ECLI:NL:GHARL:2025:1186

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
200.345.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft Albert Berghorst hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 15 juli 2024 een ontslag op staande voet door De Bondt Transport B.V. heeft goedgekeurd. Berghorst, die sinds 29 mei 2007 als chauffeur bij De Bondt werkzaam was, werd op 26 maart 2024 ontslagen wegens het vermeende ontvreemden van een pakket van UPS. Berghorst betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht om betaling van een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter had zijn verzoeken afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de feiten van de zaak beoordeeld, waaronder de videobeelden van de beveiligingscamera's en de getuigenissen van beide partijen. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was dat Berghorst het pakket had ontvreemd, en dat het ontslag op staande voet derhalve rechtsgeldig was. Het hof oordeelde dat de gedragingen van Berghorst zo ernstig waren dat van De Bondt niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De verzoeken van Berghorst werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.345.532
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn 11044903
beschikking van 3 maart 2025
in de zaak van
Albert Berghorst
die woont [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker
hierna: [appellant]
advocaat: mr. J. Peute
tegen
De Bondt Transport B.V.
die is gevestigd in Vaassen
en bij de kantonrechter optrad als verweerder
hierna: De Bondt
advocaat: mr. W.A. van Overbeek de Meyer

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, op 15 juli 2024 tussen partijen heeft gegeven.
1.2
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met producties dat is binnengekomen bij het hof op 5 september 2024
- het verweerschrift
- het nagezonden proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die is gehouden op 5 februari 2025.

2.De kern van de zaak

2.1
De Bondt is een transportbedrijf en houdt zich bezig met het vervoeren en bezorgen van pakketten. [appellant] is op sinds 29 mei 2007 in dienst bij De Bondt als chauffeur. De Bondt heeft [appellant] op 26 maart 2024 op staande voet ontslagen. Dit ontslag op staande voet is onderwerp van deze procedure.
2.2
[appellant] vindt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en verzoekt (voor zover in hoger beroep nog van belang) veroordeling van De Bondt tot betaling van de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en de verzoeken afgewezen. [appellant] is het daar niet mee eens. De bedoeling van het hoger beroep is dat het hof zijn verzoeken alsnog toewijst.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1
Het hof beslist dat het aan [appellant] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Ook het hof wijst daarom zijn verzoeken af. Het hof zal deze beslissing hierna toelichten.
de achtergrond van de zaak
3.2
Het hof gaat uit van de feiten zoals beschreven in het vonnis van de kantonrechter. Deze feiten worden hierna samengevat en waar nodig aangevuld.
3.3
De Bondt is een partner van vervoerder UPS en heeft dagelijks 27 bussen en
2 vrachtwagens op de weg. Pakketten worden door UPS aangeleverd bij de bedrijfsvestiging
van De Bondt in Apeldoorn in afgesloten containers. De pakketten worden vanuit de
container op een lopende band geplaatst. De chauffeurs halen de pakketten voor hun route
van de lopende band of geven pakketten van de band aan een collega die de betreffende
route zal rijden. De chauffeurs moeten met een handscanner de pakketten inscannen.
3.4
De onderneming Eurocoinhouse in Nijverdal is klant van UPS. De Bondt bezorgt in opdracht van UPS pakketten bij Eurocoinhouse. Deze pakketten bevatten bijzondere twee-euromunten voor verzamelaars en vertegenwoordigen een hoge waarde. [appellant] is voor De Bondt de vaste chauffeur voor ritten naar Nijverdal en bezorgt dus regelmatig pakketten bij Eurocoinhouse.
3.5
In de ochtend van vrijdag 22 maart 2024 meldt UPS aan De Bondt dat er een pakket van haar zending (van drie pakketten) ontbreekt. In een e-mail van 12.29 uur van die dag aan De Bondt stuurt UPS drie foto’s en het pakketnummer van het niet bij Eurocoinhouse afgeleverde pakket. De Bondt bekijkt de cameraregistratie van het uitladen van de container van UPS en verdenkt [appellant] . De Bondt laat in de avond [appellant] de videobeelden zien en geeft hem de gelegenheid het pakket te zoeken en terug te geven.
3.6
[appellant] rijdt op maandag 25 maart 2024 langs klanten van zijn route van 22 maart 2024. Hij meldt aan De Bondt dat hij het vermiste pakket niet heeft gevonden. De Bondt schorst [appellant] . Deze maakt hiertegen per aangetekende brief bezwaar.
