ECLI:NL:GHARL:2024:7718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
P24-308
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant inzake de PIJ-maatregel voor een jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juli 2024 vernietigd. De rechtbank had de zaak achter gesloten deuren behandeld, terwijl de jeugdige ten tijde van de behandeling 22 jaar oud was, wat betekent dat de zaak in het openbaar had moeten worden behandeld. Het hof oordeelde dat de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel van rechtswege ingaat op de dag na de expiratiedatum van het onvoorwaardelijke deel van de maatregel, in dit geval 30 juli 2024. Het hof heeft de PIJ-maatregel met 136 dagen verlengd, zodat de voorwaardelijke beëindiging op 13 december 2024 ingaat. De voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging zijn onder andere dat de jeugdige geen strafbare feiten pleegt en meewerkt aan reclasseringstoezicht. De rechtbank had de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen, maar het hof oordeelde dat de jeugdige, die een opleiding kan volgen, een kans verdient. De beslissing van het hof is genomen na het horen van de advocaat-generaal en de raadsman van de jeugdige, en na het in overweging nemen van adviezen van deskundigen en de reclassering.

Uitspraak

PIJ P24/308
Beslissing van 12 december 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[de jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
verblijvende in [instelling] te [plaats] ,
verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
‘s-Hertogenbosch, van 26 juli 2024. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (
hierna: PIJ-maatregel), de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel met ingang van 26 juli 2024 en het stellen van voorwaarden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 9 augustus 2024 waarbij de officier van justitie beroep heeft ingesteld;
- de appelschriftuur van de officier van justitie van 22 augustus 2024;
- de registratiekaart van 1 oktober 2024;
- een e-mailwisseling van 12 november 2024 tussen [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker PIJ te [plaats] en [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker TBS/PIJ te [plaats] en toezichthouder van de jeugdige;
- de aanvullende informatie van de [jeugdinrichting] , locatie [locatie] van 18 november 2024;
- het YOU TURN twaalfde perspectiefplan van 22 november 2024;
- een e-mailbericht van de raadsman van 5 december 2024, met als bijlage een brief van [naam opleidingscoördinator] , opleidingscoördinator opleiding dienstverlening bij het ROC [locatie] .
Het hof heeft ter zitting van 5 december 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.PH.CHR. Wester, advocaat te Amsterdam.
Het hof heeft ter zitting tevens als deskundigen gehoord:
- [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland/ Regio [regio] te [plaats] ;
- L.A. Muskens, GZ-psycholoog bij [jeugdinrichting] .

Overwegingen

Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft op 26 juli 2024 de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel afgewezen en daarbij overwogen dat “de PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk met ingang van heden zal eindigen”. Dit is onjuist. De voorwaardelijke beëindiging gaat van rechtswege in na de laatste verlengingsperiode die in dit geval eindigt op 29 juli 2024 (vgl. ECLI:NL:HR:2016:2297).
Ten tijde van de beslissing waarvan beroep waren zowel de jeugdinrichting als de reclassering van mening dat de PIJ-maatregel verlengd moest worden. Uit de update volgt dat de jeugdinrichting dit eerdere advies heeft bijgesteld. De jeugdige kan een opleiding volgen aan het ROC [locatie] . Hij heeft dit zelf geregeld en hij is zeer gemotiveerd. Daarom heeft de jeugdinrichting geadviseerd de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen op het moment dat de jeugdige met zijn opleiding kan starten. Ook de reclassering staat achter dit plan. Het ROC [locatie] heeft laten weten dat de jeugdige op 10 december 2024 kan starten met zijn opleiding. De jeugdige verdient een kans, maar het is van belang dat de jeugdige goed voorbereid kan starten met de opleiding en ook zijn huisvesting moet zijn geregeld. Gelet op de expiratiedatum zal de PIJ-maatregel bij een verlenging van vijf maanden van rechtswege op 25 december 2024 voorwaardelijk eindigen. In deze periode kan alles in de steigers worden gezet. Aan de voorwaardelijke beëindiging dient wel de bijzondere voorwaarde te worden verbonden in de vorm van een meldplicht bij de reclassering.
De advocaat-generaal heeft verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met een termijn van vijf maanden toe te wijzen.
