ECLI:NL:GHARL:2025:1071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.318.010/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in geschil tussen appartementseigenaar en Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de kantonrechter in een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [appellante], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het appartementencomplex. De VvE had een geschil aan de kantonrechter voorgelegd, maar [appellante] stelde dat de kantonrechter niet bevoegd was, omdat volgens de splitsingsakte geschillen door drie scheidslieden moesten worden beslecht. De kantonrechter had in eerdere vonnissen de bevoegdheid erkend, maar het hof oordeelde dat de VvE en [appellante] gebonden waren aan de geschillenregeling in de splitsingsakte, die de bevoegdheid van de kantonrechter uitsloot. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde deze onbevoegd. De VvE werd veroordeeld in de proceskosten van [appellante].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.318.010/02
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen: 9590329
arrest van 25 februari 2025
in de zaak van
[appellante]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
hierna: [appellante]
advocaat: mr. T.M. Maters
tegen
Vereniging van Eigenaars [adres1]
die is gevestigd in Elst
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident
hierna: de VvE
advocaat: mr. W. Blansjaar

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 juli 2024 hier over. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de akte overleggen productie van 30 oktober 2024 van mr. Blansjaar met bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024.
1.2.
Op grond van artikel 87 lid 6 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt als uitgangspunt dat een partij haar stukken uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding moet brengen. Stukken die na die termijn worden in gebracht worden buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet. Tijdens de mondelinge behandeling is [appellante] opgekomen tegen de op 30 oktober 2024 door de VvE ingediende productie. De VvE heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het stuk pas één dag voor de mondelinge behandeling is ingediend omdat het document eerder niet ter sprake was gekomen.
Het voorgaande brengt mee dat het door de VvE op 30 oktober 2024 ingediende stuk buiten beschouwing wordt gelaten aangezien het niet tenminste tien dagen voor de mondelinge behandeling is ingediend en de VvE onvoldoende heeft onderbouwd dat de goede procesorde zich er tegen verzet dat het stuk buiten beschouwing wordt gelaten.
1.3.
Aan het slot van de mondelinge behandeling op 31 oktober 2024 hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen partijen is een geschil ontstaan dat door de VvE is voorgelegd aan de kantonrechter. [appellante] heeft zich met een beroep op de splitsingsakte op het standpunt gesteld dat niet de kantonrechter maar drie scheidslieden bevoegd zijn over het geschil te beslissen. De kantonrechter heeft [appellante] geen gelijk gegeven en heeft zich bevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil. De bedoeling van het door [appellante] ingestelde hoger beroep is dat de kantonrechter alsnog onbevoegd wordt verklaard kennis te nemen van het geschil tussen partijen dan wel dat de VvE niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering die zij tegen [appellante] heeft ingesteld.
2.2.
Het hof zal het vonnis van de kantonrechter vernietigen en beslissen dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil tussen de VvE en [appellante] . Het hof zal hierna eerst de feiten (onder 3) en het verloop van de procedure bij de kantonrechter bespreken (onder 4). Daarna zal het hof zijn oordeel verder toelichten (onder 5).

