben Beukenhorst c.s. toegelicht. Bij die stand van zaken kan er geen redelijke twijfel bestaan dat zowel Royal Tableware in de hoofdzaak als Beukenhorst c.s. in de vrijwaringszaak het oog hebben gehad op Beukenhorst Kaffee GmbH. Baten heeft dit ook begrepen. Voor zover namens Beukenhorst c.s. op de mondelinge behandeling bij het hof toch anders is bepleit (en daargelaten de vraag of dit nog tijdig zou zijn en wat het gevolg hiervan voor Beukenhorst c.s. zou zijn), volgt het hof Beukenhorst c.s. hierin gelet op het voorgaande niet.

4.De feiten

4.1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9 en 2.10 van het tussenvonnis. Beukenhorst c.s. hebben bezwaren gericht tegen de in rechtsoverwegingen 2.7 en 2.8 vermelde feiten. Baten heeft naar voren gebracht dat de in rechtsoverweging 2.7 vermelde feiten niet juist zijn. Voor zover nodig komt het hof hierop in het arrest terug. Kort samengevat zijn in hoger beroep (ook) de volgende feiten van belang.
4.2.
Royal Tableware vertegenwoordigt diverse merken en fabrikanten van servies. Op onder meer 12 november 2019 heeft Royal Tableware de intellectuele-eigendomsrechten overgenomen van het [naam1] servies, waaronder de serie Alta. Zij heeft deze rechten overgenomen van de Duitse porseleinfabriek [naam1] GmbH (hierna: [naam1] ). Het Alta koffiekopje ziet er in de espressovariant en in een aantal andere varianten als volgt uit:
4.3.
Beukenhorst is een koffiebranderij die koffie en koffiemachines levert aan onder meer horecaondernemingen. In dat kader verstrekt zij koffiekopjes die deze horecaondernemingen kunnen gebruiken om de Beukenhorstkoffie te serveren. Deze kopjes worden aan de binnenzijde bedrukt met de naam Beukenhorst. Beukenhorst nam jarenlang Alta koffiekopjes af bij APD Doetinchem B.V. (hierna: APD), die deze kopjes met toestemming van [naam1] verhandelde. Beukenhorst Kaffee is een in Duitsland gevestigde zusteronderneming van Beukenhorst.
4.4.
Vanaf 2017 kampte [naam1] in haar fabriek met productieproblemen waardoor de Alta koffiekopjes slecht leverbaar waren. Beukenhorst heeft daarop ongeveer 45.000 koffiekopjes bij Baten besteld. Deze koffiekopjes, nagenoeg een kopie van de Alta koffiekopjes, zijn op 27 november 2018 bij Beukenhorst geleverd.
4.5.
Royal Tableware is hierop bij de rechtbank de onderhavige procedure begonnen tegen zowel Beukenhorst c.s. als Baten. Beukenhorst c.s. hebben in vrijwaring Baten opgeroepen. Royal Tableware en Baten hebben gedurende de procedure bij de rechtbank een schikking met elkaar getroffen waardoor Baten in de hoofdzaak geen partij meer is.

5.De inzet van de procedure bij de rechtbank en het hof

5.1.
Royal Tableware heeft bij de rechtbank gevorderd dat Beukenhorst c.s. worden veroordeeld om, op straffe van een dwangsom, iedere inbreuk op haar modelrechten en auteursrechten op de Alta koffiekopjes te staken. Daarnaast heeft Royal Tableware een aantal nevenvorderingen ingesteld. Beukenhorst c.s. hebben in de vrijwaringszaak bij de rechtbank gevorderd dat Baten wordt veroordeeld om aan Beukenhorst c.s. te betalen waartoe Beukenhorst c.s. in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, vermeerderd met kosten.
5.2.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak de vorderingen van Royal Tableware voor een belangrijk deel toegewezen. De rechtbank heeft kort samengevat onder meer Beukenhorst c.s. bevolen iedere inbreuk in Nederland, België, Luxemburg en Duitsland op de auteursrechten van Royal Tableware op de Alta koffiekopjes te staken en gestaakt te houden, Beukenhorst c.s. bevolen een rectificatie aan alle afnemers van deze kopjes te sturen en de gehele voorraad te laten vernietigen, en Beukenhorst c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 42.611,42 aan schadevergoeding (in de vorm van gederfde winst). De daarnaast door Royal Tableware gevorderde schadevergoeding wegens verlies aan exclusiviteit heeft de rechtbank afgewezen. Beukenhorst c.s. zijn hoofdelijk in de op grond van 1019h Rv begrote proceskosten van Royal Tableware veroordeeld. De rechtbank heeft de vorderingen van Beukenhorst c.s. in de vrijwaringszaak afgewezen en Beukenhorst c.s. veroordeeld in de geliquideerde proceskosten.
