ECLI:NL:GHARL:2025:1399

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
200.308.294
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling lening en onverschuldigde betaling met betrekking tot getankte diesel door Pater Pio Stichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot terugbetaling van een lening en onverschuldigde betalingen door de Pater Pio Stichting. De appellant, die als eiser optrad bij de rechtbank, vorderde een bedrag van € 6.367,47 voor door de Pater Pio Stichting getankte diesel en een bedrag van € 2.434,54 voor eerder getankte diesel. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant voldoende bewijs heeft geleverd voor de vordering van € 3.932,93 ter zake van de getankte diesel over de jaren 2013 tot en met 2015. De vordering van € 2.434,54 voor diesel die in 2011 is getankt, werd echter afgewezen omdat de appellant niet voldoende had aangetoond dat er een afspraak was gemaakt over de betaling voor deze diesel.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de appellant recht heeft op terugbetaling van bedragen die hij onverschuldigd aan de Pater Pio Stichting heeft betaald, inclusief een bedrag van € 40.538,49 en € 5.025,97 voor voorgeschoten bedragen. Het hof heeft de Pater Pio Stichting veroordeeld tot betaling van in totaal € 51.979,36, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 februari 2017. De proceskosten van de appellant zijn ook toegewezen, terwijl de vorderingen tegen de bestuurders van de stichting zijn afgewezen. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.308.294
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 262577
arrest van 11 maart 2025
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. F. Hoff
tegen

1.Pater Pio Stichting

die is gevestigd in Tubbergen

2. [geïntimeerde2]

die woont in [woonplaats2]

3. [geïntimeerde3]

die woont in [woonplaats3]

4. [geïntimeerde4]

die woont in [woonplaats4]
en bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna: samen (in enkelvoud) Pater Pio c.s. en ieder afzonderlijk Pater Pio, [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3]
advocaat: mr. L.S. Slinkman

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 22 oktober 2024 hebben partijen elk een akte genomen. Vervolgens hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De (verder) motivering van de beslissing.

