ECLI:NL:GHARL:2025:1419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
200.335.698/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen opdrachtgevers en aannemers over schadevergoeding en uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee opdrachtgevers en twee aannemers over de uitvoering van werkzaamheden aan een woning. De opdrachtgevers hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin hun vorderingen tegen de aannemers zijn afgewezen. De opdrachtgevers stelden dat de aannemers tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst en vorderden schadevergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opdrachtgevers hun recht op schadevergoeding hebben prijsgegeven in een regeling met een van de aannemers. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de opdrachtgevers de andere aannemer op grond van artikel 7:764 BW een deel van de aanneemsom moeten betalen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt de opdrachtgevers tot betaling van de proceskosten aan beide aannemers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.698/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 219888
arrest van 11 maart 2025
in de zaak van

1.[appellante1] ,

2. [appellante2],
die wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellante1]en
[appellante2],
advocaat: mr. H.A. van Beilen te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] h.o.d.n. [naam1] ,

die woont in [woonplaats2] ,
die bij de rechtbank gedaagde was,
hierna:
[geïntimeerde1],
advocaat: mr. P. Bluemink te Groningen,

2.[geïntimeerde2] h.o.d.n. [naam2] ,

die woont in [woonplaats1] ,
die bij de rechtbank gedaagde was en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde2],
advocaat mr. J.B. Rijpkema te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellanten] hebben met een dagvaarding van 23 november 2023 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 augustus 2023. [appellanten] hebben vervolgens de zaak bij het hof aangebracht en een memorie van grieven ingediend en [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] elk een memorie van antwoord. Daarna heeft het hof de zaak op 16 januari 2025 mondeling behandeld. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Partijen hebben het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hebben werkzaamheden verricht aan de woning van [appellanten] ter uitvoering van een door ieder van hen met [appellanten] gesloten overeenkomst van aanneming van werk. [appellanten] waren niet tevreden over de uitvoering van de werkzaamheden.
2.2
Dat heeft er toe geleid dat de dat de overeenkomsten met [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] zijn beëindigd en dat [appellanten] een procedure bij de rechtbank zijn begonnen. [appellanten] hebben in die procedure gevorderd - samengevat - om uit te spreken (‘voor recht te verklaren’) dat [geïntimeerde1] en/of [geïntimeerde2] toerekenbaar tekort zijn geschoten in zijn/hun verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst, en om de tussen [appellante1] en [geïntimeerde1] gesloten aannemingsovereenkomst te ontbinden c.q. voor ontbonden te verklaren. [appellanten] hebben verder gevorderd om [geïntimeerde1] te veroordelen tot schadevergoeding van € 25.532,58, € 64.216,59 en € 1.680,-, dan wel een vergoeding nader op te maken bij staat, en om [geïntimeerde2] te veroordelen tot betaling van € 11.918,50, met veroordeling van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] hoofdelijk in de kosten van de procedure, dit alles vermeerderd met wettelijke rente.
2.3
[geïntimeerde2] heeft een tegenvordering (‘eis in reconventie’) ingesteld, die inhield veroordeling van [appellanten] tot betaling van € 7.884,36, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
2.4
[appellanten] en [geïntimeerde1] hebben destijds een regeling getroffen op grond waarvan [geïntimeerde1] een bedrag van € 15.000,- aan [appellanten] heeft (terug)betaald. [geïntimeerde1] heeft zich tegen de vorderingen van [appellanten] verweerd met de stelling dat die regeling nu aan toewijzing van de vorderingen in de weg staat, omdat die regeling ook de aanspraak op schadevergoeding die de basis vormt voor de vorderingen van [appellanten] omvat. De rechtbank heeft dat verweer gehonoreerd en daarom de vorderingen van [appellanten] jegens [geïntimeerde1] afgewezen.
2.5
[appellanten] vinden dat zij [geïntimeerde2] te veel hebben betaald in verhouding tot het door hem verrichte werk (uren en materiaal) en vorderen het te veel betaalde terug op grond van onverschuldigde betaling. De tegenvordering van [geïntimeerde2] is gebaseerd op de grondslag dat [appellanten] na opzegging van de overeenkomst juist te weinig hebben betaald en moeten bijbetalen.
2.6
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante1] c.s tegen [geïntimeerde2] ook afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde2] gedeeltelijk toegewezen, aldus dat [appellanten] (in het kader van de afrekening van het werk op grond van artikel 7:764 BW) nog € 2.560,36 met wettelijke rente aan [geïntimeerde2] moeten betalen.
2.7
Het hof zal oordelen dat de vorderingen van [appellanten] terecht zijn afgewezen en dat de vorderingen van [geïntimeerde2] , voor zover in hoger beroep aan de orde, op goede gronden zijn toegewezen. [appellanten] zullen in de proceskosten in hoger beroep van [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] worden veroordeeld. Dat wordt hierna uitgelegd, nadat het hof eerst de voor de beslissingen in beide zaken relevante feiten heeft vastgesteld en wat nu nog in deze hofprocedure wordt gevorderd.