5.3.
De bedoeling van het hoger beroep van Beukenhorst c.s. is dat de toegewezen vorderingen van Royal Tableware alsnog worden afgewezen.
5.4.
De bedoeling van het (incidentele) hoger beroep van Royal Tableware is dat de afgewezen vordering tot het betalen van een schadevergoeding vanwege verlies aan exclusiviteit voor een bedrag van € 3.750,- alsnog wordt toegewezen.
5.5.
Royal Tableware heeft zich op de mondelinge behandeling bij het hof op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op een schadevergoeding aan gederfde winst van € 52.959,10 en dat zij het dus niet eens is met het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 42.611,42. Dit zal buiten beschouwing worden gelaten. Op grond van de in artikel 347 lid 1 Rv opgenomen tweeconclusieregel moeten partijen in één schriftelijk stuk hun standpunt uiteenzetten en is het aanvoeren van nieuwe grieven in nadere stukken in beginsel niet meer mogelijk. Royal Tableware is in haar memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel alleen opgekomen tegen de in rechtsoverweging 2.13 van het eindvonnis afgewezen vordering tot betaling van een schadevergoeding vanwege verlies aan exclusiviteit en heeft voor het overige geconcludeerd tot bekrachtiging van het tussenvonnis en het eindvonnis. Royal Tableware is in dit processtuk niet opgekomen tegen de in rechtsoverweging 3.4 opgenomen beslissing van de rechtbank tot vergoeding van een bedrag aan gederfde winst van € 42.611,42. Er is niet gebleken van een gerechtvaardigde uitzondering op de tweeconclusieregel. Het is daarom te laat om op de mondelinge behandeling alsnog op te komen tegen deze beslissing van de rechtbank.
5.6.
De bedoeling van het hoger beroep van Beukenhorst c.s. in de vrijwaringszaak is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

6.Het oordeel van het hof

De uitkomst in hoger beroep is deels hetzelfde
6.1.
In de hoofdzaak komt het hof deels tot dezelfde uitkomst als de rechtbank. Er is sprake van een auteursrechtinbreuk door Beukenhorst c.s. Er wordt een lagere schadevergoeding toegewezen. In de vrijwaringzaak blijft de uitkomst hetzelfde en krijgen Beukenhorst c.s. in hoger beroep opnieuw geen gelijk. Hierna zal worden uitgelegd hoe het hof tot deze beslissingen is gekomen.
De bevoegdheid van de Nederlandse rechter
6.2.
Deze zaken hebben een internationaal karakter. De internationale bevoegdheidsregels zijn in procesrechtelijke zin van openbare orde. [4] Het hof dient daarom eerst ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen. De vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegdheid toekomt, moet in dit geval aan de hand van de Verordening Brussel I-bis [5] worden beantwoord. De bevoegdheid om in de hoofdzaak kennis te nemen van de vorderingen tegen Beukenhorst Kaffee kan (onder meer) worden gebaseerd op artikel 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis. Dat feitelijk en juridisch de daarvoor vereiste nauwe band tussen gedaagden bestaat, staat niet ter discussie. De bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen in de vrijwaringszaak vloeit voort uit artikel 8 lid 2 Verordening Brussel I-bis. Partijen hebben hierover ook niet iets anders bepleit. Over de (impliciete) toepassing van het Nederlands recht door de rechtbank zijn geen bezwaren naar voren gebracht.
de hoofdzaak
Beukenhorst c.s. hebben inbreuk op het auteursrecht van Royal Tableware gemaakt
6.3.
Beukenhorst c.s. hebben in hoger beroep niet bestreden dat het Alta koffiekopje een auteursrechtelijk beschermd werk betreft en de door Baten aan Beukenhorst geleverde koffiekopjes kopieën betreffen van het Alta koffiekopje. Ook hebben Beukenhorst c.s. niet bestreden dat het afnemen en op de markt brengen van nagenoeg identieke koffiekopjes vanaf 12 november 2019 (toen Royal Tableware rechthebbende werd) een inbreuk oplevert op het auteursrecht van Royal Tableware. Het hof neemt dit daarom in hoger beroep tot uitgangspunt.
6.4.
Beukenhorst c.s. hebben aangevoerd dat Beukenhorst de kopjes heeft laten namaken vanwege de leveringsproblemen bij [naam1] /APD en dat zij hiermee aan schadebeperking deed om de servieslijn in stand te houden. Beukenhorst c.s. hebben erop gewezen dat zij APD op de hoogte hebben gesteld van de leverantie van Baten en dat APD in een e-mailbericht van 15 februari 2019 begrip heeft getoond. In plaats van dat dankbaarheid is getoond, zijn Beukenhorst c.s. in deze procedure betrokken, aldus Beukenhorst c.s.
6.5.
