Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] B.V.
1.BDO Accountancy, Tax & Legal B.V.
2. [geïntimeerde2]
3. BDO Corporate Finance B.V.
4. [geïntimeerde4]
1.De procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
3.De feiten en vorderingen bij de rechtbank en in hoger beroep
in lijn met de indicatieve rekenexercitie van de Corporate Finance afdeling van BDO (in persoon van de heer [geïntimeerde4] ), partijen welbekend”. [appellante1] heeft dit bod afgewezen. Zij was op grond van de shoot-out-regeling dus gehouden om de aandelen in Lucrum en MABL van Aiqu voor hetzelfde bedrag over te nemen.
Ik pak het verder op met [naam3] & [appellant2]” (hof: [naam3] , respectievelijk [appellant2] ).
Zoals gezegd kan er geen onderscheid worden gemaakt tussen aandeelhouders”. [appellant2] heeft daarop dezelfde dag gereageerd met het verzoek alleen voor hem een dividenduitkering te verwerken. [naam3] heeft dat niet gedaan. BDO was in deze correspondentie niet betrokken.
4.Het oordeel van het hof
hoogover – pricing opstelling”. Al eerder had BDO CF duidelijk gemaakt dat een waardering van Lucrum moeilijk was (rov. 3.5). [appellanten] vonden het bedrag dat uit de indicative pricing volgde ook te laag. Dat blijkt uit de mail van [appellant2] van 12 april 2019 waarin hij schrijft: “
Kun jij mij uitleggen waarom mijn deel van Lucrum maar 2 , 2,5 miljoen waard is met een ebitda 2018 van 2,5 milj? Thx” en de daaropvolgende emailcorrespondentie. Het blijkt ook uit het feit dat [appellante1] in de shoot-out de aandelen van Aiqu gekocht heeft.
omdat anders de tent failliet zou gaan”.
aan grief 4 geen rechtsgevolg wordt verbonden”. De tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep in zijn laatste woord door [appellant2] aangevoerde feiten kunnen niet tot een andere conclusie leiden. Het bezwaar daartegen van BDO c.s. hoeft het hof verder niet te behandelen. De vijfde grief heeft geen zelfstandige betekenis. Het hoger beroep slaagt niet.