3.De feiten3.1 [appellanten] zijn eigenaar van de woning aan de [adres1] te [woonplaats1] , die in 2019 aan hen is geleverd. [appellanten] hebben een architect ( [de architect] ) in de arm

genomen die een ontwerp heeft gemaakt voor een verbouwing van de woning.
3.2
[appellanten] hebben [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] benaderd om op basis van dat ontwerp werkzaamheden aan de woning te verrichten.
3.3
[geïntimeerde2] heeft op 22 januari 2020 een offerte aan [appellanten] verstrekt waarin
is aangeboden om tegen betaling (in drie termijnen) van een aanneemsom van € 42.168,50 (inclusief btw) zorg te dragen voor de levering en het aanbrengen van een zinken (felswerk) dak, met inwerken van dakramen, goten, keperkappen en randafwerkingen. [appellanten] hebben de offerte aanvaard.
3.4
[geïntimeerde1] heeft (via Whatsapp) op 19 februari 2020 een prijs opgegeven aan [appellanten] en [geïntimeerde1] zijn daarna overeengekomen dat [geïntimeerde1] (onder meer) werkzaamheden aan het dak van de woning uit zou voeren. Dit betrof voorbereidende werkzaamheden, om [geïntimeerde2] in staat te stellen vervolgens de zinken dakbedekking aan te brengen. [geïntimeerde1] heeft van [geïntimeerde2] een schetsontwerp ontvangen in verband met de uit te voeren werkzaamheden aan het dak. Naast werkzaamheden aan het dak heeft [geïntimeerde1] ook werkzaamheden aan de binnenzijde van de woning verricht.
3.5
[geïntimeerde1] is medio maart 2020 begonnen met de hem opgedragen werkzaamheden aan het dak. Tijdens de uitvoering daarvan constateerden [appellanten] dat de uitlijning van het dak niet goed was. [geïntimeerde1] gaf aan dat dit met het ophogen van de goten en boeidelen opgelost zou zijn. Daarnaast bleken latten gespijkerd in plaats van geschroefd te zijn.
[geïntimeerde1] gaf te kennen dit te zullen herstellen. Vanaf het moment dat de houten
onderconstructie geplaatst was, ontstonden er bij regen lekkages. [geïntimeerde1] gaf aan dat dit
verholpen zou zijn na het plaatsen van de zinken dakbedekking. Tot slot bleken door [geïntimeerde1] aan te brengen dakramen verkeerd geplaatst, zodat dit opnieuw zou moeten gebeuren.
3.6
Medio juli 2020 heeft [geïntimeerde1] zijn werkzaamheden onderbroken in verband met de
bouwvak. Eind augustus 2020 constateerden [appellanten] dat zij niet tevreden waren met de
wijze waarop de Velux- dakramen (opnieuw) zouden worden geplaatst, wat volgens hen nog steeds niet op deugdelijke wijze gebeurde.
3.7
Op verzoek van [appellanten] zijn de werkzaamheden aan de Velux-dakramen
op 28 augustus 2020 stilgelegd. Vervolgens hebben [appellanten] op 30 augustus 2020
[geïntimeerde1] laten weten dat hij de werkzaamheden aan de dakramen niet langer hoefde uit te
voeren omdat zij daarvoor een gecertificeerde aannemer in de arm wilden nemen.
3.8
Bij e-mail van 1 september 2020 hebben [appellanten] aan [geïntimeerde1] geschreven,
voor zover relevant:
“(…)
There are several things to be done to finish what we payed for:
(…)
Dutch
Dakpannen afvoeren
Zelfgemaakte werkbank op terras afvoeren
Oude radiatoren (binnen/buiten) afvoeren
Nieuwe houtplaat op zoldertje ivm lekkage
Keldertrap is stukgegaan met de vloer slopen. Moet vernieuwd worden
Container weg
Kozijnen verder afmaken, buiten muren repareren, scheuren voegen,
kantplanken ondersabelen
Tussen van enkel dubbel gemaakt raam woonkamer niet afwerken aan de
buitenzijde?
Vloerverwarming, noppenplaat, kantstroken en pur op de vloer verwijderen
(pur niet verwijderen onder de dorpels)
Dagkanten ramen beneden stucen, maar boven grote deuren in de keuken
binnen niet aftimmeren en stucen
Muurtje keuken moet nog naar 67 cm gebracht (binnenmaat)
What stays on the Factuur, there are still things are not done yet
Electrical installation; is not finished yet. All stopcontacten, dimmers buttons etc
have to be placed
1. Floor of the garage painted
2. Hole in the bathroom downstairs has to be fixed. This is part of badkamer
voorbereiding which has already been payed
3. Kruipruimte at the entrance; is this properly made ?
(…)
Financial
First we would like to say that we feel very bad about this whole situation. Also
writing this letter and have to talk about finances feels terrible. We are not the kind of
people who like to act this way. But we don't have another choice to feel justice.
We find it reasonable that of the total amount that we payed till now we get 15 % of
the amount back from your company. After this work is finished well we can close the
case and this way the negative consequences are compensated enough for us.
