ECLI:NL:GHARL:2024:7626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
200.343.542
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding met betrekking tot een werknemer die wil overstappen naar een concurrent

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarin zijn vorderingen tot schorsing van een concurrentiebeding werden afgewezen. [appellant] had bij ITHO Daalderop gewerkt en wilde overstappen naar WeHeat, een concurrent in de warmtepompindustrie. Het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst verbiedt hem om binnen een jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij een gelijksoortig bedrijf te werken. De kantonrechter oordeelde dat ITHO Daalderop een belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat het bedrijfsdebiet zou kunnen worden aangetast.

In hoger beroep heeft het hof de vorderingen van [appellant] toegewezen. Het hof oordeelde dat het concurrentiebeding onbillijk benadeelt, omdat [appellant] door zijn specifieke kennis en ervaring in een nichemarkt, niet in staat zou zijn om in zijn vakgebied te werken als het beding van kracht blijft. Het hof benadrukte dat het enkele feit dat [appellant] kennis en ervaring heeft opgedaan bij ITHO Daalderop niet automatisch leidt tot aantasting van het bedrijfsdebiet van de werkgever. Het hof concludeerde dat de belangen van [appellant] zwaarder wegen dan die van ITHO Daalderop, en schorste het concurrentiebeding.

Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde ITHO Daalderop tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 10 december 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.343.542
zaaknummer rechtbank Gelderland 11079888
arrest in kort geding van 10 december 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. L.V. Claassens
tegen
ITHO Daalderop B.V.
die is gevestigd in Tiel
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: ITHO Daalderop
advocaat: mr. M.W.J. van der Horst

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de kantonrechter) op 5 juni 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties
  • de memorie van antwoord
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 27 november 2024 is gehouden