3.7
De Bondt ontslaat [appellant] op 26 maart 2024 op staande voet. In de
ontslagbevestiging vermeldt De Bondt:
“(…) Aan dat ontslag liggen de volgende redenen ten grondslag:
- Ontvreemden van een pakket (UPS).
Op vrijdag 22 maart hebben we dit met jou besproken. (...) Na verdere onderzoek vandaag tezamen met Ups en De Bondt Transport zijn we tot de conclusie gekomen dat je het pakket ontvreemd hebt (…)".
3.8
[appellant] protesteert op 27 maart 2024 per brief tegen het ontslag.
toetsingskader
3.9
Ontslag op staande voet is een ingrijpend middel om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. De wet geeft de mogelijkheid de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen wegens een dringende reden. Die reden moet onverwijld aan de werknemer worden meegedeeld (artikel 7:677 lid 1 BW). De wet bepaalt dat als dringende reden wordt beschouwd zodanige omstandigheden die als gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De wet geeft daar ook voorbeelden van. Uit die opsomming blijkt dat het moet gaan om zeer ernstige omstandigheden die objectief bekeken maken dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevraagd kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De bewijslast daarvan rust op de werkgever.
3.1
Uit de ontslagbrief (3.7) volgt dat het ontslag op staande voet aan [appellant] is gegeven wegens het ontvreemden van een pakket van UPS. Tussen partijen bestaat geen discussie over het feit dat het gaat om een vermist pakket van de zending voor Eurocoinhouse op 22 maart 2024. De zending bestond uit drie pakketten en vaststaat dat [appellant] op die dag maar twee pakketten heeft afgeleverd. De Bondt is ervan overtuigd dat [appellant] het missende pakket heeft gestolen. [appellant] betwist dat met klem.
3.11
De bewijslast van de gestelde ontvreemding rust op De Bondt. De Bondt heeft als bewijsmiddelen (onder meer) vijf videobeelden van de beveiligingscamera’s overgelegd. Die videobeelden zijn tijdens de mondelinge behandeling bij het hof afgespeeld en door beide partijen van commentaar voorzien. Het hof moet aan de hand van de ingebrachte bewijsmiddelen beoordelen of [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan ontvreemding van het vermiste pakket. Bij de waardering van het bewijs geldt als uitgangspunt dat het hof een redelijke mate van zekerheid moet hebben dat [appellant] het pakket heeft ontvreemd. Hoewel er dus geen absolute zekerheid hoeft te zijn, weegt het hof ook mee dat de consequenties van een ontslag op staande voet ingrijpend zijn.
De Bondt had een dringende reden voor ontslag op staande voet
3.12
Het hof hecht doorslaggevende waarde aan de videobeelden van de beveiligingscamera’s. Voor de meeste bijkomende omstandigheden die volgens De Bondt verdacht zijn geldt dat De Bondt daaraan achteraf een bepaalde interpretatie geeft, maar dat die ook kunnen passen in een min of meer gebruikelijke werkwijze, zoals [appellant] stelt. Als voorbeeld geldt het feit dat [appellant] na het inladen op 22 maart 2024 langs zijn huis is gereden, wat volgens De Bondt zeer afwijkend is. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is echter gebleken dat [appellant] de gewoonte had ontwikkeld na het inladen langs zijn huis reed. Dat was dus (los van de vraag of hij daarvoor toestemming had) gebruikelijk. Het hof kijkt daarom vooral naar de videobeelden.
3.13
De Bondt heeft twee dozen van de bewuste zending voor Eurocoinhouse op de zitting bij het hof getoond. [appellant] heeft erkend dat hij die dozen op 22 maart 2024 bij Eurocoinhouse heeft afgeleverd. Op de etiketten van de dozen staat dat het gaat om doos 2, respectievelijk doos 3 van een zending van drie dozen. Doos 1 van de zending is niet afgeleverd. Tussen partijen staat vast dat [appellant] in de ochtend tijdens het inlaadproces aan zijn leidinggevende heeft gezegd dat er één doos van de zending voor Eurocoinhouse miste. Hij was zich daarvan dus bewust. Volgens De Bondt blijkt uit de videobeelden onomstotelijk dat de betreffende doos wel uitgeladen is uit de container van UPS, dat [appellant] die doos ook in handen heeft gehad en dat hij deze in de bus heeft gezet. [appellant] erkent dat hij een doos (die De Bondt als doos 1 aanwijst en die hierna als Doos 1 wordt aangeduid) in zijn handen heeft gehad en dat hij deze in zijn bus heeft geplaatst. Dat is ook zichtbaar op de beelden van video-opname 2. [appellant] betwist echter dat dit de vermiste doos is uit de zending voor Eurocoinhouse. Hij voert aan dat er maar enkele losse videobeelden van het hele laadproces zijn overgelegd en dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat het om Doos 1 gaat. De videobeelden beslaan maar 2 minuten, terwijl het hele laadproces meer dan een uur duurt en dat er vele pakketten worden geladen. Het hof gaat hierin niet mee.