To be sure; that does not mean that the responsibility of the work that you have
done till now changes. You stay responsible for that. Offcourse not for the new work
done by another party.”
3.9
Op 4 september 2020 zonden [appellanten] het navolgende bericht (via Whatsapp)
aan [geïntimeerde1] :
"We are looking for another aannemer, which means it is necessary to look together with
him what work has already been done and what still needs to done by him or can be done by
him. So that's the reason we've send you the message. That's all. Furthermore we are still
waiting for your reaction to our email .
3.1
Bij e-mail van 15 oktober 2020 heeft [geïntimeerde1] aan [appellanten] geschreven, voor
zover relevant:
“Like I said about the 15% pay back its ok with me. We talk about the work without the
work on the roof right?
What i count you pay me for the work right
Factuur 2020-011 €6050
Factuur 2020-014 €6050
Factuur 2020-017 €8470
Factuur 2020-019 €14520
Factuur 2020-022 €8170
If i missed something let me know.
To understand each other's from total amount of this invoices you want to have 15% back
and some hours for [naam5] extra work.
If i a not right please send me the quotation and small explanation on on email and then i
will answer immediately.”
3.11
In een e-mailbericht van 19 oktober 2020 hebben [appellanten] op voormelde e-mail van [geïntimeerde1] gereageerd. Zij hebben aan [geïntimeerde1] geschreven, voor zover relevant:
"Thanks for you e-mail. This is our reaction. We will try to explain some more about the
situation we're in right now after our last e-mail contact.
1.Situation till the last e-mail
Total amount and 15%
In our last e-mail we proposed a reasonable compensation for all the problems and the lack
of quality in the work: 15% discount over all the invoices that were paid till then. In your last e-mail you forgot the invoice of roof construction. We also payed that invoice.
The invoice of the roof construction was € 16.490,00 met factuurnummer 2020-041.
(…).
2. In the past weeks after the last e-mail
That was the situation till the moment that we wrote you the last mail. But we are
several weeks further now and unfortunately we discovered a lot more things that
went wrong during the time that you worked in our house. They are as follows:
Electricity: Invoice of Dekker Struik is yet to come, it will be around 2500,00 euro
• No additional ground wires in various places
• Wires that run through a socket just like that
• Electric current on the wires without protection
• They had to search for wall sockets, which took a lot of time
• Incorrect switching in the bathroom (light of the niche with the switch at the
entrance).
• They had to create new groups, fuse boxes.
• Due to errors discovered, all electricity had to be officially inspected and tested by
Dekker Struik which took al lot of hours
CV Invoice of Dekker Struik is yet to come, around 500 euro
• CV pipes in the technical room lay high through the ceiling, Dekker Struik had to
divert the pipes
Frames above the two big doors at the kitchen:
• Cut out far to generously above the doors. Has to be fixed. Around 500,00 Euro
Glass in the frames of all doors;
• They were not placed well, wedges on the wrong places, which would have
caused doors to hang over time. Glaslatten placed wrong. A glazier had to do this
again: 400 euros
Velux roof windows:
We had to let [naam3] do this in a hurry. This cost us a lot of money, in total 7200
Euros. And the third bill is yet to come
One big door
• Was lopsided and you didn't get right. Had to be set by [naam3] (morning work):
350 euro
The bathroom upstairs
• Last sunday we discovered that 2 walls of the upstairs bathroom were not
prepared right and all the stuck get loose (you can see it at the pictures and
a movie, we can send by WhatsApp). Also we found out that stuc was
plastered directly on wood, which doesn't attach very well. Everything has to
be made loose and must be done all over again: around 1200,00 euro
And then damages/loss:
• Small stairs to basement broken when they drilled the floor out: around 250 euro
• Due to leakages in the roof at the attic, renewing the slab of the attic floor: 200
euros
• Under the window sills of the garage windows, the stones were broken when the
old window frames were removed: 100 euro
• Holes in the floor that appeared under the old studded plates when the old floor
heating was removed and which we had to have closed: 200 euros
• The bowl for the toilet of Looox has disappeared. [naam4] agreed that it was in the
house and he last had it for his work in the toilet: 360 euros
Renting my house
• Because of the way it all went [appellante1] has 3 month of delay in renting his house
at the [adres2] . That costs 3x 1800 euro netto = 5400 euro.
What next?
This is how it all went till now and it can be that we discover other things but
hopefully and we think it can't be much more.
(...)
How further
Due to the choice of working with you we lost a very big amount of money (the total
you can see in the excel slide). And it has costed us and still every day so much
stress. And the pleasure that we could have had by changing and rebuilding our
house changes in a very stressful and unpleasant period.
Like we said before we have problems by sending again a letter like this. We find it
unpleasant for you and for ourselves. We are sure you didn’t do the work this way on
purpose, that is not the point. You are though responsible for it, like I am also
responsible for my colleagues in my physical therapy practise. That is the
responsibility that you choose for by having your own company.
So these costs have to be compensated like we told you before.