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] heeft bij ITHO Daalderop gewerkt. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding. [appellant] wil dat dat concurrentiebeding wordt geschorst. Hij wil gaan werken bij het bedrijf WeHeat dat in dezelfde branche actief is. ITHO Daalderop vreest voor haar bedrijfsdebiet en wil [appellant] aan het concurrentiebeding houden.
2.2.
[appellant] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat:
i) ITHO Daalderop wordt veroordeeld om toe te staan dat [appellant] werkzaamheden gaat verrichten voor WeHeat;
ii) het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk wordt geschorst, totdat er in een te starten bodemprocedure is beslist over de vraag of [appellant] aan het concurrentiebeding kan worden gehouden in die zin dat het [appellant] is toegestaan om bij Weheat in dienst te treden
iii) Itho Daalderop wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.3.
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de vorderingen toewijzen. Het concurrentiebeding wordt geschorst. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
Spoedeisend belang
3.2.
In een kort geding moet het hof altijd beoordelen of de partij die de voorlopige voorziening vraagt nog een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. [appellant] wil zo snel mogelijk in dienst treden bij WeHeat en wil daarom dat het concurrentiebeding wordt geschorst. Gelet hierop is het spoedeisend belang gegeven.
De feiten
3.3.
ITHO Daalderop is een onderneming die (onder andere) warmtepompen ontwikkelt, in het bijzonder warmtepompen die binnen worden opgesteld. Er is in Nederland een hand vol bedrijven dat warmtepompen ontwikkelt en er zijn diverse startups die zich op deze markt richten. ITHO Daalderop is een van de marktleiders. WeHeat is een scale up die zich toelegt op de ontwikkeling van warmtepompen, in het bijzonder warmtepompen die buiten worden opgesteld.
3.4.
[appellant] is op 1 december 2018 bij (thans) ITHO Daalderop in dienst getreden als productspecialist. Hij hield zich in die functie bezig met de ontwikkeling van binnen opgestelde warmtepompen met bijbehorende software. De laatste twee jaar heeft hij ook gewerkt als projectleider van het team dat de nieuwste 6G warmtepomp heeft ontwikkeld. In de arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding op grond waarvan het [appellant] , kort samengevat, niet is toegestaan binnen een jaar na beëindiging van de dienstbetrekking bij een gelijksoortig bedrijf te gaan werken.
3.5.
[appellant] heeft de arbeidsovereenkomst met ITHO Daalderop per 1 mei 2024 opgezegd. Hij wil bij WeHeat gaan werken als systeem engineer. In die functie zal hij zich bezighouden met de ontwikkeling van warmtepompen. ITHO Daalderop heeft [appellant] (in een concept vaststellingsovereenkomst) voorgesteld dat ITHO Daalderop toestaat dat [appellant] bij WeHeat gaat werken onder, kort gezegd, de voorwaarde dat hij een jaar lang ook een deel van de week bij ITHO Daalderop blijft werken, zich bij WeHeat niet zal bezighouden met warmtepompen die binnen worden opgesteld en dat ook WeHeat toezegt een aantal jaren geen warmtepomp te zullen ontwikkelen die binnen wordt opgesteld. [appellant] en WeHeat hebben hiermee niet ingestemd.
3.6.
[appellant] is op 1 juni 2024 in dienst getreden bij WeFabricate, het moederbedrijf van WeHeat.
De beoordeling
3.7.
Het geschil in hoger beroep is gelet op de grieven van [appellant] beperkt tot de vraag of een weging van de wederzijdse belangen een schorsing van het concurrentiebeding rechtvaardigt.
3.8.
Het hof stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld (art. 7:653 lid 3, aanhef en onder b BW) komt het aan op een afweging tussen het (grond)recht op vrije arbeidskeuze enerzijds en het (zwaarwegende) belang van de werkgever bij (integrale) handhaving van het concurrentiebeding anderzijds. Daarbij komt de rechter een grote mate van vrijheid toe bij de vraag welke belangen in dit verband moeten worden meegewogen en welk gewicht daaraan moet worden toegekend.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet - de opgebouwde knowhow en goodwill - van de werkgever te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. [1] Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever “meeneemt” is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is. Bij de oude werkgever opgedaan algemeen vakmanschap kan niet als dergelijke specifieke kennis worden aangemerkt. Ook kan bijvoorbeeld sprake zijn van aantasting van het bedrijfsdebiet doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar zijn nieuwe werkgever. Verder kan van belang zijn of een werknemer ook aan andere bedingen, zoals een relatiebeding of een geheimhoudingsbeding, gebonden is.
3.9.
Het hof is voorshands van oordeel dat het concurrentiebeding [appellant] onbillijk benadeelt en dat het daarom moet worden geschorst. Voor dat oordeel is het volgende relevant.
3.10.