Het standpunt van de jeugdige
De raadsman heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
De jeugdige is klaar voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Hij heeft zelf dagbesteding (opleiding bij het ROC [locatie] ) geregeld en hij kan bij zijn moeder gaan wonen. Verdere behandeling kan ook in een ambulant kader via het reclasseringstoezicht. In dat verband heeft hij zelf de reclassering benaderd om een toezicht op te starten. Het recidivegevaar is als matig bestempeld en kan verder worden ingeperkt met reclasseringstoezicht. Het ROC [locatie] wil de jeugdige graag een kans geven en op 10 december 2024 kan hij starten met de opleiding. De jeugdige is gemotiveerd om met de opleiding te beginnen en zowel de reclassering als de jeugdinrichting staan achter dit plan. Verlenging van de PIJ-maatregel is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om vervroegd uitspraak te doen, opdat de jeugdige op 10 december 2024 daadwerkelijk kan starten met de opleiding bij het ROC [locatie] ,
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 26 juli 2024 blijkt dat de zaak bij de rechtbank achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 22 jaar oud was.
Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt op de openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Deze hoofdregel geldt niet als de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling bij de rechtbank inmiddels de leeftijd van 22 jaar had bereikt, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Alleen al om die reden zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Voor enig verder rechtsgevolg is geen reden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling in hoger beroep.
De rechtbank heeft in het dictum van haar beslissing de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel afgewezen en de maatregel voorwaardelijk beëindigd met ingang van 26 juli 2024. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van een PIJ-maatregel van rechtswege ingaat op de dag aansluitend aan de expiratiedatum van het onvoorwaardelijke deel van de maatregel (in dit geval 29 juli 2024), zodat in dit geval door de afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel de voorwaardelijke beëindiging – behoudens hoger beroep – zou aanvangen met ingang van 30 juli 2024.
Ook op na te melden inhoudelijke gronden komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. Het een en ander betekent dat het hof de beslissing waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw zal rechtdoen.
Indexdelicten
De rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 11 maart 2019 de PIJ-maatregel aan de jeugdige opgelegd ter zake van – onder meer – medeplegen van poging tot doodslag, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
De jeugdige is gediagnosticeerd met een reactieve hechtingsstoornis, een norm overschrijdende gedragsstoornis en er zijn trekken te herkennen van een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Het risico op recidive bij beëindiging van de PIJ-maatregel wordt ingeschat als matig.
Verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt voorop dat verlenging van de PIJ-maatregel vereist dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist. Daarnaast is vereist dat verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
De reclassering heeft op 8 april 2024 geadviseerd de PIJ-maatregel te verlengen vanwege het ontbreken van beschermende factoren die het risico op recidive kunnen verlagen. Volgens de reclassering werkt de jeugdige onvoldoende mee aan het opbouwen van beschermende factoren of begeleiding door de reclassering. In het geval dat de rechtbank de PIJ-maatregel voorwaardelijk beëindigd, heeft de reclassering geadviseerd om de jeugdige enkel een meldplicht op te leggen. De verwachting is dat de kans op onttrekking in dat geval lager is en dat de kans op enige samenwerking met jeugdige groter is.
De jeugdinrichting heeft op 17 mei 2024 geadviseerd de PIJ-maatregel met acht en een halve (8,5) maand te verlengen. Deze periode zal gebruikt moeten worden voor het opbouwen van beschermende factoren door middel van verlof, werk, vrienden, sport en een woonplek. De jeugdinrichting heeft geen zicht op de financiële middelen van de jeugdige en hij heeft nog geen vast inkomen. Een voorwaardelijke beëindiging wordt daarom nog niet in het belang van de ontwikkeling van de jeugdige geacht. Daarnaast bestaan er twijfels of de jeugdige zich zal conformeren aan de opgelegde (zelfs minimale) voorwaarden van een Scholings - of trainingsprogramma (STP) en/of voorwaardelijke beëindiging. Door de verwachte beperkte openheid van de jeugdige zal het toezicht moeilijk uitvoerbaar zijn.
Uit de aanvullende informatie van de jeugdinrichting van 18 november 2024 volgt dat sinds de zitting bij de rechtbank op 12 juli 2024 een negatieve ontwikkeling in het behandeltraject van de jeugdige zichtbaar is geweest, waaronder een onttrekking tijdens onbegeleid verlof van 12 tot 15 oktober 2024. Als gevolg daarvan is het niet gelukt om de afgelopen tijd toe te werken naar het opbouwen van positieve factoren. Vanwege de blijvende en forse vijandige en afwerende houding van de jeugdige, die sinds de beslissing van de rechtbank is versterkt, ziet de jeugdinrichting geen behandelmogelijkheden meer. Wel heeft de mentordocent van onderwijs gekeken of er mogelijkheden waren om de jeugdige te laten instromen op een opleiding in [plaats] . Het volledig focussen en inzetten op school wordt op dit moment als het hoogst haalbare geacht dat nog bereikt kan worden om het recidiverisico enigszins terug te dringen en de ontwikkeling van de jeugdige zo gunstig mogelijk te beïnvloeden. Daarom heeft de jeugdinrichting het advies bijgesteld en geadviseerd de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen op het moment dat de jeugdige met extern onderwijs kan starten.
