In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de Rechtbank Gelderland, die op 5 juli 2023, 25 oktober 2023 en 28 februari 2024 zijn uitgesproken. De zaak betreft geldleningen die [appellant] in 2008 en 2011 heeft verstrekt aan [geïntimeerde1], die een autoschadebedrijf exploiteert. In 2020 zijn nieuwe afspraken gemaakt over de leningen, maar [appellant] heeft geconstateerd dat de betalingen uitbleven. De rechtbank heeft [geïntimeerde1] en [geïntimeerde3] veroordeeld tot betaling van de nog uitstaande bedragen, maar de vordering tot betaling van achterstallige rente is afgewezen. [appellant] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de grieven van [appellant] gedeeltelijk gegrond verklaard, met name met betrekking tot de uitleg van de nieuwe overeenkomst en de verjaring van de rentevorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat de oude overeenkomsten niet volledig zijn vervangen door de nieuwe overeenkomst en dat [appellant] recht heeft op vergoeding van de vervallen rente. Het hof heeft de eerdere vonnissen vernietigd en nieuwe beslissingen genomen over de te betalen bedragen, inclusief rente en proceskosten.