3.De feiten

3.1.
De eigendom van het appartementsgebouw gelegen aan de [adres1] [woonplaats1] is gesplitst in appartementsrechten. In de notariële splitsingsakte van 4 september 1987 is het splitsingsreglement opgenomen. Het splitsingsreglement voorziet, onder meer, in de oprichting van de VvE en de vaststelling van haar statuten.
3.2.
In artikel 46 van het splitsingsreglement is bepaald:
“Alle geschillen tussen de appartementseigenaars als zodanig onderling en tussen de appartementseigenaars enerzijds en de vereniging van eigenaars anderzijds zullen alleen en uitsluitend in hoogste ressort worden beslist door drie scheidslieden, te benoemen in onderling overleg, of bij gebreke van overeenstemming, door de Kantonrechter te Nijmegen, op verzoek van de meest gerede partij.
Een geschil is aanwezig wanneer een appartementseigenaar verklaart dat dit het geval is.
De scheidslieden bepalen de wijze waarop het geding wordt gevoerd en de nodige termijnen.
Zij zijn bevoegd partijen en getuigen te horen en inzage of onderzoek van boeken en bescheiden te verlangen.
De scheidslieden zullen hun beslissing geven in de vorm van een bindend advies dat de kracht heeft van een overeenkomst tussen partijen.
Als onderdeel van het bindend advies wordt een regeling voor de kosten getroffen.
De scheidslieden zijn bevoegd de kosten geheel ten laste van één partij te brengen.
Indien een partij dit wenst zullen de scheidslieden het advies geven in de vorm van een arbitraal vonnis volgens de bepalingen van de artikelen 636 en volgende van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De scheidslieden oordelen als goede mannen naar eer en billijkheid.”
3.3.
[appellante] is eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de flatwoning aan de [adres1] .
3.4.
In juli 2020 heeft [appellante] verbouwingswerkzaamheden laten verrichten die hebben geleid tot een geschil met de VvE (hierna: de hoofdzaak).
3.5.
Op 10 december 2021 heeft de VvE [appellante] gedagvaard en de hoofdzaak ter beslechting voorgelegd aan de kantontonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen (hierna: de kantonrechter).
3.6.
Met haar conclusie van antwoord van 18 februari 2022 heeft [appellante] ook een incidentele vordering ingesteld waarin zij, onder verwijzing naar artikel 46 van de splitsingsakte, heeft aangevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van de hoofdzaak.

4.De procedure bij de kantonrechter

4.1.
In zijn vonnis van 20 mei 2022 heeft de kantonrechter de incidentele vordering van [appellante] tot onbevoegdverklaring afgewezen. De kantonrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van de hoofdzaak. Naar het oordeel van de kantonrechter houdt artikel 46 van de splitsingsakte geen bindende arbitrageclausule in. De kantonrechter overweegt dat het artikel alleen een inspanningsverplichting bevat voor partijen om in geval van een geschil te onderzoeken of arbitrage een mogelijkheid is. Bereiken partijen geen overeenstemming over de aan te wijzen arbiters dan volgt naar het oordeel van de kantonrechter uit de tekst van artikel 46 dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
4.2.
In zijn vonnis van 29 juli 2022 heeft de kantonrechter tussentijds hoger beroep van het vonnis van 20 mei 2022 toegestaan.