Conclusion
In total the extra material and work costs are around 29.165,00 euro.
We don’t count the immaterial costs of it all, all the stress and troubles and hard
feelings.
We guess and think that it will be too difficult for you to pay all the money back, which
should be quite realistic to pay back actually. We don't want to bring you in trouble,
but we don’t want to have ourselves financial problems as well because of this
situation We think that we have to solve this problem together with you and that it
should no longer drag on.
We therefore think that an amount of 15.000 euro instead of 29.165,00 euro is a
good compensation so we can complete it all and we both can go on. Not being able
to rent the house of [appellante1] and the extra costs of installing the Velux windows again by
[naam3] we don't count then.
We promise you we will be in solidarity with you, we are honest people, we will be
discreet afterwards and we won't speak with all the people we know about all that
happened. That’s what we can do for your future and your men."
3.12
[geïntimeerde1] heeft op 22 oktober 2020 ingestemd met het in deze e-mail vervatte voorstel en hij heeft op 26 oktober 2020 een bedrag van € 15.000,- overgemaakt aan [appellanten] Nadien heeft [geïntimeerde1] geen werkzaamheden meer verricht aan de woning.
3.13
In januari 2021 was het voorwerk aan het dak gereed, zodat [geïntimeerde2] het werk kon
afmaken. Volgens [appellanten] was het voorwerk echter niet juist uitgevoerd, zodat [geïntimeerde2]
niet verder kon met zijn werkzaamheden. [appellanten] hebben uiteindelijk besloten in plaats van een zinken dak te kiezen voor een dak met (grotendeels) dakpannen en om de overeenkomst met [geïntimeerde2] te beëindigen.
3.14
[geïntimeerde2] heeft [appellanten] een aantal facturen gestuurd. De factuur (met nummer 13845 van 26 juni 2020) was € 11.918,50 (inclusief btw). Op die factuur is onder meer omschreven dat voor 280 m2 zinken felswerk dak een vaste prijs geldt per m2 van € 110,00 exclusief btw (totaal € 30.800, exclusief btw) en 67,5 m2 maatgoot voor een prijs per m2 van € 60,00 exclusief btw (totaal € 4.050, exclusief btw). Van de aldus berekende aanneemsom wordt € 9.850,00 , zijnde € 11.918,50 inclusief btw in rekening gebracht. Die factuur is door [appellanten] betaald.
3.15
[geïntimeerde2] zond hierna (in ieder geval) de navolgende facturen (steeds inclusief btw):
- 13862 van 20 juli 2020, van € 669,01 ter zake van meerwerk hemelwaterafvoer,
- 14015 van 27 februari 2021 van € 7.296,30 ter zake van uitgevoerde werkzaamheden en
- 14032 van 3 maart 2021 van € 3.065,66 ter zake van meerwerk zinken dak
[appellanten] hebben deze facturen ook betaald.
3.16
[geïntimeerde2] verstrekte op 14 januari 2022 een 'eindfactuur' met nummer 14150, die
sloot op € 7.884.36. De daarbij gedeclareerde kosten waren als volgt omschreven:
“(…)
Eindfactuur wegens annuleren van jullie kant van de omschreven werkzaamheden (…)
aanneemsom felswerk dak en goten 34.850,00
Gefactureed factuur 13845 (…) + factuur 14015 (…) (€ 9850,-+ €6030,-) - 15.880,00
192 uur werkloon besparing - 9600,00
ca 1800 kg besparing materiaal (…) - 7254,00
19 uur verichte werkzaamheden die niet gefactureed zijn (…) 950,00
69 Uren kosten gemoeid met extra overleg en extra algemene uren, e.d. 3.450,00
_________
Totale kosten excl BTW in Euro 6.516,00
BTW 21% 1.386,36
__________
Totale kosten Incl. BTW in Euro 7.884,36”

4.De beoordeling

[appellanten] / [geïntimeerde1]
4.1
[appellanten] hebben in hoger beroep gevorderd de vernietiging van het vonnis van de rechtbank en toewijzing van hun vorderingen zoals die bij de rechtbank zijn ingesteld, die zijn herhaald in de memorie van grieven (onder het kopje “mitsdien”). Op de zitting bij het hof hebben zij hun vorderingen onder I. en II. voor zover ingesteld tegen [geïntimeerde2] ingetrokken. In de opstelling van de schade die [appellanten] vergoed willen zien is een post van
€ 14.189,89 opgenomen die betrekking heeft op de kosten van het plaatsen van de Velux-dakramen door het bedrijf [naam3] . Op de zitting van het hof hebben [appellanten] hun vordering met dit bedrag verminderd, wat door het hof is opgevat als een akteverzoek van die strekking.
