4.2.In het bijzonder zijn de volgende bepalingen van belang, zoals deze golden van 1 juli 2011 tot 1 april 2014:
- Art. 77s, eerste, derde, zesde en zevende lid, Sr:
"1. De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan slechts worden opgelegd, indien
a. het een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
b. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, en
c. de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
3. De maatregel kan ook worden opgelegd indien de verdachte niet strafbaar is op de grond dat het feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend. Indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, dient bij toepassing van het eerste lid één van de gedragsdeskundigen een psychiater te zijn.
6. De maatregel geldt voor de tijd van drie jaar. Na twee jaar eindigt de maatregel voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77t. De termijn gaat in nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. De maatregel vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij de betrokkene wederom de maatregel wordt opgelegd.
7. De termijn van de maatregel loopt niet:
a. gedurende de tijd dat aan de veroordeelde uit anderen hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen en gedurende de tijd dat hij uit zodanige vrijheidsontneming ongeoorloofd afwezig is;
b. wanneer de veroordeelde langer dan een week ongeoorloofd afwezig is uit de plaats die voor de tenuitvoerlegging van de maatregel is aangewezen;
c. wanneer de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in het zesde lid en artikel 77t, tweede lid."
- Art. 77t, eerste tot en met derde lid, Sr:
"1. De rechter die in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd, kan op vordering van het openbaar ministerie de termijn, bedoeld in artikel 77s, zesde lid, eerste volzin, telkens met ten hoogste twee jaren verlengen. Niet eerder dan twee maanden en niet later dan een maand voor het tijdstip waarop de maatregel voorwaardelijk eindigt, kan het openbaar ministerie een vordering indienen tot verlenging van de maatregel. De artikelen 509oa en 509q van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Verlenging van de termijn van de maatregel is slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van vijf jaar niet te boven gaat, tenzij de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s, derde lid, tweede volzin. In zodanig geval is verlenging mogelijk voor zover de maatregel de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De rechter geeft in de beslissing tot verlenging van de maatregel aan wanneer de maatregel, behoudens verdere verlenging, onvoorwaardelijk eindigt. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de door de rechter vastgestelde duur van de maatregel wordt bereikt. Artikel 77s, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De verlenging is slechts mogelijk, indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Artikel 77s, eerste lid, onder b en c, is van overeenkomstige toepassing."
- Art. 77ta, eerste en derde lid, Sr:
"1. Indien de maatregel voorwaardelijk eindigt als bedoeld in artikel 77s, zesde lid en artikel 77t, tweede lid, geschiedt dit onder de algemene voorwaarde dat:
a. de jeugdige zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. de jeugdige zich zal gedragen naar de aanwijzingen van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg dan wel, indien de veroordeelde de leeftijd van achttien jaar reeds heeft bereikt, een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling of bijzondere reclasseringsambtenaar, ook indien deze aanwijzingen een vorm van intensieve begeleiding inhouden;
c. de jeugdige zich niet onttrekt aan het toezicht op de naleving van de voorwaarden.
3. Een jaar nadat de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in artikel 77s, zesde lid, en artikel 77t, tweede lid, eindigt de maatregel van rechtswege onvoorwaardelijk, tenzij de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77tb. In de gevallen waarin de voorwaardelijke beëindiging is verlengd, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk nadat de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging is bereikt."
- Art. 77tb, eerste tot en met vierde lid, Sr:
"1. De voorwaardelijke beëindiging kan door de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de maatregel is opgelegd, ambtshalve, of op vordering van het openbaar ministerie worden verlengd. De rechter bepaalt de duur van de verlenging.
2. De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel bedraagt ten hoogste twee jaar. De termijn van de voorwaardelijke beëindiging loopt niet wanneer de jeugdige zich langer dan een week onttrekt aan het toezicht.
3. Tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan de in het eerste lid bedoelde rechter ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de jeugdige of diens raadsman:
a. bijzondere voorwaarden stellen die het gedrag van de jeugdige betreffen.
(...)
c. indien de jeugdige zich niet heeft gedragen naar de aanwijzingen bedoeld in artikel 77ta, eerste lid, onderdeel b, bevelen dat de jeugdige tijdens de voorwaardelijke beëindiging wordt teruggeplaatst in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, dan wel, indien de jeugdige inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet dan wel een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
4. De rechter bepaalt de duur van een terugplaatsing als bedoeld in het derde lid, onderdeel c. Deze duur kan de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet overschrijden en bedraagt ten hoogste een jaar. Bij herhaalde terugplaatsing kan de totale duur van de terugplaatsingen de maximale duur van een jaar niet overstijgen. Een terugplaatsing kan maximaal twee keer worden toegepast."
- Art. 509q, eerste lid, Sv:
"1. Zolang op de vordering niet onherroepelijk is beslist, blijft de terbeschikkingstelling van kracht. Wanneer de vordering wordt toegewezen na de dag waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zou zijn geëindigd indien geen vordering tot verlenging was ingediend, gaat de nieuwe termijn niettemin op die dag in."