Deze argumenten leiden echter niet tot een ander oordeel. Ook in geval van leveringsproblemen is het niet toegestaan om kopjes na te maken. Die omstandigheid levert dus geen rechtvaardiging voor een auteursrechtinbreuk op. Voor zover Beukenhorst c.s. ook hebben bedoeld aan te voeren dat zij met toestemming van [naam1] /Royal Tableware de kopjes hebben nagemaakt, is dit argument onvoldoende uitgewerkt. In het aangehaalde e-mailbericht van APD van 15 februari 2019 wordt onder meer opgemerkt dat APD geen probleem heeft met het alternatieve servies en dat APD op [naam1] weinig invloed heeft. Dit bericht dateert echter van na de bestelling en levering van Beukenhorst bij Baten. Bovendien is hiermee onvoldoende onderbouwd dat Beukenhorst c.s., op basis van uitlatingen of gedragingen van de toenmalige rechthebbende [naam1] , gerechtvaardigd ervan uit mochten gaan dat zij de kopjes mochten laten namaken. Er blijkt niet dat Beukenhorst c.s. bij [naam1] om toestemming hebben gevraagd en onduidelijk is waarom een dergelijke toestemming uit een opmerking van APD kan worden afgeleid. APD kocht de kopjes van [naam2] B.V. (handelsagent van [naam1] ) om deze te bedrukken, wat illustreert dat APD en [naam1] niet zomaar met elkaar zijn te vereenzelvigen, noch dat de schijn is gewekt dat APD zulke verstrekkende mededelingen namens [naam1] mocht doen. Het bericht bevestigt bovendien eerder het onderscheid tussen APD en [naam1] .
6.6.
Beukenhorst c.s. hebben ook naar voren gebracht dat de vorderingen jegens Beukenhorst Kaffee alsnog moeten worden afgewezen omdat zij geen contractant van Baten is geweest en zij nooit foto’s van het Baten-servies op haar website heeft gepubliceerd. Beukenhorst Kaffee kreeg haar serviesvoorraad aangevoerd via Beukenhorst en dit ging om maximaal nietszeggende hoeveelheden. Beukenhorst Kaffee deed bovendien alleen zaken in Duitsland. Van een verwijtbare inbreuk van enige omvang is geen sprake geweest. Beukenhorst Kaffee had in juridische zin geen andere positie dan die van een “horecaondernemer” die nietsvermoedend servies heeft afgenomen, uitgestald en wellicht als relatiegeschenk heeft gepresenteerd, aldus Beukenhorst c.s.
6.7.
Met deze argumenten hebben Beukenhorst c.s. echter onvoldoende weersproken dat ook Beukenhorst Kaffee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Royal Tableware. Terecht heeft Royal Tableware erop gewezen dat ook het afnemen, uitstallen en als relatiegeschenk presenteren van de imitatiekopjes inbreukmakende handelingen zijn. Daarbij doet het er niet toe dat Beukenhorst Kaffee niet zelf een overeenkomst had gesloten met Baten. Voor de inbreukvraag is niet relevant om hoeveel kopjes het hierbij is gegaan, nog daargelaten dat Beukenhorst c.s. hierover geen nadere onderbouwing hebben gegeven.
6.8.
Verder hebben Beukenhorst c.s. er een punt van gemaakt dat de in rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis opgenomen afbeeldingen geen foto’s zijn van de door Baten aan Beukenhorst geleverde koffiekopjes. Dat maakt echter niet uit. Ook als foto’s op de website van Beukenhorst of de website van Beukenhorst Kaffee de originele Alta koffiekopjes betroffen, is er nog steeds sprake van auteursrechtinbreuk door het afnemen en op de markt brengen van de nagemaakte koffiekopjes.
6.9.
Beukenhorst c.s. hebben ten slotte betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het vervallen van het modelrecht. Zij hebben echter niet uitgelegd op welke wijze daarmee rekening gehouden had moeten worden. Royal Tableware heeft de grondslag van het modelrecht tijdens de rechtbankprocedure ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens beslist over de andere aangevoerde grondslag, namelijk die van het auteursrecht. Hiervoor is beslist dat die grondslag onvoldoende is weersproken.
6.10.
De conclusie is dat zowel Beukenhorst als Beukenhorst Kaffee inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van Royal Tableware.
De gevorderde schadevergoeding: gederfde winst en verlies aan exclusiviteit
6.11.
Beukenhorst c.s. komen verder op tegen de door de rechtbank toegewezen schadevergoeding. Zij zijn het niet eens met het door de rechtbank toegewezen bedrag aan door Royal Tableware gederfde winst. Royal Tableware vindt juist dat zij naast gederfde winst ook nog recht heeft op een bedrag vanwege verlies aan exclusiviteit en is in incidenteel hoger beroep opgekomen tegen de afwijzing van deze gevorderde schadevergoeding.
