ECLI:NL:GHARL:2024:7567

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
21-002248-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensenhandel en mensensmokkel met vrijspraak en veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van mensenhandel en mensensmokkel. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot Nederland, maar heeft hem wel veroordeeld voor het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf in Nederland. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraken vernietigd en een gevangenisstraf van 70 weken opgelegd. De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de huisvesting en begeleiding van verschillende vrouwen die in de prostitutie werkten, waarbij de verdachte hen hielp zonder dat zij over een geldig verblijfsrecht beschikten. Het hof oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat deze vrouwen wederrechtelijk in Nederland verbleven. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, maar de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002248-22
Uitspraak d.d.: 6 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 mei 2022 met parketnummer 08-192413-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor feiten 1, 2 en 3 – telkens voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van voorarrest, en tot een contactverbod met [benadeelde 1] in de vorm van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel kan worden toegewezen.
De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.B.J.G. Baggen, en de advocaat van benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte partieel vrijgesproken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en veroordeeld voor het onder 1 en 3 overigens en het onder 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is toegewezen tot een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De omvang van het hoger beroep

Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat aan verdachte onder feiten 1 en 3 telkens meerdere strafbare feiten impliciet cumulatief zijn tenlastegelegd. Onder feit 1 wordt verdachte mensensmokkel in vereniging verweten ten aanzien van vier personen. De verdenking onder feit 3 houdt in dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in vereniging, gepleegd tegen twee personen.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 met betrekking tot [naam] en [naam] is tenlastegelegd. Ook is verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 3 is tenlastegelegd met betrekking tot [benadeelde 2] .
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] betrekking heeft op schade die zij ten gevolge van het onder feit 3 tenlastegelegde zou hebben geleden, is ook deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 september 2019 tot en met 20 juli 2021 telkens te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland,
(lid 4)
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens een ander of anderen, te weten:
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] [geboorteland]
(lid 1)
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Spanje en/of Roemenië (zijnde lidstaten van de Europese Unie), of voornoemde persoon daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] . die zich toen in het buitenland bevond(en), benaderd en/of gesproken om naar Nederland te komen en/of voor hem te (komen) werken en/of
- voor die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] de reis naar Nederland geregeld en/of betaald en/of daartoe instructies gegeven en/of
- die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] bij aankomst op [vliegveld] en/of (elders) in Nederland, opgehaald en/of op laten halen en/of naar een locatie in Nederland gebracht en/of laten brengen en/of
- voor [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] een verblijfplaats (althans een prostitutielocatie) geregeld en/of gefaciliteerd en/of ter beschikking gesteld in [plaats] ( [straatnaam] ) en/of [plaats] ( [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] ),
(lid 4)
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2019 tot en met 20 juli 2021 telkens te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland,
(lid 4)
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, telkens een ander of anderen, te weten:
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [naam] . geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [naam] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [naam] , geboren op [geboortedatum] . 1979 te [geboorteplaats] [geboorteland] en/of
- [naam] geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] [geboorteland]
(lid 2)
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en voornoemde persoon/personen daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders, wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- voor die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of die [naam] en/of die [naam] en/of die [naam] en/of die [naam] onderdak geregeld en/of gefaciliteerd en/of ter beschikking gesteld in [plaats] ( [straatnaam] ) en/of [plaats] ( [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] ) en/of
