ECLI:NL:GHARL:2024:7983
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en feitelijk beleidsbepalerschap in faillissement
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of de zoon van de formele bestuurders van een failliete vennootschap kan worden aangemerkt als feitelijk beleidsbepaler en daarmee gelijkgesteld kan worden met een bestuurder in de zin van artikel 2:248 BW. Het hof heeft in een eerder tussenarrest geoordeeld dat de curator voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de zoon feitelijk beleidsbepaler was, maar heeft hem toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Na het horen van getuigen en het bestuderen van de bewijsstukken, concludeert het hof dat de zoon in zijn tegenbewijs is geslaagd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering van de curator tegen de zoon werd afgewezen. De zaak illustreert de complexiteit van bestuurdersaansprakelijkheid in faillissementen en de rol van feitelijke beleidsbepalers. Het hof benadrukt dat de curator de bewijslast draagt en dat de onduidelijkheid over de feitelijke rol van de zoon in de onderneming in zijn nadeel werkt. De proceskosten worden toegewezen aan de curator, die in het ongelijk is gesteld, maar de kosten van de curator worden voor rekening van de zoon gebracht, omdat deze onterecht verklaringen heeft afgelegd die de curator nodeloos hebben belast.