ECLI:NL:GHARL:2024:7600

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
200.345.343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen VOF en Boomkwekerij Slangenbeek B.V.

In deze zaak heeft de verzoekster, een vennootschap onder firma (VOF), op 30 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor op basis van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekster heeft dit verzoek ingediend in het kader van een geschil met Boomkwekerij Slangenbeek B.V., die haar aansprakelijk heeft gesteld voor schade aan buxusbollen die zijn ontstaan door onjuiste spuitwerkzaamheden. Slangenbeek heeft eerder een vordering ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die op 15 mei 2024 in het voordeel van Slangenbeek heeft beslist. De verzoekster is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.

De verzoekster wil getuigen laten horen om meer inzicht te krijgen in de schadevaststelling en de kwaliteit van de buxussen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster aan de wettelijke eisen voor het verzoekschrift heeft voldaan, ondanks dat niet van alle getuigen de woonplaats is opgegeven. Het hof heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen, waarbij de getuigen zullen worden gehoord over de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de schadevaststelling. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 10 december 2024, en partijen zijn verplicht aanwezig te zijn bij het getuigenverhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.343
beschikking van 10 december 2024
in de zaak van

1.[verzoekster1] VOF

die is gevestigd in [plaats1]
2.
[verzoeker2]
die woont in [plaats1]
3.
[verzoeker3]
die woont in [plaats2]
verzoekers
hierna: [verzoekers]
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg
tegen:
Boomkwekerij Slangenbeek B.V.
die is gevestigd in Saasveld
verweerster
hierna: Slangenbeek
advocaat: mr. G. Beekman

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekers] heeft op 30 augustus 2024 bij het hof een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
1.2.
Mr. Beekman heeft bij brief van 9 oktober 2024 aan het hof medegedeeld dat Slangenbeek zich refereert aan het oordeel van het hof.
1.3.
Partijen hebben beiden afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek. Het hof heeft daarom beslist de zaak op de stukken af te doen.

