ECLI:NL:GHARL:2024:7759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.338.800
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Tap Onroerend Goed B.V. tegen [de huurder] inzake niet-ontvankelijkheid hoger beroep en proceskosten

In deze zaak heeft Tap Onroerend Goed B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter. De kern van de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden betreft de vraag of het appelverbod van artikel 7:262 lid 2 BW doorbroken kan worden. Het hof concludeert dat er geen reden is om het appelverbod te doorbreken, omdat Tap niet heeft aangetoond dat de kantonrechter een fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden. De feiten van de zaak zijn als volgt: Tap verhuurde woonruimte aan [de huurder] voor een bepaalde periode, maar heeft [de huurder] niet tijdig geïnformeerd over het einde van de huurperiode, waardoor de huur voor onbepaalde tijd doorliep. [de huurder] heeft vervolgens de huurcommissie verzocht om de aanvangshuurprijs te toetsen, wat leidde tot een uitspraak die Tap aan de kantonrechter voorlegde. De kantonrechter wees de vorderingen van Tap af, waarna Tap in hoger beroep ging. Het hof oordeelt dat het passeren van een bewijsaanbod door de kantonrechter geen doorbrekingsgrond oplevert en dat Tap niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof veroordeelt Tap tot betaling van de proceskosten, die door [de huurder] zijn gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof: 200.338.800
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 10538316)
arrest van 17 december 2024
in de zaak van
Tap Onroerend Goed B.V.
die is gevestigd in ‘s-Gravenland
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna: Tap
advocaat: mr. M.G. Blokziel
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde en daar ook een tegenvordering heeft ingediend
hierna: [de huurder]
advocaat: mr. P.S. Folsche.

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter en bij het hof

Van dit verloop blijkt uit:
- het vonnis van 29 november 2023 van de kantonrechter
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 januari 2024
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- het tussenarrest van 13 augustus 2024
- het verslag van de zitting van 3 december 2024 (het proces-verbaal).
Op de zitting heeft de raadsheer-commissaris op verzoek van partijen bepaald dat het hof opnieuw arrest zal wijzen.

2.De kern van de uitspraak van het hof

Het hof legt hieronder uit dat het in dit geval geen reden ziet om het appelverbod van artikel 7:262 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te doorbreken en dat Tap daarom niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Eerst zet het hof uiteen welke gebeurtenissen aan het hoger beroep voorafgingen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst die zij met elkaar hebben gesloten inhoudt dat [de huurder] met ingang van 1 mei 2021 woonruimte van Tap huurt. Zij hebben de huurprijs per 1 mei 2021 bepaald op € 1.225 per maand. Volgens die overeenkomst duurt de huur
‘maximaal 12 maanden, ingaande op 1 mei 2021 en lopende tot en met 30 april 2022.’ In artikel 3.4 van dit huurcontract staat verder nog:
‘De huurovereenkomst eindigt na ommekomst van de in artikel 3.1 genoemde periode, en de verhuurder de huurder tijdig … informeert over de dag waarop de huurovereenkomst eindigt. Indien de verhuurder de huurder niet of niet tijdig informeert en de in artikel 3.1 genoemde periode verstrijkt, loopt de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd door. ….’
3.2
Doordat Tap [de huurder] niet heeft geïnformeerd over de laatste dag van de huurperiode van 12 maanden huurt [de huurder] de woonruimte sinds 1 mei 2022 voor onbepaalde tijd. Tot zover zijn partijen het met elkaar eens.