2.1.
Het hof blijft bij zijn overwegingen en beslissingen in het tussenarrest van 22 oktober 2024. In dat tussenarrest is overwogen dat de vorderingen tegen [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3] worden afgewezen. Hierna wordt daarom slechts ingegaan en beslist op de (in hoger beroep nog ter beoordeling voorliggende) vorderingen van [appellant] tegen Pater Pio.
De vordering ter zake door Pater Pio getankte diesel
2.2.
[appellant] vordert een bedrag van € 6.367,47 (€ 3.932,93 + € 2.434,54) voor door Pater Pio van hem getankte diesel. [appellant] is in het tussenarrest van 20 juni 2023 toegelaten te bewijzen dat hij met Pater Pio is overeengekomen dat de van hem door Pater Pio getankte diesel tegen inkoopprijs zou worden afgerekend. In het tussenarrest van 22 oktober 2024 is geoordeeld dat [appellant] dat bewijs heeft geleverd maar dat de hoogte van de vordering niet voldoende vast staat. [appellant] is in de gelegenheid gesteld de vordering nader toe te lichten en te onderbouwen. [appellant] heeft daartoe een akte (met productie 27) genomen. Pater Pio heeft hierop bij akte gereageerd.
De periode 2013-2015 ad € 3.932,93
2.3.
Het bedrag van € 3.932,93 heeft [appellant] allereerst gebaseerd op een handgeschreven overzicht waarin getankte hoeveelheden diesel over de jaren 2013, 2014 en 2015 zijn vermeld. Van dit overzicht bevinden zich twee versies in het dossier. Op de als productie 21 door [appellant] overgelegde versie staat:
2013 74 L rode diesel á =
2013- liter diesel á =
2014- 1750 liter diesel á =
2015- liter diesel á =
Dit overzicht is, naar het hof in rov., 2.20 van het tussenarrest van 22 oktober 2024 heeft vastgesteld, door [bestuurder3] (bestuurder van Pater Pio) geschreven.
2.4.
Op het tweede overzicht, productie 5, van [appellant] staan meer bedragen en getallen. Op dit handgeschreven overzicht staat onder meer [cursivering-hof]:
2013 74 L rode diesel á
98=
72,52
2013-
645 Lliter diesel á
107,00=
691,44
2014- 1750 liter diesel á
109,50=
1.916,25
2015-
548 Lliter diesel á
90,50=
495,94
2015 4x=82 L a 90,50 = 74,21
2.5.
De aanvullingen (gecursiveerde tekst) zijn door [appellant] geschreven. In zijn akte heeft [appellant] toegelicht en gespecificeerd dat de door hem ingevulde aantallen (645 en 548) het totaal zijn van (met de hand ingevulde) tanklijsten die als productie 1 bij de inleidende dagvaarding van 17/18 februari 2021 zijn overgelegd. Pater Pio is hierop niet ingegaan in haar antwoordakte zodat deze aantallen voldoende vast staan.
Volgens [appellant] heeft [bestuurder3] het overzicht niet afgemaakt omdat hij werd weggeroepen. Pater Pio betwist dat en wijst erop dat er geen uitleg bij wordt gegeven wat bevestigt dat het overzicht niet bedoeld is om tot een afrekening te komen. Dit leidt Pater Pio ook af uit de opmerking van [appellant] dat in 2015 getankte diesel niet afgerekend hoeft te worden (zie rov. 2.7). Dit betoog (verweer) is niet van belang omdat (met de handgeschreven tanklijsten en de onbetwiste optelling van de daarop vermelde aantallen) voldoende vast staat dat de gestelde hoeveelheden diesel daadwerkelijk door of ten behoeve van Pater Pio zijn getankt.
2.6.
Onderaan, als laatste, is door [appellant] op het overzicht geschreven dat in 2015 (ook) 82 liter is getankt. Hij heeft dit in de akte na het tussenarrest toegelicht. Deze toelichting komt er kort gezegd op neer dat dit de inhoud van vier jerrycans met diesel betreft en dat die zijn gebruikt voor een minikraan waarmee [bestuurder3] en [naam1] bezig waren bij het pand van Pater Pio, dat [appellant] op hun telefonisch verzoek twee jerrycans met benzine heeft gebracht en dat hij een tijdje later zag dat [bestuurder3] en [naam1] nog twee jerrycans mee hebben genomen zonder dit op de lijst te schrijven. Pater Pio heeft deze gang van zaken met klem betwist zonder dit nader toe te lichten. Dit lag wel op haar weg gezien de gedetailleerde toelichting en omdat hierbij een bestuurder van Pater Pio zelf ( [bestuurder3] ) wordt genoemd. Daarom staat als onvoldoende betwist vast dat in 2015 bedoelde 82 liter diesel door of ten behoeve van Pater Pio bij [appellant] is getankt.
2.7.
[appellant] komt zelf ook voor op de tanklijsten. Hierover heeft hij in de laatste akte vermeld dat het in totaal slechts om 50 liter gaat die hij in 2013 heeft gebruikt voor het gebruik van een kraan. Zijn naam komt ook voor op de lijst over 2015 maar deze beperkte hoeveelheid liters heeft hij niet opgeteld bij de af te rekenen diesel.
Volgens Pater Pio is die stelling niet logisch omdat het niet te controleren is waarvoor dit tanken zou hebben plaatsgevonden en omdat [appellant] in die zin naar willekeur op kosten van Pater Pio kon tanken. De opmerking dat door [appellant] (in 2015) gebruikte diesel niet afgerekend hoeft te worden maakt aannemelijk dat de lijsten niet voor afrekening waren bestemd,
2.8.
Dat de genoemde 50 liter voor Pater Pio is getankt staat voldoende vast. [appellant] heeft in die zin, in aanvulling op de vermelding op de tanklijst, onder ede verklaard en Pater Pio heeft niet betwist dat [appellant] voor Pater Pio heeft gewerkt. De stelling dat niet te controleren is waarvoor het tanken heeft plaatsgevonden is niet van belang omdat dit voor elke vermelding op de tanklijst geldt omdat daarbij geen toelichting is gegeven of (bewijs)stukken bij gevoegd. Dat een klein hoeveelheid niet in rekening is gebracht betekent ten slotte niet dat de genoemde 50 liter onjuist geregistreerd zou zijn.
2.9.
[appellant] heeft ten slotte toegelicht dat de prijzen die bij de diverse getankte hoeveelheden zijn geschreven de in die periode geldende inkoopprijzen zijn. Pater Pio heeft dit niet gemotiveerd betwist zodat dit als onvoldoende betwist vast staat.
2.10.
De tussenconclusie is dat het gevorderde bedrag van € 3.932,93 ter zake over de jaren 2013, 2014 en 2015 getankte diesel voldoende vast staat en wordt toegewezen.
De vordering tot betaling van € 2.434,54 (periode voor 2013)
2.11.