4.2
Uit de stukken en uit wat ter zitting bij het hof is besproken blijkt dat de gevorderde schadevergoeding enkel ziet op herstelkosten en schade die volgens [appellanten] een gevolg is van tekortschieten van [geïntimeerde1] in de uitvoering van de werkzaamheden aan het dak en de dakramen. Er worden in de correspondentie van [appellanten] ook verwijten aan [geïntimeerde1] gemaakt over de uitvoering van andere werkzaamheden in en aan de woning van [appellanten] , maar die worden niet als een tekortkoming aan de vorderingen van [appellanten] ten grondslag gelegd, ook niet aan de gevorderde verklaring voor recht en de ontbindingsvordering. Tegen het oordeel van de rechtbank dat een beoordeling van de tekortkoming in het midden kan blijven is geen specifieke grief gericht en hof ziet niet in dat aan die vorderingen nog enig belang toekomt als de schadevergoedingsvordering op de aangevoerde gronden niet kan worden toegewezen, nu niet in discussie is dat de overeenkomst met [geïntimeerde1] is beëindigd.
4.3
De grieven (bezwaren) van [appellanten] tegen het oordeel en de beslissingen van de rechtbank komen er in essentie op neer dat de rechtbank aan de regeling die [appellanten] en [geïntimeerde1] in oktober 2020 hebben getroffen een te ruime strekking heeft gegeven, meer specifiek omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat de regeling ook betrekking heeft op toekomstige gebreken althans op dat moment nog niet bekende gebreken aan het dak. [appellanten] stellen dat de regeling alleen betrekking heeft op ten tijde van het sluiten van de regeling bekende gebreken en dat het niet hun bedoeling was om voor niet bekende gebreken – in het bijzonder voorzover betrekking hebbend op de werkzaamheden van [geïntimeerde1] aan het dak – op voorhand afstand te doen van aanspraken op [geïntimeerde1] .
4.4
[appellanten] bestrijden in dat verband terecht niet het oordeel van de rechtbank dat de regeling van partijen moet worden uitgelegd aan de hand van de zogenaamde Haviltex- maatstaf [1] . De rechtbank heeft die maatstaf verwoord in 4.6 van het vonnis van 23 augustus 2023. Het hof neemt bij de beoordeling die maatstaf over. Die brengt, enigszins geparafraseerd, mee dat voor de beantwoording van de vraag wat partijen hebben willen regelen het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hebben toegekend en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kunnen verschillende omstandigheden en gezichtspunten een rol spelen. Zo geldt dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis van de bewoordingen van een schriftelijk stuk, gelezen in de context van het contract als geheel, bij de uitleg van groot belang kan zijn. Verder kan bij de uitleg betekenis toekomen aan de aard van de overeenkomst, de wijze van totstandkoming ervan, de vraag of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden, of over een schriftelijke vastlegging van afspraken is onderhandeld en wie de tekst van die vastlegging heeft opgesteld.
De uitleg van de regeling
4.5
Bij de uitleg van de regeling van partijen acht het hof acht van belang dat niet is gesteld of gebleken dat partijen, buiten de e-mailwisseling om, over de precieze inhoud van de regeling hebben onderhandeld. Het hof kijkt daarom vooral naar de bewoordingen van de over en weer ontvangen e-mails en de schriftelijke reacties daarop. Het hof kent ook betekenis toe aan het feit dat [appellanten] het initiatief tot een regeling hebben genomen en dat zij de diverse voorstellen in hun e-mails aan [geïntimeerde1] hebben geformuleerd.
4.6
In de dagvaarding waarmee deze zaak bij de rechtbank is begonnen hebben [appellanten] de volgende feiten en omstandigheden gesteld. [geïntimeerde1] is op 19 mei 2020 met het werk aan het kleine dak begonnen en op 23 juni 2020 met het grote, hoger gelegen dak. Van meet af aan was visueel waarneembaar dat de uitlijning van het dak niet mooi was en niet volgens afspraak was uitgevoerd, omdat je op sommige plekken vanaf de grond onder de constructie kon kijken, aldus [appellanten] [geïntimeerde1] zou hebben gezegd dat dit met het ophogen van goten of boeidelen niet meer zichtbaar zijn. In juli 2020 bleek [geïntimeerde1] de latten van de onderconstructie niet op alle plekken had geschroefd en dat dit hersteld zou moeten worden. Vanaf het eerste moment dat de houten onderconstructie voor het dak was geplaatst, en nog veel meer toen de dakramen waren geplaatst, ontstonden bij regen op diverse plekken lekkages. [appellanten] hebben daarover diverse keren met [geïntimeerde1] moeten bellen en appen. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft [appellante2] verklaard dat in september 2020 drie dingen niet goed waren, het dak was niet waterdicht, de uitlijning van het dak was ongelukkig en de dakconstructie zat niet goed vast. Bij gebrek aan een bestrijding van de juistheid daarvan heeft hof een aantal van die feiten als vaststaand aangenomen (zie 3.5).