- die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 1] en/of die [naam] en/of die [naam] en/of die [naam] en/of die [naam] te werk gesteld als prostituee (althans daarbij behulpzaam geweest) en/of gefaciliteerd in hun/haar werk in de prostitutie en hen/haar aldus geholpen aan middelen van bestaan
(lid 4)
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 29 september 2019 tot en met 20 juli 2021 telkens te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland en/of in Roemenië ,
(lid 3, onder 1)
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [geboorteland] heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die [benadeelde 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) - zakelijk
weergegeven -
- die [benadeelde 1] , die zich toen in het buitenland bevond(en), benaderd om in Nederland voor hem te komen werken en/of
- voor die [benadeelde 1] de reis naar Nederland geregeld en/of betaald en/of daartoe instructies gegeven en/of
- die [benadeelde 1] bij aankomst op [vliegveld] en/of (elders) in Nederland, opgehaald en/of op laten halen en/of naar een locatie in Nederland gebracht en/of laten brengen en/of
- voor die [benadeelde 1] een verblijfplaats (althans een prostitutielocatie) geregeld en/of gefaciliteerd en/of ter beschikking gesteld in [plaats] ( [straatnaam] ) en/of [plaats] ( [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] ) en/of
- voor die [benadeelde 1] seksadvertenties aangemaakt en/of contacten gelegd teneinde haar/hen aan het werk te helpen en/of klanten voor haar/hen geregeld en/of klantafspraken gemaakt en/of de klantentelefoon(s) beheerd en/of haar/hen te werk gesteld als prostituee en/of
- die [benadeelde 1] (die hier in Nederland afhankelijk was/waren van verdachte) (meer dan) de helft van haar/hun inkomsten aan hem. verdachte, of diens mededaders, laten afstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Overweging met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde
Verdachte wordt onder feit 1, zakelijk weergegeven, verweten dat hij [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] behulpzaam is geweest bij het aan hen verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Spanje en/of Roemenië of voornoemde personen daartoe telkens gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft. De tenlastelegging is toegespitst op de delictsomschrijving van artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het hof leidt uit het dossier het volgende af met betrekking tot de reisbewegingen die beide vrouwen hebben gemaakt.
[benadeelde 1] werkte als prostituee in Griekenland . Toen zij daar problemen kreeg, is zij via een vriendin in contact gekomen met verdachte. Zij zou naar Nederland gaan om een relatie met verdachte te beginnen. Verdachte zou haar ophalen in Roemenië , maar dat is niet gelukt. Vervolgens is [benadeelde 1] op 29 september 2020 (zonder verdachte) naar [vliegveld] gevlogen en is zij in Nederland in vreemdelingenbewaring beland. [benadeelde 1] heeft zich zonder hulp van verdachte toegang tot Nederland verschaft en was niet op doorreis in Nederland. Verdachte heeft haar op 17 november 2020 in Nederland opgehaald na haar vrijlating uit vreemdelingenbewaring. Zij is bij verdachte in [plaats] gaan wonen.
[benadeelde 2] heeft in twee periodes als prostituee in Nederland gewerkt. In december 2019 en van [geboortedatum] tot 13 december 2020. Zij heeft zelf haar reizen naar Nederland geregeld. Beide keren heeft zij tevoren contact gehad met verdachte en afspraken met hem gemaakt over hoe hij haar prostitutiewerk zal faciliteren. De eerste keer is zij op 31 december 2019 vanuit Spanje naar Nederland gereisd. De tweede keer had ze vanuit [plaats] contact met verdachte en heeft ze haar oorspronkelijke plan om naar Spanje te gaan gewijzigd, toen verdachte aanbood dat zij bij hem in huis kon wonen en als sekswerker kon werken. Verdachte heeft haar door twee mannen laten ophalen in [plaats] en naar [plaats] laten brengen. Van daaruit heeft verdachte haar meegenomen naar [plaats] .
Het hof overweegt dat voornoemde vrouwen beiden zelfstandig vanuit het buitenland naar Nederland zijn gereisd en dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de doorreis naar Nederland en/of bij het verkrijgen van toegang tot Nederland feitelijke of financiële betrokkenheid heeft gehad.
De rol van verdachte laat zich in beide gevallen beschrijven als - kortgezegd - het aanbieden van een verblijfplek en een werkplek in Nederland aan beide vrouwen ná hun reis naar Nederland, vanaf het moment dat zij zich eenmaal in Nederland zouden bevinden, en het regelen van vervoer binnen Nederland nadat zij zich reeds toegang tot Nederland hadden verschaft. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of deze gedragingen kunnen worden aangemerkt als
een ander behulpzaam zijn of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verstrekken bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland,in de zin van artikel 197a, eerste lid, Sr.