6.12.
Voor de bepaling van de schade moet een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie waarin het onrechtmatig handelen heeft plaatsgevonden en de hypothetische situatie waarin dit achterwege zou zijn gebleven. Het is de vraag tot welke schade dit leidt. Het ligt op de weg van Royal Tableware om de feiten te stellen waaruit zowel kan worden afgeleid dat zij de schade heeft geleden waarvan zij vergoeding vordert, als dat deze schade in causaal verband staat tot het verweten handelen. Daarbij geldt dat de rechter ingevolge artikel 6:97 BW de schade dient te begroten op de wijze die het meest met de aard van deze schade in overeenstemming is, of de schade dient te schatten indien deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Op grond van artikel 27 lid 2 Auteurswet kan de rechter in passende gevallen de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag. Volgens Europese rechtspraak beoogt de te betalen schadevergoeding integraal herstel van de door de rechthebbende werkelijk geleden schade, waaronder mede begrepen eventuele morele schade. [6]
gederfde winst
6.13.
Royal Tableware heeft de door haar gevorderde gederfde winst als volgt toegelicht en berekend. Beukenhorst c.s. zouden, de inbreuk weggedacht, de koffiekopjes bij Royal Tableware hebben aangeschaft. De leveringsproblemen zouden op een later moment zijn ingehaald. De periode waarover schade wordt geleden, loopt van 12 november 2019 (het moment waarop zij rechthebbende werd) tot en met 26 oktober 2022 (de dag van het indienen van de akte na tussenvonnis waarin zij de schadeberekening heeft gemaakt). De meest voor de hand liggende methode is om de bestelling van Beukenhorst c.s. van 27 november 2018 bij Baten evenredig te verdelen over de jaren dat er inbreuk is gemaakt. De bestelling bij Baten betrof 44.998 stuks, wat volgens Royal Tableware betekent dat Beukenhorst c.s. afgerond lineair 11.250 stuks per jaar bij Royal Tableware zou hebben ingekocht, in totaal dus 33.750 stuks. Royal Tableware gaat ervan uit dat elk jaar gemiddeld hetzelfde aantal koffiekopjes aan klanten wordt geleverd. Rekening houdend met kosten die Royal Tableware zou hebben gemaakt, zoals een vergoeding voor de agent en productiekosten, gaat Royal Tableware uit van een winstmarge van 35%. Volgens Royal Tableware is zij voor 33.750 stuks een bedrag van € 121.746,91 aan omzet misgelopen, wat neerkomt op een bedrag van € 42.611,42 aan gederfde winst. In hoger beroep heeft Royal Tableware gesteld dat de schade ook na de datum van de akte na tussenvonnis doorloopt. Volgens haar loopt de schadeperiode door tot 11 augustus 2023, omdat de deurwaarder op die datum heeft geconstateerd dat er toen geen voorraad meer was.
6.14.
Beukenhorst c.s. hebben hiertegen kort samengevat aangevoerd dat de berekening van Royal Tableware ondeugdelijk is en niet is gebaseerd op verifieerbare stukken. Beukenhorst c.s. betwisten de door Royal Tableware gehanteerde winstmarge van 35% en de gekozen periode. Volgens Beukenhorst c.s. hebben zij de koffiekopjes direct na de sommatie van 1 februari 2021 vernietigd. Bovendien bleek de kwaliteit van door Baten geleverde koffiekopjes zo slecht te zijn dat het direct afstand doen van de voorraad probleemloos kon geschieden, omdat die toch niet meer ter beschikking zou worden gesteld aan relaties. Beukenhorst c.s. wijzen erop dat het grootste deel van de levering van Baten in de maanden na 27 november 2018 zijn vergeven en dat op 12 november 2019 minder dan de helft nog aanwezig was. Vanaf januari 2020 werd weer [naam1] servies afgenomen. Bovendien heeft Royal Tableware volgens Beukenhorst c.s. ten onrechte geen rekening gehouden met de coronaperiode waarin maar mondjesmaat servies aan horecaondernemers te beschikking werden gesteld. De schade van Royal Tableware kan maximaal op € 1.000,- worden vastgesteld, aldus nog steeds Beukenhorst c.s.
6.15.