4.7
Hieruit volgt dat al voor oktober 2020, toen de regeling is getroffen, sprake was van aan de werkzaamheden van [geïntimeerde1] aan het dak gerelateerde en aan [appellanten] bekende gebreken, en dat daarover toen al met [geïntimeerde1] is gesproken. Het kan zijn dat het de bedoeling van [appellanten] is geweest om zich de eigen rechten wegens gebreken aan het dak voor te behouden. Volgens [appellanten] waren zij immers niet bekend met de precieze aard van die gebreken en met de omvang van de kosten van vervanging. Mogelijk was dit voor hen reden het dak buiten de regeling te willen houden. Dat vindt enige steun in hun e-mail van 1 september 2020 aan [geïntimeerde1] . Daarin hebben zij immers geschreven:
“To be sure; that does not mean that the responsibility of the work that you have done till now changes. You stay responsible for that”.
4.8
Daar staat tegenover dat [geïntimeerde1] in zijn e-mail van 15 oktober 2020 heeft gevraagd of het werk aan het dak deel uitmaakt van de door [appellanten] voorgestelde 15%-regeling en een opstelling heeft gemaakt van facturen, zonder factuur voor het dakwerk. [appellanten] hebben op 19 oktober 2020 daarop gereageerd met de mededeling dat de door hen betaalde factuur voor het werk aan het dak door [geïntimeerde1] niet is opgenomen, dat zij die factuur hebben betaald en dat dus
welmoet worden betrokken in de opstelling. Die opstelling leidt vervolgens tot een volgens [appellanten] terug te betalen bedrag van € 8.962,50. Dat is lager dan het bedrag van € 15.000,-. Dat hogere bedrag en de achtergrond daarvan worden vervolgens toegelicht door [appellanten] in dezelfde e-mail van 19 oktober 2020. Daaruit blijkt dat volgens [appellanten] de gebreken in het werk groter en omvangrijker zijn dan op 1 september 2020 nog gedacht, dat die gebreken tot dusver een kostenpost van ruim
€ 29.000,- hebben opgeleverd en dat [appellanten] ervan uitgaan dat dit bedrag moeilijk door [geïntimeerde1] kan worden betaald. [appellanten] schrijven dat zij, hoewel volledige terugbetaling door [geïntimeerde1] wel terecht zou zijn, [geïntimeerde1] niet in problemen willen brengen. Met betaling van het bedrag van € 15.000,- kan ieder zijn weg gaan, en de kosten in verband met huur(derving) en kosten voor [naam3] in verband met de Velux-ramen worden dan niet gerekend (in de woorden van [appellanten] :
We therefore think that an amount of 15.000 euro instead of 29.165,00 euro is a good compensation so we can complete it all and we both can go on. Not being able to rent the house of [appellante1] and the extra costs of installing the Velux windows again by [naam3] we don't count then).Dat voorstel was dus mede (en misschien wel: vooral) ingegeven door de volgens [appellanten] geringe betalingsmogelijkheden van [geïntimeerde1] tot betaling van ruim € 29.000,-. Daarmee verdraagt zich niet, en zeker niet zonder meer, (het gevolg van) de door [appellanten] bepleite uitleg dat [geïntimeerde1] desondanks wel rekening moest houden met betaling in de toekomst van dit bedrag of zelfs nog grotere bedragen. In het gewijzigde voorstel van 19 oktober 2020 komt een dergelijk voorbehoud of een dergelijke aanwijzing daarvoor ook niet voor.
4.9
Met de aanvaarding op 22 oktober 2020 van het door [appellanten] geformuleerde voorstel van 19 oktober 2020 heeft [geïntimeerde1] c.s. er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij met het terugbetalen van € 15.000,- niet meer zou worden aangesproken wegens gebreken aan het dak en dakramen, ook al was de aard en omvang van de gebreken toen nog niet volledig bij [appellanten] bekend. Dit tegen de achtergrond dat al eerder tussen partijen de wijze van uitvoering van de onderconstructie voor het dak en de dakramen waren besproken en de factuur voor het werk aan het dak door [appellanten] zelf in de regeling is betrokken. Met andere woorden: [geïntimeerde1] mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat het met deze regeling ‘klaar’ was. Onzekerheid over de aard en omvang van de gebreken aan het dak moet worden geacht te zijn verdisconteerd in de regeling. Dit sluit aan bij het karakter van de regeling die partijen hebben gesloten, die zij beiden kwalificeren als een wettelijke geregelde vaststellingsovereenkomst [2] .
Dat [geïntimeerde1] in een e-mail van 5 september 2020 een garantie op het dakwerk zou hebben gegeven leest het hof daarin niet (dat lijkt te gaan over andere werkzaamheden:
“I do all the rest work to finish, like you And [naam5] want that's no problem for me. All damage cracks etc we check and fix also according to your list, before we leave the house. I want to finish also bathrooms and toilets to give you full warranty for all my work. Till now I cannot even checking. Water or plumbing if it works good. You have also full warranty for all other work we do and also full service and explanation, if we have to”) en dat doet, anders dan [appellanten] stellen, geen afbreuk aan het vertrouwen dat [geïntimeerde1] in oktober 2020 mocht hebben. Het vormt geen voldoende aanwijzing dat [geïntimeerde1] heeft begrepen dat de regeling geen betrekking had op zijn werkzaamheden aan het dak.