[appellant] is na zijn opleiding werktuigbouwkunde (master Energietechnologie) direct bij ITHO Daalderop gaan werken. Zijn kennis en ervaring is daardoor specifiek toegesneden op de techniek en ontwikkeling van warmtepompen. Slechts een hand vol bedrijven en enkele start ups houden zich hiermee bezig, zo hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling toegelicht. Het gaat om een nichemarkt. Het concurrentiebeding is geografisch niet beperkt. Dat betekent dat wanneer [appellant] aan het concurrentiebeding wordt gehouden, hij tot 1 mei 2025 niet aan de slag kan in de branche waar zijn expertise ligt. [appellant] heeft onweersproken toegelicht dat hij in 2023 op een beurs zelf op WeHeat is afgestapt om de mogelijkheden te verkennen; hij is dus niet door WeHeat benaderd. Voor [appellant] weegt zwaar dat de reistijd van zijn huis naar ITHO Daalderop zo lang is dat hij vier van de vijf dagen thuis werkt. Hij wil graag meer onder zijn collega’s zijn en op kantoor werken. De reisafstand van huis naar WeHeat is aanzienlijk korter en geeft [appellant] wel de mogelijkheid het grootste deel van de week op kantoor te werken. [appellant] heeft verder nog aangevoerd dat hij er financieel op vooruit gaat maar dat heeft hij niet onderbouwd (anders dan met een verklaring van WeHeat) en ITHO Daalderop heeft dit bestreden zodat het hof dit verder niet in de weging zal betrekken.
3.11.
Tegenover deze belangen van [appellant] staat het belang van ITHO Daalderop om haar bedrijfsdebiet te beschermen. Volgens [appellant] is dat bedrijfsdebiet beperkt tot de markt van binnenwarmtepompen. De door ITHO Daalderop aangeboden vaststellingsovereenkomst was immers uitsluitend op binnenwarmtepompen gericht. WeHeat richt zich op buitenwarmtepompen dus alleen daarom is er al geen sprake van aantasting van het bedrijfsdebiet, aldus Van Vennrooij. Daarin gaat het hof niet mee. ITHO Daalderop heeft tijdens de zitting duidelijk gemaakt dat zij met de aangeboden vaststellingsovereenkomsten beoogde om het voor [appellant] mogelijk te maken bij WeHeat te gaan werken zonder dat het al te veel nadelige gevolgen voor ITHO Daalderop heeft. Er kan niet uit worden afgeleid, en dat zal het hof ook niet doen, dat ITHO Daalderop geen belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding omdat WeHeat zich met name richt op de markt voor buitenwarmtepompen.
3.12.
ITHO Daalderop heeft in de memorie van antwoord (onder 32) benoemd over welke concurrentiegevoelige kennis en informatie [appellant] beschikt waarmee WeHeat een concurrentievoordeel zou kunnen behalen. Tijdens de mondelinge behandeling is aan de zijde van ITHO Daalderop nader toegelicht dat [appellant] een veelbelovend productspecialist is, een spin in het web, die beschikt over ervaringskennis die je niet uit de boeken haalt en die [appellant] door de opleiding en begeleiding die hij bij ITHO Daalderop heeft gekregen, heeft kunnen opdoen. Hieruit en uit hetgeen in de memorie van antwoord is genoemd, leidt het hof af dat het ITHO Daalderop vooral gaat om de kennis en ervaring die [appellant] tijdens zijn werkzaamheden voor ITHO Daalderop heeft opgedaan. Zoals hiervoor is overwogen is aan het vertrek van een werknemer inherent dat hij zijn kennis en ervaring meeneemt en dat de nieuwe werkgever van die kennis en ervaring profiteert. Daarmee is nog geen sprake van aantasting van het bedrijfsdebiet. De investering in opleiding en tijd door ITHO Daalderop valt niet onder het te beschermen bedrijfsdebiet.
3.13.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling aan ITHO Daalderop gevraagd welke essentiële informatie of van welke unieke werkprocessen en strategieën [appellant] kennis heeft waardoor WeHeat in de concurrentieslag met ITHO Daalderop in het voordeel is. ITHO Daalderop heeft daarop niet concreet benoemd of duidelijk gemaakt dat en over welke unieke kennis of informatie [appellant] beschikt en dat en in welke zin WeHeat met indiensttreding van [appellant] een concurrentievoordeel krijgt. Het spreekt voor zich dat WeHeat voordeel heeft wanneer een ervaren productspecialist bij haar in dienst treedt. Het is echter niet gegeven dat WeHeat daarmee een concurrentievoordeel heeft. Daar komt nog bij dat [appellant] gebonden is aan het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding.
3.14.
Het voorgaande brengt het hof in het kader van dit kort geding tot de conclusie dat het vertrek van [appellant] naar WeHeat niet tot aantasting van het bedrijfsdebiet van ITHO Daalderop leidt. Voorlopig oordelend laat het hof het recht op vrije arbeidskeuze van [appellant] zwaarder wegen dan het belang van ITHO Daalderop bij handhaving van het concurrentiebeding. In verhouding tot het te beschermen belang van ITHO Daalderop wordt [appellant] door het concurrentiebeding onbillijk benadeeld.
De conclusie
3.15.
Het hoger beroep slaagt. Omdat ITHO Daalderop in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof ITHO Daalderop tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
3.16.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 5 juni 2024 en opnieuw rechtdoende:
4.2.
schorst het tussen partijen geldende concurrentiebeding
4.3.
bepaalt dat ITHO Daalderop moet gehengen en gedogen (toestaan) dat [appellant] werkzaamheden gaat verrichten voor WeHeat
4.4.
veroordeelt ITHO Daalderop tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 87,- aan griffierecht
€ 139,42 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan ITHO Daalderop
€ 814,- aan salaris van de advocaat van [appellant]
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 349,- aan griffierecht
€ 139,42 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan ITHO Daalderop
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II)
4.5.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente
4.6.
bepaalt dat ITHO Daalderop aan [appellant] moet terugbetalen wat hij op grond van het vonnis aan ITHO Daalderop heeft betaald
4.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.P. Giesen, A.E.F. Hillen en D.M.A. Bij de Vaate en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Voetnoten

1.HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:894
2.HR 10 juni 2022,