Tegen het door Royal Tableware gekozen “lineaire” uitgangspunt (dat in elke maand evenveel kopjes werden geleverd door Beukenhorst c.s.) hebben Beukenhorst c.s. geen afzonderlijke argumenten naar voren gebracht. Het hof zal daarom dit ook tot uitgangspunt van de schadeberekening nemen. Voor zover Beukenhorst c.s. hebben aangevoerd dat een groot deel van de Baten-kopjes al tussen 27 november 2018 en 12 november 2019 aan klanten is verstrekt en in zoverre dus een afwijking van de berekening hebben bepleit, hebben zij dit niet voldoende met stukken onderbouwd. Dit had in het kader van de betwisting wel van Beukenhorst c.s. verwacht mogen worden omdat zij over de relevante informatie beschikten. De als productie 5 bij memorie van grieven overgelegde lijst volstaat hiervoor niet, omdat daaruit niet kan worden afgeleid welk servies is uitgeleverd. Beukenhorst c.s. hebben onvoldoende gedocumenteerd inzicht gegeven in wat ze wanneer met de kopjes hebben gedaan. Uit de door Beukenhorst c.s. overgelegde stukken wordt dit in ieder geval onvoldoende duidelijk.
6.16.
Het hof is van oordeel dat Royal Tableware het winstpercentage van 35% voldoende heeft onderbouwd en dat de betwisting van Beukenhorst c.s. hiertegenover tekortschiet. Beukenhorst c.s. hebben er wel gewezen dat in de berekening van Royal Tableware kosten voor vervoer, teloorgaan, uitpakken, opslaan, reclame en btw niet zijn genoemd en daarbij gesteld dat de te hanteren winstmarge niet hoger is dan 8-10% maar dit is verder niet uitgewerkt. Royal Tableware heeft in hoger beroep een nieuwe berekening overgelegd en onder verwijzing naar prijslijsten en facturen onderbouwd dat haar winstmarge 43,5% is. In die berekening is toegelicht dat bij de berekening van de winstmarge wordt uitgegaan van productie bij een derde partij, waarbij transportkosten één op één worden doorbelast en waarbij de overige overheadkosten minimaal zijn en geen invloed hebben op de prijsstelling. Royal Tableware heeft tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank verklaard dat de bedragen waarmee zij haar berekeningen heeft gemaakt, exclusief btw zijn. Bij die stand van zaken heeft Royal Tableware voldoende onderbouwd dat het winstpercentage (in ieder geval) 35% betreft.
6.17.
De vraag is vervolgens welke periode in acht moet worden genomen. Partijen gaan er immers kennelijk van uit dat de periode waarover de lineaire schadevergoeding moet worden berekend, loopt tót het moment dat Beukenhorst c.s. nog inbreukmakende koffiekopjes in voorraad hadden om door te leveren aan klanten. Partijen verschillen van mening over de vraag tot welk moment dit precies het geval was. Royal Tableware stelt dat de schadeperiode doorloopt tot 11 augustus 2023 omdat de deurwaarder op dat moment heeft geconstateerd dat er geen voorraad meer was, terwijl Beukenhorst c.s. aanvoeren dat de koffiekopjes in de eerste week van februari 2021 zijn vernietigd. Hieruit leidt het hof af dat partijen tot uitgangspunt nemen dat over de koffiekopjes die zijn vernietigd geen winst is gederfd. Aangenomen kan worden dat voor die koffiekopjes nieuwe moesten worden besteld en dus geen winst is misgelopen.
6.18.
De omstandigheid dat de deurwaarder op 11 augustus 2023 heeft geconstateerd dat er op dat moment geen voorraad aanwezig was, betekent niet dat die voorraad er tot die datum wel is geweest, zoals Royal Tableware kennelijk veronderstelt. Beukenhorst c.s. hebben dat gemotiveerd betwist en daarvoor aangevoerd dat zij de kopjes in de eerste week van februari 2021 hebben vernietigd door ze in de container te gooien bij de tegenovergelegen afvalverwerker Remondis. Op de mondelinge behandeling bij het hof hebben twee medewerkers van Beukenhorst hierover toegelicht dat zij na de sommatiebrief van Royal Tableware alle koffiekopjes hebben weggedaan, dat dit 10.000 of 12.000 stuks betrof maar in ieder geval alles wat er nog stond. In het licht van deze gemotiveerde betwisting van Beukenhorst c.s. en bij gebreke van een voldoende specifiek bewijsaanbod aan de zijde van Royal Tableware op dit punt kan niet worden vastgesteld dat er ná de eerste week van februari 2021 (het hof zal als datum hanteren: 8 februari 2021) nog inbreukmakende koffiekopjes aanwezig waren.
6.19.