Volgens [appellant] begon Pater Pio medio 2010 diesel uit zijn tank te tanken. Toen de tank leeg was heeft hij deze op 27 september 2011 voor € 2.434,54 gevuld (met 1954 liter diesel) en ook die diesel is door Pater Pio verbruikt, voordat het verbruik op de tanklijsten werd bijgehouden. [appellant] biedt bewijs aan van de afspraak dat de getankte diesel waarvan het gebruik nog niet op de tanklijsten was bijgehouden ook door Pater Pio zou worden afgerekend.
2.12.
Voor zover de nadere stelling en het bewijsaanbod in dit stadium van de procedure al is toegestaan geldt dat [appellant] ten onrechte heeft nagelaten toe te lichten en te motiveren dat de gestelde afspraak ook deze op 27 september 2011 gekochte (en afgeleverde) diesel betrof. De stelling van [appellant] strookt ook niet met zijn verklaring als getuige (en die van de getuigen [bestuurder2] en [bestuurder3] ) dat hij Pater Pio op enig moment heeft aangeboden dat zij bij hem kon tanken omdat hij de diesel goedkoper kon aanbieden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, houdt die stelling in dat [appellant] genoemd aanbod deed en dat de verplichting om voor de door pater Pio gebruikte diesel te betalen daarna (pas) inging. Uit het betoog van [appellant] moet daarentegen worden afgeleid dat ter zake de 1954 liter geen sprake was van een aanbod
voorafgaandaan het tanken van deze hoeveelheid (vanaf medio 2010). Daar komt nog bij dat [bestuurder3] heeft verklaard dat [appellant] had aangeboden dat Pater Pio bij hem mocht tanken omdat dit goedkoper was en dat die afspraak, volgens hem, in 2012 – dus nadat de 1954 liter diesel was gekocht en afgeleverd– is gemaakt.
De overige beslissingen in het tussenarrest
2.13.
In het tussenarrest van 22 oktober 2024 is verder overwogen en beslist dat [appellant] het bewijs van de gestelde contante betalingen aan Pater Pio van € 60.000 en van € 20.000 heeft geleverd. Daarnaast staat vast dat Pater Pio voor de aanschaf van landbouwvoertuigen voor [appellant] in totaal € 39.461,51 heeft voorgeschoten. Andere bedragen zijn niet gesteld of gebleken. Per saldo heeft [appellant] daarom € 40.538,49 te veel betaald en de vordering tot terugbetaling van dit bedrag, als zijnde onverschuldigd betaald, is daarom toewijsbaar. Dit geldt ook voor de vordering tot terugbetalingen van door [appellant] voor Pater Pio voorgeschoten bedragen ad € 5.025,97.
2.14.
Verder is in het tussenarrest van 20 juni 2023 overwogen en beslist dat:
  • de vordering tot betaling met betrekking tot oud ijzer ad € 1.200, met wettelijke rente vanaf 10 februari 2017, toewijsbaar is;
  • de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding wordt afgewezen.
2.15.
Op de vordering tot verwijdering door Pater Pio van haar spullen hoeft niet meer beslist te worden omdat, zo is in het tussenarrest van 22 oktober 2024 vermeld
“Pater Pio[lees: [appellant] ]
deze vordering op 9 november 2023 (ter gelegenheid van het getuigenverhoor) heeft ingetrokken waartegenover Pater Pio heeft verklaard geen aanspraak meer te maken op haar spullen bij Pater Pio[lees: [appellant] ]”.
2.16.
[appellant] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof stelt vast dat (het toegewezen gedeelte van) de vordering voor een bedrag van € 40.538,49 betrekking heeft op onverschuldigde betaling waarvoor het Rapport BGK Integraal relevant is en voor een bedrag van € 10.158,90 op vorderingen uit overeenkomst, waarvoor het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Wat betreft het eerste bedrag heeft [appellant] (onderbouwd met verschillende brieven) gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en vergoeding daarvan gevorderd. Pater Pio heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken, en slechts aangevoerd dat zij geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd is omdat de hoofdvorderingen moeten worden afgewezen. Verder is voldaan aan het vereiste dat de in redelijkheid zijn gemaakt. Wat betreft het laatste bedrag stelt het hof vast dat [appellant] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Voor beide delen zal het hof de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijk tarief, voor beide delen tezamen € 1.281,97. Aan hoofdsom en kosten zal het hof aldus (50.697,39 + 1.281,97=) € 51.979,36 toewijzen.
Conclusie
Het hoger beroep slaagt voor zover het zich richt tegen Pater Pio. In totaal dient Pater Pio € 51.979,36 te betalen (€ 40.538,49, € 5.025,97, € 1.200, € 3.932,93 (getankte diesel) en € 1.281,97. De gevorderde wettelijke rente (per 10 februari 2017) is toewijsbaar omdat Pater Pio ter zake van alle door haar te betalen deelbedragen in verzuim verkeerde met de brief van [appellant] aan Pater Pio van 16 januari 2017 (productie 5 van [appellant] ).
2.17.
Omdat Pater Pio in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten van [appellant] zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. [1] De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
2.18.
Het hoger beroep faalt voor zover het zich richt tegen [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3] . Het hof zal daarom [appellant] veroordelen in de proceskosten van [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3] . Deze worden op nihil begroot.
2.19.
De veroordelingen in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 8 december 2021 en beslist als volgt;
3.2.
veroordeelt Pater Pio om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen € 51.979,36, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 50.697,39 vanaf 10 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt Pater Pio tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 1.666,- aan griffierecht
€ 103,83,- aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Pater Pio
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x tarief IV)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 133,31 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Pater Pio
€ 8.852,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (4 procespunten x appeltarief IV)
3.4.
bepaalt dat al deze kosten (3.3) moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3.5.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de proceskosten van [bestuurder1] , [bestuurder2] en [bestuurder3] begroot op nihil;
3.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.P. Oosterhoff, B.J. Engberts en H. Wammes, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.