Op de zitting van het hof van 5 december 2024 zijn de deskundigen [naam reclasseringswerker] van de reclassering en psycholoog Muskens van de [jeugdinrichting] gehoord.
Deskundige Muskens heeft het advies van de jeugdinrichting van 18 november 2024 toegelicht en gehandhaafd. Een verdere verlenging van de PIJ-maatregel acht de deskundige onwenselijk. De jeugdige kan op 10 december 2024 starten op het ROC [locatie] . De jeugdige wordt de mogelijkheid geboden om binnen de opleiding een versneld traject te volgen en het ROC wil hem tot half januari 2025 de kans geven om zichzelf te bewijzen. De jeugdinrichting staat hier achter. Binnen een voorwaardelijke beëindiging zal de reclassering de jeugdige steunen. Volgens de deskundige dient aan de voorwaardelijke beëindiging alleen een meldplicht bij de reclassering te worden verbonden. Een extra voorwaarde als de verplichting om naar school te gaan, kan juist verstorend werken.
Deskundige [naam reclasseringswerker] heeft desgevraagd medegedeeld ervaring te hebben met moeilijke jongeren. De ervaring heeft geleerd dat hoe harder je erop drukt, hoe moeilijker het traject verloopt. Als je dergelijke jongeren meer zelf de regie laat voeren, gaat het vaak juist goed. De jeugdige heeft zelf het gesprek geregeld bij het ROC en een kaal toezicht met alleen een meldplicht heeft bij hem de meeste kans van slagen. De overgang van de Individuele Traject Afdeling (ITA) waar hij nu verblijft naar een voorwaardelijke beëindiging zal groot zijn, maar dit is wel wat de jeugdige zelf heel graag wil. Verder kan hij voor huisvesting bij zijn moeder terecht en het toezicht van de reclassering kan direct worden gestart.
Alles in onderling verband en samenhang beziend stelt het hof vast dat het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel thans passend en geboden is. De jeugdige kan bij zijn moeder verblijven. Daarnaast kan hij nu een opleiding volgen bij het ROC [locatie] – het hof hoopt dat het feit dat de startdatum van 10 december 2024 reeds enige dagen is gepasseerd geen grote gevolgen heeft – waarvoor hij zeer gemotiveerd is en waaraan hij wil meewerken. Het contact met de reclassering loopt nu goed. Zowel de jeugdinrichting als de reclassering zijn het erover eens dat de jeugdige zo spoedig mogelijk naar buiten moet. Het nog aanwezige recidiverisico behoeft in dit geval niet aan voorwaardelijke beëindiging in de weg te staan. Het hof is daarmee gelet op het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige van oordeel dat de PIJ-maatregel met een zodanig aantal dagen dient te worden verlengd dat de voorwaardelijke beëindiging met ingang van de dag na deze beslissing – dus met ingang van 13 december 2024 – ingaat.
Uitgaande van de aanvangsdatum van de thans te bepalen termijn van 30 juli 2024, en een aanvangsdatum van de voorwaardelijke beëindiging van 13 december 2024, bepaalt het hof de verlengingstermijn op 136 dagen. Nu de onttrekking van 12 tot 15 oktober 2024 korter dan een week heeft geduurd, is deze op grond van het bepaalde in artikel 6:6:32 lid 2 Sv niet van invloed.
Aanvullende overweging met betrekking tot de geldende voorwaarden
Op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht zijn van rechtswege – kort gezegd – de volgende voorwaarden aan de voorwaardelijke beëindiging verbonden: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan identificatie, en meewerken aan reclasseringstoezicht. Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat deze voorwaarden thans volstaan, en dat het stellen van aanvullende voorwaarden eerder averechts zou kunnen werken.
Mocht er op enig moment toch aanleiding zijn om aanvullende voorwaarden te formuleren, is de beslissing tot het stellen van dergelijke voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voorbehouden aan de rechtbank.
Einde maatregel
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, derde volzin Sv, stelt het hof vast dat – tenzij beslist wordt tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging op grond van het bepaalde in artikel 6:6:32 Sv – de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk zal eindigen op 12 december 2025.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 26 juli 2024 met betrekking tot de jeugdige
, [de jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van 136 dagen.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. E.A.K.G. Ruys, raadsheren,
en drs. I.E. Troost en drs. R.J.A. van Helvoirt, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 12 december 2024 in het openbaar uitgesproken.
mr. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.