5.Het oordeel van het hof

De vordering
5.1.
[appellante] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 20 mei 2022 te vernietigen en:
  • de kantonrechter onbevoegd te verklaren, dan wel de VvE niet-ontvankelijk te verklaren;
  • de VvE te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
[appellante] voert één grief aan tegen het vonnis van de kantonrechter.
5.2.
De VvE voert verweer en concludeert tot het ongegrond verklaren van de grief van [appellante] en het in stand laten van het vonnis van 20 mei 2022. De VvE vordert [appellante] te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
Gebondenheid aan artikel 46 van de splitsingsakte
5.3.
Het hof ziet aanleiding eerst in te gaan op de vraag of artikel 46 van de splitsingsakte in de hoofdzaak tussen partijen van toepassing is.
5.4.
[appellante] voert aan dat zij lid is van de VvE en dat partijen daardoor zijn gebonden aan de splitsingsakte. Deze gebondenheid aan de splitsingsakte brengt volgens [appellante] mee dat partijen ook zijn gebonden aan de in artikel 46 van de splitsingsakte opgenomen geschillenregeling. Bovendien volgt uit het feit dat zij zich er op beroept dat het geschil met uitsluiting van de overheidsrechter moet worden beslecht door arbiters, dat zij het beding vrijwillig is aangegaan. De VvE is het beding vrijwillig aangegaan omdat het is opgenomen in de splitsingsakte en de VvE nooit het initiatief heeft genomen de regeling te wijzigen, aldus nog steeds [appellante] . [appellante] voegt hier aan toe dat de splitsingsakte onderdeel heeft uitgemaakt van de koopovereenkomst die zij destijds bij de koop van haar appartement heeft gesloten, zodat zij ook om die reden het arbitragebeding ondubbelzinnig heeft aanvaard.
5.5.
De VvE weerspreekt dat de regeling van artikel 46 door [appellante] is aanvaard. De VvE voert aan dat [appellante] bij het verwerven van het appartementsrecht niet op de hoogte was van deze specifieke bepaling. De VvE wijst daarbij naar het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 maart 2023 bij dit hof waaruit blijkt dat de juridisch adviseur van [appellante] haar op de bepaling heeft moeten wijzen.
5.6.
De hoofdregel bij het beslechten van geschillen is dat deze worden behandeld door de gewone burgerlijke rechter (hierna: de overheidsrechter). Partijen zijn, in beginsel, bevoegd om af te wijken van deze hoofdregel en in plaats daarvan te kiezen voor bijvoorbeeld arbitrage of bindend advies. Partijen moeten zo’n keuze wel uitdrukkelijk overeenkomen. Onder meer, artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 17 Grondwet brengen namelijk mee dat afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter ondubbelzinnig en vrijwillig moet plaatsvinden. [1]
5.7.
Een overeenkomst komt tot stand doordat een partij een aanbod doet en de andere partij dat aanbod aanvaardt (artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW)). De geschillenregeling in artikel 46 is onderdeel van (het splitsingsreglement in) de splitsingsakte die door de VvE wordt gehanteerd. Uit het feit dat [appellante] een uitdrukkelijk beroep doet op dit artikel volgt dat zij het door de VvE gehanteerde beding expliciet heeft aanvaard. Daarmee is in ieder geval sprake van aanbod en aanvaarding en staat vast dat partijen het beding uitdrukkelijk zijn overeengekomen en hieraan zijn gebonden, voor zover die gebondenheid al niet voortvloeit uit artikel 1020 lid 5 Rv en de omstandigheid dat [appellante] bij de koop van haar appartement ook de splitsingsakte uitdrukkelijk heeft ondertekend.
Uitleg van artikel 46 splitsingsakte
5.8.
[appellante] voert aan dat artikel 46 van de splitsingsakte zo moet worden uitgelegd dat de kantonrechter scheidslieden kan benoemen als partijen geen overeenstemming bereiken over de personen van de scheidslieden. Volgens [appellante] is de bedoeling bij artikel 46 duidelijk dat de overheidsrechter ter zijde wordt gesteld en de mogelijkheid van hoger beroep wordt uitgesloten. Die bedoeling verhoudt zich volgens [appellante] niet tot de lezing van de VvE dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, zij in het geheel afzien van de bevoegdheid van de scheidslieden en het uitsluiten van hoger beroep.
Dat artikel 46 zowel de mogelijkheid biedt om de beslissing van de scheidslieden vast te laten leggen in ofwel een bindend advies dat de kracht heeft van een overeenkomst ofwel een arbitraal vonnis, doet volgens [appellante] niets af aan de ondubbelzinnigheid van het artikel. In beide gevallen staat het beding immers in de weg aan berechting door de overheidsrechter, aldus [appellante] .
5.9.