Het hof merkt op dat behulpzaamheid aan een ander bij het zich verschaffen van
verblijfin Nederland of die persoon daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaffen, afzonderlijk strafbaar is gesteld in het tweede lid van artikel 197a Sr.
Gelet op deze afzonderlijke strafbepaling met betrekking tot het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland in het tweede lid van artikel 197a Sr, is het hof van oordeel dat het aanbieden van een verblijfplek en een werkplek in Nederland aan beide vrouwen ná hun reis naar Nederland op het moment dat zij zich eenmaal in Nederland zouden bevinden, en het regelen van vervoer binnen Nederland nadat zij zich reeds toegang tot Nederland hadden verschaft (en niet in Nederland op doorreis waren), niet kunnen worden aangemerkt als
behulpzaam zijn bij of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verstrekken voor het verschaffen van toegang tot Nederlandin de zin van artikel 197a, eerste lid Sr.
Het hof zal verdachte daarom integraal vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Overweging met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3º Sr, gepleegd tegen [benadeelde 1] .
Mede gelet op de wetsgeschiedenis moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat het oogmerk van de verdachte erop gericht moet zijn dat de betrokkene zich in een ander land dan waar deze is aangeworven, meegenomen of ontvoerd, beschikbaar stelt tot het verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen. (Zie HR 10 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:670)
Volgens vaste rechtspraak zijn verder de in die bepaling omschreven gedragingen - aanwerven, medenemen en/of ontvoeren - alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Dit brengt mee dat die gedragingen eerst dan als 'mensenhandel' kunnen worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat aan die voorwaarde is voldaan. 'Uitbuiting' moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f, eerste lid aanhef en onder 3º (zie onder andere HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:857).
Het hof heeft hiervoor met betrekking tot feit 1 reeds overwogen dat [benadeelde 1] in Griekenland als prostituee werkte, dat zij daar problemen had en dat zij via een vriendin in contact is gekomen met verdachte. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte [benadeelde 1] in eerste instantie heeft aangeboden om in Nederland voor hem in de prostitutie te komen werken, hetgeen zij heeft geweigerd. Daarna krijgt het contact een andere wending en wordt onderling afgesproken dat [benadeelde 1] bij hem thuis kan verblijven en dat zij niet als prostituee zal gaan werken. Zowel [benadeelde 1] als verdachte hebben hierover verklaard dat het de bedoeling was een relatie te beginnen. [benadeelde 1] heeft dit steeds verklaard (ook na haar aangifte tegen verdachte). Zij heeft niet verklaard dat verdachte haar heeft misleid (in die zin dat hij een andere bedoeling zou hebben dan zij dacht). [benadeelde 1] is ook daadwerkelijk bij verdachte komen wonen nadat zij op 17 november 2020 uit vreemdelingenbewaring is vrijgekomen. Zij heeft verklaard dat de relatie in het begin goed was. In december 2020 heeft ze één dag als prostituee gewerkt in [plaats] . Daarna is zij - nadat er een einde was gekomen aan de relatie met verdachte - voor een periode vertrokken naar [plaats] en was er, voor zover bekend, geen contact met verdachte. Toen het geld waarover zij beschikte op was, heeft [benadeelde 1] opnieuw contact opgenomen met verdachte en is zij voor hem in de prostitutie gaan werken in [plaats] .
Aanwerven, medenemen, ontvoeren met het oogmerk die [benadeelde 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
Het hof stelt voorop dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat [benadeelde 1] in de tenlastegelegde periode door verdachte is ontvoerd.