Beukenhorst c.s. hebben verder aangevoerd dat Royal Tableware ten onrechte geen rekening houdt met de coronaperiode van maart 2020 tot mei 2022. Zij wijzen erop dat er toen maar mondjesmaat servies aan horecaondernemers ter beschikking werd gesteld. Royal Tableware heeft niet toegelicht op welke wijze zij in haar berekening met eventuele corona-effecten rekening heeft gehouden of waarom de coronamaatregelen geen enkel effect zouden hebben gehad op de gederfde winst. Dat had wel op haar weg gelegen. Als gevolg van de coronamaatregelen zijn horecaondernemingen immers gesloten geweest. Aangenomen kan worden dat hierdoor een periode minder kopjes zouden zijn afgenomen. Het is aannemelijk dat de coronamaatregelen tot op zekere hoogte een negatief effect hebben gehad op de gederfde winst. Beukenhorst heeft haar betwisting op dit punt echter evenmin voorzien van een verifieerbare onderbouwing. Het hof gaat er daarom schattenderwijs van uit dat in de in acht te nemen periode tussen 12 november 2019 en 8 februari 2021 gedurende een periode van zes maanden maar de helft van de kopjes werden afgenomen, zodat in totaal drie maanden lang geen kopjes werden afgenomen.
6.20.
Dit alles leidt tot de volgende omvang van de schade, waarbij sommige aspecten niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld en daarom moeten worden geschat. Beukenhorst heeft op 27 november 2018 44.998 inbreuk makende kopjes gekocht. Het hof gaat ervan uit dat Beukenhorst op 8 februari 2021 de toen resterende kopjes heeft weggegooid en schat dat aantal op 10.000 stuks. De periode tussen die twee data duurde 804 dagen. In die periode heeft Beukenhorst ca. 35.000 inbreukmakende kopjes in het verkeer gebracht en daarmee schade berokkend aan de auteursrechthebbende op die kopjes. Royal Tableware was die auteursrechthebbende sinds 12 november 2019. Zoals gezegd, neemt het hof aan dat sinds Royal Tableware rechthebbende werd, door de coronamaatregelen netto ca. drie maanden (zeg: 90 dagen) ‘onbruikbaar’ waren voor de verkoop van kopjes. Dat betekent dat de effectieve periode waarin Royal Tableware rechthebbende was én Beukenhorst kopjes kon afleveren, wordt teruggebracht tot 364 dagen (= 454 -/- 90 dagen). Royal Tableware heeft dan winst gederfd voor 364/(804 -/- 90) × 35.000 = 17.843 kopjes. Vermenigvuldigd met een gederfde winst per kopje van € 1,2625, zoals begroot door Royal Tableware, komt de schade dan uit op € 22.527. Dit bedrag zal worden toegewezen. Het door Beukenhorst c.s. naar voren gebrachte bezwaar tegen de toewijzing van de schadevordering slaagt dus gedeeltelijk.
6.21.
Beukenhorst c.s. wijzen in het kader van de schadeberekening erop dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verschillende posities van Beukenhorst en Beukenhorst Kaffee.
6.22.
Het hof is van oordeel dat Royal Tableware onvoldoende heeft toegelicht dat zij winst heeft gederfd als gevolg van de auteursrechtinbreuk door Beukenhorst Kaffee. Hoewel Royal Tableware terecht erop wijst dat voor de inbreukvraag niet relevant is of de inbreuk van enige omvang is, ligt dat anders voor de door haar gevorderde schadevergoeding aan gederfde winst. Vast staat immers dat het telkens Beukenhorst was die de kopjes bij [naam1] bestelde. Het was ook Beukenhorst die de inbreukmakende kopjes heeft besteld. In dat licht bezien zijn er onvoldoende aanknopingspunten dat Beukenhorst Kaffee, het inbreukmakende handelen weggedacht, bij [naam1] /Royal Tableware koffiekopjes zou hebben besteld, laat staan de omvang waarvoor nu gederfde winst wordt gevorderd. Dat betekent dat het hof van oordeel is dat Beukenhorst Kaffee ten onrechte hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van gederfde winst. In zoverre komt het hof tot een ander oordeel dan de rechtbank en slaagt het hoger beroep.
verlies aan exclusiviteit
6.23.
De volgende vraag is of Royal Tableware naast de gederfde winst recht heeft op een schadevergoeding aan verlies van exclusiviteit. Bij een auteursrechtinbreuk kan schade worden geleden bestaande uit verlies aan onderscheidende kracht van het auteursrecht waardoor de exclusiviteit ervan afneemt. In beginsel is de waarde van de exclusiviteit echter verdisconteerd in de gederfde winst. Dat Royal Tableware aanvullende schade heeft geleden door verlies van exclusiviteit of afbreuk van haar reputatie omdat de inbreukmakende kopjes van inferieure kwaliteit waren dan de Alta koffiekopjes is onvoldoende gebleken. Niet voldoende is onderbouwd dat afnemers van Beukenhorst – die het in eerste instantie om de koffie is te doen en de koffiekopjes erbij geleverd krijgen – werkelijk voor ogen hebben gehad dat ze te maken hebben met een Alta ontwerp dat vervolgens van mindere kwaliteit bleek te zijn, en onvoldoende aannemelijk is geworden dat dit vervolgens heeft geleid (of zal leiden) tot een kleinere afname van originele koffiekopjes van Alta. Daar komt bij dat Beukenhorst haar klanten een rectificatie heeft gestuurd, waar de klanten uit op kunnen maken dat de kopjes van inferieure kwaliteit geen originele Alta-kopjes waren.