4.1
Los van het voorgaande geldt nog het volgende. Het feit dat [appellanten] de vordering hebben verminderd met de kosten van [naam3] voor het plaatsen van de Velux-dakramen is bevestiging dat [appellanten] ervan uitgaan dat deze kosten binnen de regeling vallen en dat zij die kosten niet op [geïntimeerde1] kunnen verhalen. Dat en waarom [geïntimeerde1] desondanks wel aansprakelijk zou zijn voor de kosten voor het opnieuw afwerken van de binnenzijde van de Velux-dakramen (nummer 42, post g, dagvaarding rechtbank) moet het zonder toereikende onderbouwing stellen.
4.11
De grieven van [appellanten] treffen daarmee geen doel voor zover die erover klagen dat de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellanten] niets meer van [geïntimeerde1] te vorderen hebben op grond van tekortkomingen en schade als gevolg van de door [geïntimeerde1] uitgevoerde werkzaamheden aan het dak en/of de dakramen. Zoals het hof in 4.2 heeft overwogen hebben de vorderingen van [appellanten] geen verderstrekkende of bredere grondslag. Het hof laat daarom in het midden of de regeling zo moet worden uitgelegd dat die ook toekomstige gebreken omvat die geen betrekking hebben op de werkzaamheden aan het dak en/of de dakramen.
4.12
[appellanten] hebben in de memorie van grieven als subsidiair standpunt ingenomen dat de regeling (als vaststellingsovereenkomst) vernietigd zou moeten worden voor dat deel dat ziet op toekomstige dan wel niet bekende gebreken. Volgens [appellanten] is de overeenkomst naar inhoud en wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook dit subsidiaire standpunt van [appellanten] heeft geen succes. Ten eerste omdat de wettelijke regeling waarop door [appellanten] wordt gedoeld [3] geen betrekking heeft op een vaststellingsovereenkomst die tot stand is gekomen op grond van een beslissing van partijen gezamenlijk, zoals in dit geval, maar op een beslissing van één partij of een beslissing van een daartoe aangewezen derde. Ten tweede omdat de feitelijke argumenten die [appellanten] daarvoor stellen, dezelfde zijn als die zij hebben gesteld in het kader van de uitleg van de regeling, en deze niet voldoende zijn voor het oordeel dat de inhoud van de vaststelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (gesteld al dat de regeling naast op bestaande, destijds onbekende gebreken, ook ziet op alle toekomstige gebreken; het hof heeft het antwoord op die vraag in het midden gelaten). En bovendien: de subsidiaire stelling van [appellanten] doet geen afbreuk aan de vaststelling dat de regeling betrekking heeft op bekende gebreken aan het dak en de dakramen.
4.13
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellanten] in hun geschil met [geïntimeerde1] niet slaagt. Dat brengt mee dat zij als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten van [geïntimeerde1] in hoger beroep zullen worden veroordeeld. Het daarmee gemoeide bedrag is opgebouwd uit griffierecht en een post salaris voor de advocaat van [geïntimeerde1] , berekend aan de hand van het voor deze zaak geldende tarief (aantal proceshandelingen x een bedrag op basis van het financieel belang van de zaak). Wettelijke rente over het griffierecht en het salaris advocaat is verschuldigd vanaf 14 dagen na deze uitspraak. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. Die wettelijke rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [4]
4.14
Voor al deze beslissingen is het niet nodig dat (nader) bewijs wordt geleverd, daarvoor biedt wat gesteld is onvoldoende aanknopingspunten.
[appellanten] / [geïntimeerde2]
4.15
[geïntimeerde2] heeft bij de rechtbank gevorderd dat [appellanten] worden veroordeeld tot betaling van de slotfactuur van 14 januari 2022 van € 7.884,36. De rechtbank heeft de op die factuur komende posten meerwerk (19 respectievelijk 69 uren extra werk voor in totaal
€ 4.400,- exclusief btw) afgewezen. Bij de beoordeling van het hoger beroep geldt dat [geïntimeerde2] geen zelfstandig hoger beroep heeft ingesteld tegen die beslissing van de rechtbank. Die afwijzing staat daarmee vast.
4.16
Het gaat daarmee in dit hoger beroep alleen nog op de eindafrekening die [geïntimeerde2] heeft verstrekt aan [appellanten] na de beëindiging van de overeenkomst met [geïntimeerde2] door [appellanten] Zij hebben aanvankelijk bij de rechtbank voor hun vordering op [geïntimeerde2] als grondslag aangevoerd dat de overeenkomst op grond van een tekortkoming van [geïntimeerde2] is ontbonden dan wel zou moeten worden ontbonden (artikel 6:265 BW) en dat de eindafrekening zou moeten plaatsvinden aan de hand van artikel 6:272 BW. [appellanten] hebben tegen het oordeel van de rechtbank dat van een tekortkoming van [geïntimeerde2] onvoldoende is gebleken, en daarmee, dat niet wordt toegekomen aan de gevorderde ontbinding van de overeenkomst weliswaar aandacht besteed in de toelichting op grief 1, maar daaraan geen nadere feitelijke onderbouwing gegeven. Van de zijde van [appellanten] zijn op de zitting bij het hof naar aanleiding van een vraag van het hof daarover de op die grondslag gebaseerde vorderingen jegens [geïntimeerde2] ingetrokken.