3.14
Niet betwist is dat Doos 1 in de container van UPS zat. Dat is herleidbaar omdat deze door UPS is gescand. Bovendien staat vast dat de andere twee, wel afgeleverde dozen van de zending voor Eurocoinhouse uit die container kwamen. Op de video-opname 1 is zichtbaar dat er een doos uit de container van UPS op de lopende band wordt geladen, die qua omvang, kleur, etikettering en wijze waarop deze met tape is dichtgemaakt sterk lijkt op de dozen die De Bondt op de zitting heeft getoond. Op de zitting is de bandopname stilgezet en is Doos 1 vergeleken met het pakket dat in de onder 3.5 genoemde mail van UPS als vermist is opgegeven. Bij die mail zitten drie foto’s, waarvan (alleen) de eerste het pakket goed in beeld brengt. Als die foto wordt vergeleken met het stilgezette videobeeld van het uitladen op de band van Doos 1, dan kan de conclusie niet anders zijn dan dat het om hetzelfde pakket/doos gaat. Zowel op dat beeld als op de foto is de bovenkant van Doos 1 zichtbaar. Op beide beelden is (op exact dezelfde plek en enigszins schuin) een groot etiket geplakt met daarnaast, eveneens schuin en op dezelfde plek, een klein etiketje. Dit is dermate onderscheidend dat het niet anders kan dan dat het om dezelfde doos gaat. Daarnaast is zowel op de foto als op het videobeeld zichtbaar dat Doos 1 vijf stroken tape heeft, terwijl de twee wel afgeleverde dozen met vier stroken tape zijn beplakt. Ook de wijze waarop de vijf tapes zijn bevestigd op Doos 1 (niet allemaal even lang) is op de foto en het videobeeld identiek. Het gaat dus om dezelfde doos. [appellant] heeft nog wel de authenticiteit van de mail van UPS betwist, maar dat is een niet verder onderbouwde en speculatieve stelling. Het hof heeft geen enkele reden om aan de authenticiteit van de mail te twijfelen. Deze is afkomstig van een e-mailadres van ups.com, is op 22 maart 2024 gestuurd over het onderwerp Eurocoinhouse en doet melding van het feit dat er een pakket uit de zending is vermist, wat ook strookt met de werkelijkheid. Het hof gaat er bij de verdere beoordeling dan ook van uit dat Doos 1 die op de band wordt geladen op de video-opname 1 de vermiste doos is, die bestemd was voor Eurocoinhouse.
3.15
Zoals hiervoor is overwogen is door [appellant] erkend, en op de videobeelden zichtbaar, dat [appellant] Doos 1 heeft weggedragen vanaf de lopende band en dat hij deze in de bus heeft gezet. Volgens De Bondt heeft [appellant] Doos 1 niet gescand, in strijd met de werkinstructies. [appellant] betwist dat. Het hof laat in het midden of de werkinstructie inhield dat pakketten direct bij het afhalen van de band gescand moest worden. [appellant] erkent namelijk dat alle pakketten die in de bus worden vervoerd tijdens het laadproces moeten worden gescand. Dat is ook logisch want zo is duidelijk welke pakketten in welke bus terecht zijn gekomen. Dus los van de vraag op welk moment gescand moet worden, dat dat moet gebeuren voordat de chauffeur met de bus gaat rijden staat wel vast. Op de videobeelden is te zien dat [appellant] het etiket van Doos 1 bestudeert, maar het is niet zichtbaar dat [appellant] het pakket ook scant. Hij doet dat overigens wel met het kleinere pakketje dat hij bovenop Doos 1 plaatst en twee eerder in de bus gezette pakketten. Maar hij zou dat nog later buiten beeld gedaan kunnen hebben. Uit de beelden blijkt dat dat in elk geval niet gebeurd kan zijn bij het plaatsen van Doos 1 in de bus, omdat hij de handscanner op dat moment buiten de bus had weggelegd. Dat hij dat daarna nog heeft gedaan spoort niet met zijn handelwijze daarna. [appellant] heeft namelijk dozen 2 en 3 voor Eurocoinhouse wel gescand en hij heeft aan zijn leidinggevende gemeld dat er maar twee dozen in plaats van drie van de zending aanwezig waren. Dat betekent dat het niet anders kan dan dat hij Doos 1 niet heeft gescand. Als hij die doos namelijk ook had gescand was de zending compleet geweest en had hij deze mededeling aan zijn leidinggevende niet hoeven te doen. Dit betekent dat [appellant] Doos 1 niet heeft gescand, terwijl hij deze wel in de bus heeft geladen. Daarmee heeft hij bevorderd dat de doos buiten zicht is geraakt.
