Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
eindafrekening” nog niet is meegenomen, en bij e-mail van 26 maart 2018 dat [appellant] nog verschuldigd is – náást de vijf openstaande meerwerkfacturen – de “
Eindbetaling volgens offerte € 8699.90”. Gelet hierop had [appellant] naar het oordeel van het hof moeten uitleggen waarom er in de correspondentie tussen partijen nergens wordt gerefereerd aan een contante betaling (dat gebeurde pas bij e-mail van 30 juli 2021 van de gemachtigde van [appellant] , in reactie op de brief van de gemachtigde van SEKU van 2 december 2020). [appellant] heeft dit echter niet kunnen verklaren, ook niet desgevraagd ter zitting bij het hof. [appellant] stelt nog dat het bedrag van € 5.800 dat contant zou zijn betaald precies overeenkomt met het restant van de aanneemsom exclusief btw, maar nu er geen bewijs is dat er enig bedrag contant is betaald toont [appellant] hiermee niets aan. Hetzelfde geldt voor de stellingen over het bouwdepot; dat [appellant] een bedrag van € 5.800 uit het bouwdepot heeft gebruikt voor de aanschaf van een keuken toont niet aan dat hij SEKU contant heeft betaald. Ook het bankafschrift van [naam2] (de echtgenote van [appellant] ) met een grote kasopname in 2014 zegt niets over enige contante betaling aan SEKU in 2017. [appellant] heeft verder nog verwezen naar zijn getuigenverklaring en die van [naam2] , maar als er in juli en augustus 2017 een bedrag van (in totaal) € 5.800 contant zou zijn betaald op de offerte zoals zij hebben verklaard, valt al helemaal niet in te zien dat [appellant] daar geen melding van heeft gemaakt in reactie op de bovengenoemde e-mails van SEKU. Daarbij is in hoger beroep niet bestreden dat de verklaringen van [appellant] en [naam2] niet consistent zijn. Met de kantonrechter acht het hof deze verklaringen onvoldoende voor het bewijs van de gestelde contante betalingen, mede gezien de maatstaf van artikel 164 lid 2 Rv, omdat wat [appellant] heeft verklaard als partijgetuige niet gesteund wordt door aanvullende bewijzen die zijn verklaring voldoende geloofwaardig maken. Het bezwaar van [appellant] tegen de bewijswaardering door de kantonrechter wordt daarom verworpen.