In deze zaak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarin zijn verzoek om een vervangende machtiging tot wijziging van de splitsingsakte voor het realiseren van een dakopbouw werd afgewezen. De zaak betreft een appartementsgebouw dat is gesplitst in zeven appartementsrechten, waarvan [verzoeker] eigenaar is van vijf en [verweerders] van twee. [verzoeker] wenst een dakopbouw te realiseren, maar [verweerders] weigeren hun medewerking aan de noodzakelijke wijziging van de splitsingsakte. De kantonrechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en het verzoek van [verweerders] om een vervangende machtiging voor het vaststellen van lekkages toegewezen.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat [verweerders] hun medewerking niet zonder redelijke grond hebben geweigerd. Er zijn zorgen over de staat van het gebouw en de mogelijke gevolgen van de lekkages, die door AB Lekdetectie zijn vastgesteld. Het hof concludeert dat de medewerking van [verweerders] aan de wijziging van de splitsingsakte niet kan worden verlangd, gezien de gebrekkige staat van onderhoud van de appartementen van [verzoeker] en de onzekerheid over de constructieve geschiktheid van het gebouw voor de dakopbouw. Het hof heeft ook opgemerkt dat de VvE van het gebouw niet actief is en dat partijen hebben afgesproken deze te 'reanimeren'. [verzoeker] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.