De overige vorderingen
6.24.
Beukenhorst c.s. hebben in hun grief 1 ook benoemd dat zij opkomen tegen de overige door de rechtbank uitgesproken veroordelingen. Met uitzondering van hun bezwaar tegen de proceskostenveroordeling hebben Beukenhorst c.s. dit onvoldoende duidelijk toegelicht, zodat hun betwisting van deze nevenvorderingen tekortschiet. Wel zal het hof de veroordeling tot vernietiging van de kopjes op straffe van een dwangsom vernietigen. Zoals hiervoor onder 6.18 is overwogen, kan immers niet worden vastgesteld dat er ná de eerste week van februari 2021 nog inbreukmakende koffiekopjes aanwezig waren.
de vrijwaringszaak
6.25.
Beukenhorst c.s. leggen aan hun vorderingen in vrijwaring ten grondslag dat Baten is tekortgeschoten althans dat Beukenhorst bij haar bestelling bij Baten heeft gedwaald. Beukenhorst heeft de bestelling bij Baten geplaatst, omdat zij op basis van mededelingen van de directeur van Baten ervan uitging dat op het Alta-servies geen bescherming rustte.
6.26.
Baten heeft betwist dat zij aansprakelijk is voor de door Beukenhorst c.s. geleden schade. Zij heeft ook de door Beukenhorst c.s. gevorderde schade betwist en aangevoerd dat Beukenhorst c.s. niet aan hun schadebeperkingsplicht hebben voldaan. Volgens Baten heeft de directeur van Beukenhorst een “patent op het oor” van het kopje opgeworpen en heeft Baten naar aanleiding daarvan onderzoek naar het modelrecht gedaan en de resultaten meegedeeld. Baten wijst erop dat het modelrecht voor haar niet kenbaar was, toen zij met het oog op de opdracht van Beukenhorst het register van de WIPO raadpleegde. Baten betwist dat de afwezigheid van rechten van derden een voorwaarde bij de opdracht was. De overeenkomst is pas na het onderzoek gesloten. Zij heeft toen een partij kopjes laten maken die vanwege de slechte kwaliteit vervolgens niet is uitgeleverd aan Beukenhorst. Daarna heeft Beukenhorst Baten benaderd voor een nieuwe bestelling, wat tot de levering van 27 november 2018 heeft geleid, aldus steeds Baten.
6.27.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting van Baten hebben Beukenhorst c.s. onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Baten heeft gegarandeerd dat er in het geheel geen rechten van derden op het koffiekopje rusten. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Van enige bijzondere deskundigheid van Baten of Beukenhorst c.s. op het gebied van intellectuele eigendom is niet gebleken. De toelichtingen die partijen hebben gegeven, maken duidelijk dat er met elkaar is gesproken over rechten op het kopje. Partijen hebben het in ieder geval gehad over een mogelijk “patent op het oor”. De directeur van Baten heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof toegelicht dat hij onderzoek heeft gedaan naar het oor en dat hij in een vervolggesprek de uitkomsten van het onderzoek heeft laten zien en dat hij niets kon vinden. Dit zag kennelijk op het onderzoek naar het modelrecht en de resultaten daarvan. Er is niet, althans onvoldoende gebleken dat partijen het ook met elkaar over het auteursrecht hebben gehad. Het lijkt erop dat beide partijen niet bij een mogelijk auteursrecht hebben stilgestaan. Vervolgens heeft Beukenhorst ervoor gekozen om via Baten koffiekopjes te laten namaken. Op de mondelinge behandeling bij de rechtbank is namens Beukenhorst verklaard dat hierover ook contact is geweest met APD, maar er is niet gebleken dat Beukenhorst al voorafgaand aan de bestelling bij APD of [naam1] navraag heeft gedaan of het was toegestaan om het Alta koffiekopje na te maken. Uit het al eerder aangehaalde e-mailbericht van APD blijkt niet van een dergelijke voorafgaande toestemming. De omstandigheid dat de directeur van Baten heeft gezegd dat er geen (model)recht op het kopje zou rusten, betekent niet dat zij daarmee een garantie heeft gegeven dat het kopje geheel rechtenvrij zou zijn, of dat Beukenhorst c.s. daar gerechtvaardigd van uit mochten gaan.
6.28.