3.15
Hiermee staat vast dat [appellant] Doos 1 niet heeft gescand en afgeleverd bij Eurocoinhouse, terwijl hij deze wel in de bus heeft geladen en met de bus naar zijn huis is gereden. Het is daarmee zeer aannemelijk dat hij Doos 1 heeft ontvreemd. [appellant] noemt nog de mogelijkheid dat Doos 1 tijdens het laadproces door een collega uit de bus is gehaald of dat iemand deze tijdens het rijden van zijn route heeft gestolen op het moment dat hij een pakket afleverde en de bus onbeheerd liet staan. Het hof volgt deze redenering niet. Het betreft hier een speculatief alternatief scenario dat hij verder niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door inzicht te geven in zijn route en de plekken waar dit mogelijkerwijs gebeurd zou zijn, en dat het hof onaannemelijk voorkomt. Daarbij is ook van belang dat het om een pakket gaat dat qua uiterlijke kenmerken niet duidt op een waardevolle inhoud, dat [appellant] niet heeft gesteld dat andere mensen wisten van de waarde daarvan en bovenal dat het wel heel toevallig is dat juist het enige pakket dat [appellant] die dag niet had gescand verdwenen is.
3.16
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof tot het oordeel komt dat het zeer aannemelijk is dat [appellant] Doos 1 heeft ontvreemd. Daarmee staat dat met een redelijke mate van zekerheid vast, ook als in aanmerking wordt genomen dat het hier gaat om een dringende reden met vergaande consequenties.
3.17
De volgende vraag is of dit ook een dringende reden oplevert, die maakt dat van De Bondt in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beantwoording van die vraag moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de persoonlijke omstandigheden van [appellant] .
3.18
Het hof begrijpt dat het ontslag op staande en de gevolgen daarvan voor [appellant] ingrijpend zijn. Hij was al 17 jaar in dienst bij De Bondt, is op leeftijd (ten tijde van het ontslag 63 jaar) en had tot zijn pensioen bij De Bondt willen blijven werken. De Bondt voert wel aan dat het geen vlekkeloos dienstverband was, maar dat heeft zij niet onderbouwd zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het dienstverband is nu abrupt geëindigd en [appellant] ervaart het ontslag als aantasting van zijn eer en goede naam. Ook als het hof rekening houdt met deze persoonlijke belangen van [appellant] , oordeelt het dat de gedragingen van [appellant] dusdanig ernstig zijn dat van De Bondt redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en dus een dringende reden opleveren die het ontslag op staande voet rechtvaardigen. Daarbij houdt het hof er ook rekening mee dat [appellant] na het ontslag wel elders werk heeft gevonden, ook al gaat dat mogelijk om tijdelijke dienstverbanden (dat overigens niet verder is onderbouwd).
3.19
[appellant] koppelt zijn verzoeken tot toekenning van een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding, alle aan zijn stelling dat er geen dringende reden voor ontslag was. Nu het hof daarover anders oordeelt worden deze verzoeken afgewezen.
conclusie
3.2
De conclusie luidt dus dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De verzoeken van [appellant] worden afgewezen.
3.21
Omdat [appellant] in het ongelijk wordt gesteld zal het hof hem veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep. De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
wijst de verzoeken in hoger beroep af;
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van De Bondt in hoger beroep:
- € 798,- aan griffierecht
- € 2.428,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II)
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, M.P.C.J. van Bavel en H.M.J. van den Hurk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2025.