Wat betreft het verwijt van het aanwerven en medenemen van [benadeelde 1] stelt het hof
vast dat de niet geslaagde poging van verdachte om [benadeelde 1] vanuit Griekenland naar Nederland te laten komen en haar hier in de prostitutie te laten werken, buiten de tenlastegelegde periode valt. Voorts overweegt het hof dat [benadeelde 1] en verdachte ieder hebben verklaard dat de komst naar Nederland van [benadeelde 1] voortkwam uit hun bedoeling een liefdesrelatie aan te gaan in Nederland. Aan die intentie is aanvankelijk ook feitelijk vormgegeven door te gaan samenwonen. Hoewel het opmerkelijk is te noemen dat [benadeelde 1] vervolgens na ongeveer een maand gedurende een dag prostitutiewerkzaamheden in [plaats] heeft verricht, ontbreken concrete aanwijzingen dat verdachte [benadeelde 1] heeft aangeworven om vanuit Griekenland (of een ander land) naar Nederland te komen en daarbij (mede) het oogmerk had om haar ertoe te brengen dat zij zich beschikbaar zou stellen voor prostitutiewerkzaamheden. Over de omstandigheden waaronder zij ertoe is gekomen om die dag in [plaats] als prostituee te werken hebben verdachte en [benadeelde 1] verschillend verklaard. Volgens [benadeelde 1] deed zij dit werk op verzoek van verdachte, terwijl verdachte stelt dat [benadeelde 1] buiten zijn medeweten is ingevallen voor een andere vrouw. Zelfs als waar zou zijn wat [benadeelde 1] zegt, volgt hieruit niet dat verdachte deze bedoeling al had voordat zij in Nederland was.
Nadat [benadeelde 1] enige tijd in [plaats] heeft verbleven en afstand van verdachte had genomen, heeft zij op eigen initiatief opnieuw contact met hem opgenomen, waarna zij voor hem in de prostitutie is gaan werken in [plaats] . Voor zover er in die periode sprake zou zijn geweest van uitbuiting geldt dat dit niet valt onder de strafbaarstelling van artikel 273f lid 1 sub 3 Sr. Mogelijk zou dit vallen onder artikel 273f lid 1 sub 1, 4, 6 of 9, maar die bepalingen zijn niet tenlastegelegd.
Het hof zal verdachte op grond van het hiervoor overwogene vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde. Gelet op dit oordeel komt het hof niet toe aan een beoordeling van het aan feit 3 verbonden voorwaardelijke verzoek van de raadsman om twee getuigen te horen.

Bewijsmiddelen

1.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 , van 3 augustus 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD 172 pagina 900, 902, 903, 905 - 908, 910 - 911:
(V = vraag verbalisant, A = antwoord getuige, O = opmerking verbalisant)
Hij
(het hof begrijpt: [verdachte] )zei tegen mij dat ik illegaal was. Ik moest doen wat hij zei, want anders zou ik gedeporteerd worden.
Ik moest weg uit Venezuela . Ik ben naar Griekenland gegaan voor prostitutie voor zes maanden. Ik heb [verdachte]
(het hof begrijpt: [verdachte] )leren kennen via een vriendin. Ik moest weg uit Griekenland . Op 6 november 2020 ben ik overgeplaatst naar [plaats] . Op 17 november 2020 heeft [verdachte] mij daar opgehaald. Wij zijn toen naar [plaats] gegaan. Dit was aan de [straatnaam] in [plaats] .
V: Wanneer was jouw laatste dag dat jij hebt gewerkt?
A: Dit was 27 juni 2021.
Ik heb 1 dag in [plaats] gewerkt en het meeste aan de [straatnaam] in [plaats] .
V: Op welke manier probeerde hij nog meer controle over jou te houden?
A: Hij wist dat ik geen papieren en documenten had. Hij wist dat ik nergens naar toe kon.
V: Hoeveel verdiende jij ongeveer per dag?
A: Ik verdiende ongeveer 3 a 400 euro per dag.
V: Jij werkte daar voor geld. Wat gebeurde er met het geld:
A: Ik had mijn geld en moest 50% afstaan. Daar hoefde ik geen huur te betalen. Iedereen moest 50% afstaan.