Beukenhorst c.s. stellen daarnaast dat zij hebben gedwaald. In eerste aanleg hebben Beukenhorst c.s. ook bedrog genoemd, maar in de memorie van grieven staat dat bedrog niet aan de orde lijkt. Daaruit leidt het hof af dat het door de rechtbank verworpen beroep op bedrog in hoger beroep kennelijk niet wordt bestreden. Wat betreft het beroep op dwaling heeft Baten onder meer naar voren gebracht dat Beukenhorst c.s. de overeenkomst niet buitengerechtelijk hebben vernietigd en evenmin een vordering tot vernietiging ingesteld. Uit de memorie van grieven en de toelichting op de mondelinge behandeling wordt onvoldoende duidelijk wat Beukenhorst c.s. met het beroep op dwaling beogen. Er is geen rechtsvordering tot vernietiging ingesteld en er is ook niet toegelicht hoe een geslaagd beroep op dwaling ertoe kan leiden dat Baten, zoals gevorderd, aansprakelijk is voor het bedrag waartoe Beukenhorst c.s. in de hoofdzaak worden veroordeeld. Voor zover het standpunt van Beukenhorst c.s. zo moet worden begrepen dat Baten schadeplichtig is omdat sprake is van dwaling, geldt dat een geslaagd beroep op dwaling niet betekent dat de wederpartij van de dwalende schadeplichtig is. Daarvoor moet een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn. [7] In dit verband hebben Beukenhorst c.s. geen rechtsgrond genoemd en er zijn onvoldoende feiten gesteld om ambtshalve het bestaan van een dergelijke rechtsgrond te kunnen aannemen.
6.29.
De slotsom is dat het hoger beroep in de vrijwaring niet slaagt.
De conclusie in beide zaken
6.30.
Het hoger beroep van Beukenhorst c.s. in de hoofdzaak slaagt deels. Gelet op de inzet in eerste aanleg en het oordeel van het hof hierover, is het hof van oordeel dat Beukenhorst c.s. als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partijen in eerste aanleg moeten worden beschouwd. Het hof laat daarom de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling in stand. Gelet op hetgeen in principaal hoger beroep aan de orde is gesteld, komt het hof tot de conclusie dat in dit hoger beroep partijen ieder deels ongelijk hebben gekregen. Het hof bepaalt daarom dat in de hoofdzaak in het principale hoger beroep elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten).
6.31.
Het incidentele hoger beroep van Royal Tableware slaagt niet. Omdat Royal Tableware in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Royal Tableware in de proceskosten in het incidentele hoger beroep veroordelen. Omdat Beukenhorst c.s. niet om een proceskostenvergoeding op grond van artikel 1019h Rv hebben verzocht, zal het hof de proceskosten begroten volgens het liquidatietarief. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover.
6.32.
Het hoger beroep van Beukenhorst c.s. in de vrijwaring slaagt niet. Omdat Beukenhorst c.s. in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof Beukenhorst c.s. in de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Omdat Baten de door haar verzochte kosten op grond van artikel 1019h Rv te laat heeft begroot (zoals hiervoor uitgelegd onder 3.2), zal het hof de proceskosten begroten volgens het liquidatietarief. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover.
6.33.
De veroordeling tot schadevergoeding in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

7.De beslissing

Het hof:
in de hoofdzaak in het principale en incidentele hoger beroep
7.1.
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 28 september 2022 en 2 augustus 2023 alleen voor zover het de veroordelingen in het eindvonnis van 2 augustus 2023 onder 3.3 en 3.4 betreft, en beslist:
 veroordeelt Beukenhorst om aan Royal Tableware te betalen een bedrag van € 22.527,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de datum van dagvaarding in eerste aanleg,
 wijst het meer of anders gevorderde af
7.2.
bepaalt dat iedere partij in de hoofdzaak in het principale hoger beroep van Beukenhorst c.s. de eigen kosten draagt,
7.3.
veroordeelt Royal Tableware tot betaling van de volgende proceskosten in het incidentele hoger beroep:
€ 858,- aan salaris van de advocaat van Beukenhorst c.s. (2 procespunten x appeltarief I x factor 0,5)
in de vrijwaringszaak
7.4.
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 28 september 2022 en 2 augustus 2023,
7.5.
veroordeelt Beukenhorst c.s. tot betaling van de volgende proceskosten van Baten in hoger beroep:
€ 2.135,- aan griffierecht
€ 4.426,- aan salaris van de advocaat van Baten (2 procespunten x appeltarief IV)
in de hoofzaak en in de vrijwaringszaak
7.6.
verklaart de veroordeling onder 7.1 uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Bakker, F.J. de Vries en S.M. Kingma, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.

Voetnoten

1.Waarom het hof deze partijaanduiding voor appellante 2 in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak gebruikt, wordt uitgelegd in r.o. 3.5.
3.waaronder een kop en schotel wordt begrepen tenzij anders wordt vermeld.
4.HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1077.
5.de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (Verordening Brussel I-bis).
6.HvJ EU 17 maart 2016, ECLI:EU:C:2016:173 (Liffers).
7.HR 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765.