Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader in persoon, bijgestaan door zijn advocaat;
- een zittingsvertegenwoordigster namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige] verblijft in een cyclus van steeds drie weekenden het eerste en het tweede weekend bij de moeder, waarbij [de minderjarige] op vrijdag uit school door de vader wordt opgehaald en direct door hem naar de moeder wordt gebracht en waarbij [de minderjarige] door de moeder op zondag op 18.00 uur naar de vader wordt terug gebracht. In het derde weekend blijft [de minderjarige] bij de vader;
- [de minderjarige] verblijft gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg overeen te komen, bij de moeder, al dan niet onder regie van de jeugdbeschermer. Hierbij geldt dat een vakantieweek aanvangt op maandag en eindigt op zondag. Ook geldt hierbij de dat cyclus van drie reguliere omgangsweekeinden na de vakantie niet opnieuw start, maar doorloopt zoals die voor de vakantie is gestopt;
- aan de omgang is de voorwaarde verbonden dat de moeder geen huisarts of andere professionele derde(n) bezoekt met [de minderjarige] , als dit niet spoedeisend is, tenzij na instemming van de GI, en onder de voorwaarde dat de moeder in dit geval het onderwerp van seksueel misbruik niet aan de orde stelt.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
relevantewijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253o BW. Dat [de minderjarige] van school is veranderd is ingegeven omdat het niet goed ging op haar oude school. Eenhoofdig gezag betekent nu juist dat de vader de beslissing voor een andere school alleen mag en kan nemen. Dit betreft dan ook geen nieuwe omstandigheid die een hernieuwde beoordeling van het gezag rechtvaardigt. Daarnaast is niet gebleken dat het niet goed gaat met [de minderjarige] . Integendeel, sinds de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] onder begeleiding plaatsvindt, doet [de minderjarige] geen zorgelijke uitspraken meer die, volgens de moeder, zouden duiden op mishandeling dan wel misbruik van [de minderjarige] door de vader. Dat de moeder (nog steeds) bezorgd is over de wijze waarop de vader het gezag uitoefent, betreft ook geen wijziging van omstandigheden zoals vereist. De moeder uit deze zorgen al jaren en heeft deze ook in verschillende procedures aan de orde gesteld. Maar haar zorgen werden tot nu toe niet of onvoldoende bevestigd. Ook vanuit de verschillende professionals die bij [de minderjarige] betrokken zijn worden geen zorgen geuit. Dat de vader niet goed voor [de minderjarige] zorgt omdat [de minderjarige] , zoals de moeder stelt, te grote schoenen en een bril op de verkeerde sterkte draagt, betreft, voor zover al juist, evenmin een nieuwe omstandigheid die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt. Verder is de communicatie en samenwerking tussen partijen nog steeds slecht, zodat ook daarin geen sprake is van een gewijzigde omstandigheid. Desondanks blijkt uit het dossier wel dat de vader de moeder zoveel mogelijk probeert te betrekken bij en te informeren over (het leven van) [de minderjarige] . Dat de vader, zoals de moeder stelt, zich onvoldoende inspant om de communicatie te verbeteren, is niet gebleken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de vader op de zitting heeft gezegd dat wat de moeder betreft geen enkele intentie van de vader goed is en dat de samenwerking daardoor wordt bemoeilijkt.