2.Kern van de zaak

2.1.
Slangenbeek is een onderneming die zich bezighoudt met de teelt en het akkerbouwmatig opkweken van bomen en struiken. Slangenbeek sloot met [verzoekers] een teeltpachtovereenkomst op basis waarvan Slangenbeek buxusbollen op de grond van [verzoekers] teelde. [verzoekers] voerde de gewasbescherming uit op deze grond. Nadat [verzoekers] tussen de buxusbollen van Slangenbeek had gespoten tegen onkruid, bleek dat de buxusbollen waren beschadigd. De schade is ontstaan doordat [verzoekers] de spuitwerkzaamheden onjuist heeft uitgevoerd. Slangenbeek heeft [verzoekers] aansprakelijk gesteld voor de daaruit voortkomende schade.
2.2.
Slangenbeek heeft het geschil voorgelegd aan de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht (hierna: de rechtbank). Zij heeft – onder andere – gevorderd dat [verzoekers] wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. Bij eindvonnis van 15 mei 2024 heeft de rechtbank Slangenbeek grotendeels in het gelijk gesteld. [verzoekers] is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Hij heeft Slangenbeek gedagvaard bij dit hof te verschijnen op 2 september 2025.
2.3.
[verzoekers] wil getuigen laten horen om zijn procespositie in hoger beroep beter in te schatten. Het hof zal dat verzoek toewijzen. Hierna legt het hof uit hoe het tot deze beslissing komt.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
[verzoekers] erkent dat hij de bespuiting van de buxusbollen van Slangenbeek destijds verkeerd heeft uitgevoerd. Hij meent echter dat de schade die Slangenbeek stelt te hebben geleden al volledig is vergoed door zijn aansprakelijkheidsverzekeraar (ASR). Destijds zijn experts ingeschakeld en zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de schaderegeling. [verzoekers] wenst door middel van het horen van getuigen opheldering te verkrijgen over de afspraken die tussen de betrokken experts zijn gemaakt over de schadeberekening. Daarnaast wenst [verzoekers] meer duidelijkheid te krijgen over welke kwaliteit de buxussen van Slangenbeek hadden en welke invloed dit heeft op de omvang van de schade.
3.2.
[verzoekers] wil de volgende vier getuigen laten horen (waarbij [verzoekers] zich het recht voorbehoudt om nog nadere getuigen voor te dragen):
[getuige1] , werkzaam bij Lengkeek;
[getuige2] , voorheen werkzaam bij Agrotax Expertise;
[getuige3] NIVRE-re van Agro Expertiseburo, nu werkzaam bij Finqa schade expertise;
[getuige4] NIVRE-re van [getuige4] Expertisebureau.
Juridisch kader
3.3.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 186 Rv: in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten wordt een voorlopig getuigenverhoor bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 1 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker – kort gezegd – duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter(s) en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. [1]
3.4.
Ook als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek in bepaalde gevallen toch afwijzen. [2]
Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toewijsbaar
3.5.
Het verzochte voorlopig getuigenverhoor ziet op feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de schadevaststelling. [verzoekers] heeft duidelijk gemaakt dat hij aan de hand van de getuigenverklaringen inzicht wil krijgen in (1) wat de experts zijn overeengekomen omtrent de schadeberekening en (2) welke kwaliteit de buxussen hadden en wat de invloed daarvan is op de omvang van de schade. Op basis daarvan verwacht [verzoekers] zijn (proces)positie in hoger beroep ten opzichte van Slangenbeek beter te kunnen bepalen. Daarmee is het belang van [verzoekers] bij zijn verzoek gegeven.
3.6.
Het hof stelt vast dat [verzoekers] niet van alle getuigen (alleen van [getuige2] ) de woonplaats noemt en dat het verzoek in zoverre niet voldoet aan de eisen van artikel 187 lid 1 Rv. Wel zijn de werkadressen van de vier getuigen opgegeven. Daarmee is voldaan aan de strekking van deze wetsbepaling zodat het ontbreken van een opgave van de woonplaats van de voorgedragen getuigen niet aan toewijzing van het verzoek in de weg staat.
3.7.
[verzoekers] heeft in zijn verzoekschrift aangegeven op welke manier de vier voorgedragen getuigen betrokken zijn geweest bij de schadevaststelling. Alle vier zijn destijds als expert betrokken geweest bij de vaststelling van de schade. De getuigen kunnen verklaren over wat zij hebben waargenomen tijdens het inspectiebezoek, welke kwaliteit de buxussen hadden en welke afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het berekenen van de schade. Het verzoek voldoet daarmee aan de wettelijke eisen. Een grond voor afwijzing doet zich verder niet voor. hof zal het verzoek tot het horen van deze getuigen daarom toewijzen.
3.8.
Het hof ziet geen aanleiding om in deze uitspraak een veroordeling in de proceskosten op te nemen.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
wijst het verzoek van [verzoekers] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
4.2.
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden voor het horen van – in ieder geval – de in rechtsoverweging 3.2 genoemde getuigen over de in rechtsoverwegingen 3.5 en 3.7 omschreven feiten en omstandigheden;
4.3.
bepaalt dat het verhoor van die getuigen – en overige getuigen voor zover daarvoor toestemming wordt verleend door de raadsheer-commissaris – zal plaatsvinden voor een nog aan te wijzen raadsheer-commissaris, die zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nog vast te stellen dag en tijdstip;
4.4.
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn zodat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
4.5.
bepaalt dat [verzoekers] de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden
januari tot en met april 2025zal opgeven uiterlijk
één weekna uitspraak van deze beschikking bij de handelsrekestengriffie van dit hof. Daarna zal de datum en het tijdstip van de verhoren door de raadsheer-commissaris worden vastgesteld. In beginsel zal dan geen uitstel meer worden verleend in verband met verhinderingen;
4.6.
bepaalt dat [verzoekers] overeenkomstig artikel 170 in verbinding met artikel 189 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste één week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
4.7.
bepaalt dat [verzoekers] een kopie van deze beschikking aan Slangenbeek moet doen toekomen (conform artikel 188 lid 1 Rv), binnen een week na uitspraak van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door H.L. Wattel, G.R. den Dekker en G.A. Diebels en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112.
2.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112.