De VvE weerspreekt de uitleg die [appellante] geeft aan artikel 46 van de splitsingsakte. De VvE is van mening dat artikel 46 niet kan worden uitgelegd als een geldig arbitraal of bindend advies beding. De VvE licht toe dat het artikel partijen louter een keuzemogelijkheid geeft om te beproeven of een beslissing door de drie scheidslieden al dan niet tot de mogelijkheden behoort. Uit de tekst blijkt volgens de VvE dat als partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te wijzen scheidslieden, het geschil moet worden voorgelegd aan de kantonrechter.
De VvE voert tegen de door [appellante] verdedigde uitleg van artikel 46 aan dat de keuze voor arbitrage ondubbelzinnig, vrijwillig en wettig moet zijn. Ook moet de afstand van het recht op toegang tot de overheidsrechter vergezeld gaan van zekere minimale waarborgen, aldus de VvE. Aan deze voorwaarden is volgens de VvE niet voldaan.
5.10.
Het is vaste rechtspraak dat het bij de uitleg van een bepaling uit de splitsingsakte aankomt op de daarin tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de bewoordingen daarvan, naar objectieve maatstaven uitgelegd in het licht van de gehele inhoud van de akte. Indien de ingeschreven splitsingsstukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg van deze stukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is. [2]
5.11.
Partijen zijn verdeeld over de uitleg die moet worden gegeven aan artikel 46 van de splitsingsakte. Daarbij gaat het in het bijzonder om de betekenis van de zinsnede
”Alle geschillen (…) zullen alleen en uitsluitend in hoogste ressort worden beslist door drie scheidslieden, te benoemen in onderling overleg, of bij gebreke van overeenstemming, door de Kantonrechter te Nijmegen, op verzoek van de meest gerede partij (…)”.
Naar objectieve maatstaven beoordeeld moet deze zinsnede zo worden uitgelegd dat de drie scheidslieden door de kantonrechter te Nijmegen worden benoemd als de partijen er zelf niet in slagen in onderling overleg drie scheidslieden te benoemen. Deze uitleg waarbij de rol van de kantonrechter is beperkt tot het zo nodig benoemen van de scheidslieden volgt uit de opbouw van de onderhavige zinsnede én uit de verdere formulering van artikel 46 van de splitsingsakte die alleen uitgaat van geschilbeslechting door scheidslieden. Met andere woorden: de overige inhoud van artikel 46 van de splitsingsakte sluit niet aan bij de door de VvE verdedigde uitleg dat als partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te wijzen scheidslieden, het geschil moet worden voorgelegd aan de kantonrechter.
5.12.
Het betoog van de VvE dat uit de omstandigheid dat zij de hoofdzaak heeft aangebracht bij de kantonrechter volgt dat zij destijds niet ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht op geschilbeslechting door de overheidsrechter slaagt niet. De regeling in artikel 46 is opgenomen in de splitsingsakte die door de VvE zelf wordt gehanteerd en de VvE had zich ervan bewust moeten zijn dat zij met de door haar opgestelde regeling ondubbelzinnig afstand deed van het recht op toegang tot de overheidsrechter.
De omstandigheid dat de VvE inmiddels kennelijk een andere voorkeur heeft voor de wijze waarop geschilbeslechting moet plaatsvinden, maakt dat niet anders.
5.13.
Het betoog van de VvE dat de regeling in artikel 46 splitsingsakte niet ondubbelzinnig is omdat niet duidelijk is wanneer de overheidsrechter in beeld komt en wat zijn taak is, slaagt evenmin. Uit hetgeen hiervoor onder 5.11 is overwogen volgt dat de kantonrechter uitsluitend in beeld komt als partijen er niet in slagen drie scheidslieden te benoemen en dat de taak van de kantonrechter in dat geval is beperkt tot het benoemen van de drie scheidslieden. Dat de VvE een andere uitleg van artikel 46 verdedigt, is daarbij niet van belang. Ook het betoog van de VvE dat de regeling in artikel 46 splitsingsakte niet ondubbelzinnig is omdat onduidelijk is of sprake is van een bindend advies beding of een arbitrage beding faalt. Ongeacht of sprake is van een bindend advies beding of een arbitrage beding bepaalt artikel 46 uitdrukkelijk dat geschilbeslechting plaatsvindt door scheidslieden. Hieruit volgt ondubbelzinnig de wil het geschil aan de overheidsrechter te onttrekken. Van strijd met artikel 6 EVRM of artikel 17 Grondwet is dan ook geen sprake. [3]
5.14.
Weliswaar geeft de regeling in artikel 46 splitsingsakte zowel de optie van bindend advies als de optie van arbitrage, maar uit de tekst van het artikel volgt dat het afhankelijk is van de wens van een partij of het advies wordt gegeven in de vorm van een arbitraal vonnis. De stellingen van [appellante] kunnen niet anders worden uitgelegd dan dat dit laatste haar wens is.
5.15.
De VvE stelt vast dat in artikel 46 van de splitsingsakte geen verdere waarborgen staan anders dan dat drie scheidslieden beslissen in de vorm van een bindend advies of, eventueel, een arbitraal vonnis. Volgens de VvE kan namelijk niemand tegen zijn wil van de overheidsrechter met de daarbij behorende waarborgen worden afgehouden.