4.De voorafgaande procedures

4.1
[de huurder] heeft op 8 september 2022 de huurcommissie verzocht om de aanvangshuurprijs te toetsen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de huurcommissie op basis van de puntentelling de redelijke huurprijs van de woonruimte bepaald op € 542,50 per maand. Daarbij heeft de huurcommissie het verweer van Tap dat [de huurder] het verzoek tot toetsing van de huurprijs te laat heeft ingediend verworpen. Tap had namelijk het standpunt ingenomen dat de huurovereenkomst vanaf 1 mei 2021 voor onbepaalde tijd gold, zodat [de huurder] zijn verzoek aan de huurcommissie uiterlijk zes maanden later had moeten indienen, maar daar was de huurcommissie het niet mee eens. Tap heeft de uitspraak van de huurcommissie aan de kantonrechter voorgelegd en een verklaring voor recht gevorderd dat de vordering tot toetsing van de aanvangshuurprijs te laat is ingesteld en dat de hoogte van de aanvangshuurprijs€ 1.225 per maand bedraagt. [de huurder] heeft verweer tegen deze vorderingen gevoerd en heeft bovendien een tegenvordering ingesteld, dit om te bereiken dat de aanvangshuurprijs alsnog op minder dan € 542,50 (namelijk € 476,65) zou worden vastgesteld.
4.2
De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen, ook die van [de huurder] . Tegen dit vonnis heeft Tap hoger beroep ingesteld.

5.Het oordeel van het hof

doorbrekingsgronden van het appelverbod

5.1
Terecht gaan beide partijen ervan uit dat artikel 7:262 lid 2 BW het hoger beroep van Tap tegen het vonnis van de kantonrechter uitsluit tenzij blijkt dat de artikelen 7:246-265 BW en/of de uitvoeringswetgeving bij die wettelijke regeling ten onrechte in dat vonnis zijn toegepast, of (omgekeerd) ten onrechte juist niet zijn toegepast. Bovendien bestaat er een doorbrekingsgrond indien blijkt dat de rechter een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken [1] .
de argumenten van Tap
5.2
Volgens Tap is in dit geval sprake van minstens één van de in de jurisprudentie erkende doorbrekingsgronden. De vraag welke van die gronden zij ziet, wordt volgens haar beantwoord in de verdere inhoud van haar memorie van grieven. Daarin ziet het hof bezwaren tegen het vonnis (grieven) die er op neerkomen dat de kantonrechter ten onrechte en ongemotiveerd geen gelegenheid aan Tap heeft geboden om nader bewijs te leveren. Zij bedoelt daarmee nader bewijs van de stellingen (i) dat [de huurder] zijn verzoek aan de huurcommissie te laat had ingediend (grief I) en (ii) dat de huurcommissie een te laag puntentotaal heeft berekend (grief II). Verder klaagt Tap over de waardering van het bewijs dat zij wel heeft geleverd (grief III) en over de proceskostenbeslissing (grief IV).
geen doorbrekingsgrond
5.3
Blijkbaar meent Tap dat het ongegrond of op ontoereikende gronden passeren van een bewijsaanbod meebrengt dat niet van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak kan worden gesproken. Het hof ziet dit anders: het passeren van een aanbod nader bewijs te leveren levert volgens vaste rechtspraak geen doorbrekingsgrond op. Van de door Tap aangedragen doorbrekingsgrond is daarom niet gebleken. Van een andere doorbrekingsgrond is het hof ook niet gebleken.
5.4
Tap heeft in hoger beroep bewijs aangeboden, maar heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, zouden kunnen meebrengen dat het hof anders over de doorbreking van het hoger beroep oordeelt. Het hof passeert daarom haar bewijsaanbod in hoger beroep. Gelet hierop komt het hof niet toe aan een nadere beoordeling van de grieven.
de conclusie
5.5
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Tap in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen, dit met de nakosten. [2] Het hof begroot de kosten die [de huurder] tot vandaag heeft gemaakt op € 2.777 (€ 349 aan griffierecht en € 2.428 aan salaris van zijn advocaat, volgens het liquidatietarief: 2 procespunten x appeltarief II).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart Tap niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
veroordeelt Tap tot betaling van de proceskosten en begroot de tot vandaag door [de huurder] gemaakte kosten op € 2.777.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, Th.C.M. Willemse en J.C.J. Luijten en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.

Voetnoten

1.HR 29 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4989 (
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.