4.6Huurster betoogt verder dat de achterstand inmiddels geheel is ingelopen. Omdat er nu geen huurachterstand meer bestaat, is er volgens huurster, zo begrijpt het hof haar, sprake van nieuwe feiten en omstandigheden, waardoor de ontbinding van de huurovereenkomst niet meer gerechtvaardigd is. Daarover kan het volgende worden vastgesteld:
A. Uit wat in 4.3 onder A. en B. is overwogen, volgt dat huurster over 2021 per saldo € 372,64 te veel heeft betaald. Zo’n bedrag was immers op 18 maart 2022 al toegerekend op één van de drie openstaande huurtermijnen (juni 2021) terwijl huurster in de zomer van 2023 alsnog drie volledige termijnen heeft (na)betaald.
In 4.3 onder C. is vastgesteld dat huurster voor de termijnen juli en augustus 2022 € 463,12 te weinig heeft betaald. Voor die maanden was (€ 607,12 + € 619,12 -/- € 136,75 -/- € 91,89 = samen:) € 997,60 verschuldigd waarop vervolgens op 22 augustus 2022 slechts € 534,48 is betaald. De overige maanden van 2022 zijn betaald, waarbij wordt opgemerkt dat huurster bij de betalingen van 28 september 2022, 26 oktober 2022, 30 november 2022 en 19 januari 2023 heeft opgegeven dat die zien op de termijnen van september 2022 tot en met december 2022. Over 2022 heeft huurster dus € 463,12 te weinig betaald.
De huur voor januari 2023 is betaald op 23 februari 2023, die van februari 2023 op 8 maart 2023 en die voor maart 2023 op 27 april 2023. Op 23 mei 2023 heeft huurster € 619,12 betaald zonder daarbij een termijn aan te geven, maar kennelijk bedoeld april 2023 te betalen. Op 14 juni 2023 wordt de termijn van mei 2023 betaald. Uit de stukken kan worden afgeleid dat vervolgens de verschuldigde huur per 1 juni 2023 is verlaagd van € 619,12 naar € 617,15. Op 5 juli 2023 wordt met € 617,15 de termijn juni 2023 betaald. In de overgelegde bankafschriften kan geen betaling voor de termijn juli 2023 worden gevonden, zodat het hof aanneemt dat die niet is betaald. Op 30 augustus 2023, zo blijkt verder uit de bankafschriften, is de termijn augustus 2023 voldaan. De huur voor de maanden september tot en met december 2023 is dan betaald op 27 september 2023, 25 oktober 2023, 24 november 2023 en 30 december 2023. Over 2023 heeft huurster dus € 617,15 te weinig betaald.
Uit de overgelegde bankafschriften en nadere aktes blijkt verder dat de huur voor de maanden januari tot en met oktober 2024 steeds te laat is betaald, namelijk op achtereenvolgens 26 januari 2024 (januari), 21 februari 2024 (februari), 8 maart 2024 (maart), 23 mei 2024 (april), 12 augustus 2024 (mei en juni), 20 augustus 2024 (juli), 10 september 2024 (augustus), 2 oktober 2024 (september) en 3 december 2024 (oktober). Verhuurster heeft echter ook, onder verwijzing naar diezelfde stukken, uiteengezet dat huurster de huurtermijnen voor de maanden november en december 2024 onbetaald heeft gelaten, wat huurster in haar akte ook erkent. Naar de stand van zaken per 17 december 2024 had huurster over 2024 dus € 1.295,26 (twee termijnen van € 647,63) te weinig betaald.