Uit het voorgaande volgt al dat de VvE het ontbreken van haar wil onvoldoende heeft toegelicht. Uit de constatering van de VvE volgt bovendien niet zonder meer dat sprake is van een ongeldig beding. Omdat de VvE nalaat te onderbouwen welke nadere waarborgen (anders dan die al uit het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voortvloeien) ontbreken, behoeft dit punt, mede gelet op het gemotiveerde betoog van [appellante] dat het beding van voldoende waarborgen is voorzien, geen verdere bespreking.
Zwaarwegend openbaarbelang
5.16.
De VvE voert aan dat het in strijd is met een zwaarwegend openbaar belang van rechtszekerheid als de andere appartementseigenaren geen kennis kunnen nemen van (de overwegingen die leiden tot) de uitkomst in de hoofdzaak. De geschilpunten hebben volgens de VvE namelijk algemene werking omdat de hoofdzaak betrekking heeft op de gemeenschappelijke delen van het appartementsgebouw.
In het verlengde daarvan beroept de VvE zich op het zogenaamde Groenselect-arrest van de Hoge Raad. [4] Uit dat arrest volgt volgens de VvE dat tussenkomst van de overheidsrechter in de hoofdzaak noodzakelijk is omdat het geschil betrekking heeft op een besluit van de vergadering van eigenaars.
5.17.
[appellante] weerspreekt dat de overige appartementseigenaren uitsluitend via een uitspraak van de overheidsrechter over de uitkomst van de hoofdzaak kunnen worden geïnformeerd. Het beroep op het Groenselect-arrest gaat volgens [appellante] niet op aangezien dat arrest betrekking heeft op vorderingen tot nietigverklaring of vernietiging van besluiten van organen van een B.V. of een N.V. In deze zaak gaat het niet om zo’n vordering, aldus [appellante] .
Mede gelet op het gemotiveerde betoog van [appellante] onderbouwt de VvE onvoldoende dat de berechting van de hoofdzaak door scheidslieden in strijd komt met enig zwaarwegend openbaar belang. Aangezien in de hoofdzaak geen beroep wordt gedaan op de nietigheid of vernietigbaarheid van een besluit onderbouwt de VvE evenmin voldoende dat het voornoemde arrest voor deze zaak van belang is.
Redelijkheid en billijkheid
5.18.
De financiële drempel die met arbitrage gepaard gaat, maakt het volgens de VvE naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat artikel 46 van de splitsingsakte in het onderhavige geval wordt uitgelegd als een arbitraal beding. [appellante] weerspreekt, onder meer, dat de VvE niet over de noodzakelijke financiële middelen voor een arbitrageprocedure beschikt en verwijst daarbij naar de rechtsbijstandverzekering van de VvE. Mede gelet op het gemotiveerde betoog van [appellante] onderbouwt de VvE onvoldoende dat een bindend advies of arbitrageprocedure vanwege het kostenaspect of anderszins naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De stellingen van de VvE rechtvaardigen ook niet het oordeel dat sprake is van misbruik van procesrecht aan de kant van [appellante] . Anders dan de VvE meent, behoeft [appellante] geen bijzonder belang bij arbitrage of bindend advies te stellen om haar beroep op onbevoegdheid van de kantonrechter te doen slagen.
Conclusie
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat de overheidsrechter op grond van artikel 46 van de splitsingsakte onbevoegd is van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. De overige door partijen aangevoerde punten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en behoeven daarom geen nadere bespreking. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt. Omdat de VvE in het ongelijk wordt gesteld, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.

6.De beslissing

Het hof,
6.1.
vernietigt het vonnis in het incident van de rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Nijmegen van 20 mei 2022 en doet opnieuw recht:
verklaart de rechtbank onbevoegd van het geschil tussen de VvE en [appellante] kennis te nemen;
6.2.
veroordeelt de VvE in de proceskosten van [appellante] in beide instanties,
in eerste aanleg vastgesteld op:
- € 1.126,- € 1.126,- aan salaris van de advocaat van [appellante] (2 procespunten x tarief II);
in hoger beroep vastgesteld op:
  • € 362,- aan griffierecht;
  • € 3.642,- aan salaris van de advocaat van [appellante] (3 procespunten x appeltarief II);
6.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
6.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.B. Beekhoven van den Boezem, B.J. Engberts en J.P.H. van Driel van Wageningen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 24 september 1964, ECLI:NL:HR: 1964:AC4487
2.Hoge Raad 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1809 en Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078
3.Hoge Raad 24 september 1964, ECLI:NL:PHR:1964:AC4487
4.Hoge Raad 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY4033