4.17
De wijze van afrekenen tussen [appellanten] en [geïntimeerde2] dient aldus te gebeuren op grond van artikel 7:764 lid 2 BW, omdat ervan uit wordt gegaan dat [appellanten] de overeenkomst met [geïntimeerde2] hebben opgezegd in de zin van het eerste lid van dat artikel. [geïntimeerde2] heeft recht op de met [appellanten] overeengekomen aanneemsom (die is € 34.850,- exclusief btw) verminderd met de besparingen die voor [geïntimeerde2] uit de opzegging voortvloeien. Daarbij geldt als bewijsrechtelijk uitgangpunt dat de bewijslast voor de besparingen op [appellanten] rust, maar dat [geïntimeerde2] een mededelingsplicht heeft om [appellanten] in staat te stellen aan die bewijslast te voldoen. [appellanten] dienen ook te onderbouwen en eventueel te bewijzen dat zij onverschuldigd aan [geïntimeerde2] hebben betaald, zoals zij stellen.
4.19
[appellanten] stellen dat zij met betaling van de factuur van 27 februari 2021 van
€ 6.030 exclusief btw (€ 7.296,40 incl. btw) al voor het uitgevoerde deel van het zinken dak (18 m2) en 67,5 m2 dakgoot hebben betaald en dat daarmee het bedrag van € 9.850 excl. btw
(€ 11.918,50 incl. btw) onverschuldigd is betaald. Voor zover zij daarmee beogen te stellen dat zij daarmee precies genoeg voor het uitgevoerde werk hebben betaald gaat dat uit van een onjuiste berekeningswijze op grond van de wettelijke systematiek. Niet de kosten van het uitgevoerde werk, maar de aanneemsom voor het gehele werk – inclusief eventuele opslagen voor winst, algemene kosten en risico’s – minus bespaarde kosten zijn bepalend voor de omvang van de eindafrekening.
4.2
[geïntimeerde2] is in de offerte en in de eerste factuur, naar moet worden aangenomen conform de afspraken van partijen, uitgegaan van een vaste prijs per vierkante meter, zonder dat in die factuur inzichtelijk is gemaakt hoe die prijs is opgebouwd wat betreft loon, materiaal en opslagen. Daar staat tegenover dat hij in de eindafrekening wel heeft aangegeven welk uurloon (€ 50,-) hij hanteert en wat de prijs is van het niet gebruikte materiaal (1.800 kg × 4,03 euro per kg). [appellanten] hebben niet gesteld dat deze prijzen onvoldoende marktconform zijn. Dan komt het dus aan op de vraag of het aantal uren dat zou zijn bespaard meer is of dat het aantal bespaarde aantal kilo’s meer is dan wat door [geïntimeerde2] is aangegeven in de slotfactuur. Om dat aan te nemen zijn door [appellanten] onvoldoende feiten aangevoerd; de enkele berekening aan de hand van het daadwerkelijk aantal vierkante meters dak dat gelegd is, volstaat daartoe niet. Verder hebben [appellanten] niet of onvoldoende onderbouwd gesteld dat en waarom de winstmarge en/of de opslag voor algemene kosten die (kennelijk) in [geïntimeerde2] ’ eindafrekening verdisconteerd is/zijn, te hoog zou(den) zijn.
4.21
De bezwaren van [appellanten] tegen de beoordeling van de rechtbank over de vordering van [appellanten] tot terugbetaling en de veroordeling tot betaling van een deel van de slotfactuur treffen dus geen doel.
4.22
Ook hier komt het hof aan bewijslevering niet toe. Daarvoor zijn onvoldoende specifieke feiten gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
4.23
De afwijzing van de vorderingen van [appellanten] jegens [geïntimeerde2] in hoger beroep brengt mee dat zij ook diens proceskosten in hoger beroep moeten vergoeden. Voor de wijze van berekenen en wat daaronder valt verwijst het hof naar 4.13.
In beide geschillen
4.24
Het hof zal afwijzen wat verder is gevorderd. Het hof zal het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren zodat de veroordelingen in deze uitspraak ook ten uitvoer kunnen worden gelegd als een van partijen de beslissingen van het hof voorlegt aan de Hoge Raad.

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 23 augustus 2023;
5.2
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de volgende proceskosten van
[geïntimeerde1]:
€ 2.053,- aan griffierecht
€ 7.144,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde1] (2 procespunten × appeltarief V);
veroordeelt [appellanten] tot betaling van de volgende proceskosten van
[geïntimeerde2]
€ 798,- aan griffierecht
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde2] (2 procespunten × appeltarief II);
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.3
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, A.A.J. Smelt en S.M. Kingma, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 13 maart 1981, ECLl:NL:HR:198l:AG4158.
2.Artikel 7:900 BW.
3.Artikel 7:904 BW.
4.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.