V: Aan wie moest je dit afgeven?
A: Ik moest dit aan [verdachte] afgeven.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 12 januari 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD 240 pagina 1239 - 1240:
Ik ben 3 a 4 weken geleden naar Nederland toe gekomen. Ik weet niet meer de precieze datum. Ik ben eerst 2 weken in [plaats] geweest, vervolgens ben ik nu 2 weken in [plaats] geweest. Voor ik naar Nederland toe kwam verbleef ik in Spanje . Ik ben door de financiële situatie in Colombia naar Spanje toe gegaan. Ik werk als prostituee voor het geld.
Toen ik in [plaats] was heb ik contact gelegd met een man. Ik heb zijn nummer gekregen via een vriendin in Spanje en ook van de vriendin waar ik net mee samen was. Daarmee bedoel ik de vriendin waarmee ik in de woning in [plaats] was
(het hof begrijpt: [naam] ).Mijn vriendin heeft ook contact gehad met deze man. Ik ken de man als [verdachte] . Ik weet niet of dit zijn echte naam is. Hij noemt zichzelf wel [verdachte] . Hij is de persoon waar ik ook contact mee heb gehad. Hij heeft veel contacten in Nederland, Spanje en Italië . Vrouwen die ik ken geven zijn gegevens door. Het was mij bekend dat [verdachte] van alles voor mij kon regelen in Nederland. Bijvoorbeeld seks contacten, advertenties, een woning, de telefonist die de afspraken regelt voor ons. [verdachte] wist dat ik naar Nederland was gekomen om als prostituee te werken. Een vriend van [verdachte] heeft ons opgehaald bij het station in [plaats] . Hij heeft ons naar de woning in [plaats] gebracht. Ik heb [verdachte] soms gezien in het huis in [plaats] . Ik werkte in de woning als prostituee. Als er een klant was geweest mocht ik zelf 70% van het geld houden. De andere 30% ging naar [verdachte] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 12 januari 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD 240 pagina 1233 - 1237:
V: Hoe en wanneer ben je naar Nederland gekomen?
A: Ik ben de eerste dagen van december naar Nederland gevlogen. Dit was een aantal dagen voordat ik naar [plaats] ben gegaan.
V: Wat is de reden geweest om naar Nederland te komen?
A: Een vriendin van mij vertelde dat ik voor 15 dagen ergens kon werken.
V: Was dat in Nederland? In [plaats] ?
A: Dit was in Spanje .
V: Wist je wat voor werk je ging doen dan?
A: Ja ik wist dat ik als prostituee ging werken.
V: Hoe ben je nou precies aan die contactpersoon in Nederland gekomen?
A: Een vriendin of eigenlijk collega van mij in [plaats] heeft mij deze contactpersoon gegeven en heeft gezegd dat ik in Nederland in de prostitutie kon gaan werken.
V: Wie was die contactpersoon die zij jou gegeven heeft dan?
A: [verdachte] of [verdachte] .
A: Ik heb zijn telefoonnummer in mijn telefoon.
O: Zij laat in haar mobiele telefoon een contact zien. Dit contact heet: [naam] . Het telefoonnummer wat hier aan gekoppeld is, is [telefoonnummer] .
A: Hij vertelde mij dat hij wel werk had voor mij en dat ik mocht komen. Ik dacht dat het in
[plaats] zou zijn. Ik moest ook naar [plaats] toekomen. Maar later stuurde hij mij het adres in [plaats] . Hij vertelde mij dat ik zo lang kon blijven als ik wilde.
Hij vertelde dat als ik in de prostitutie zou werken de helft van wat ik verdiende zelf mocht houden en dat de andere helft naar hem zou gaan.
V: Is dat andere meisje
(het hof begrijpt: [getuige 1] )dat we in de woning hebben aangetroffen een vriendin?
A: Ja zij is een vriendin uit Spanje ik ken haar uit [plaats] . Wij werkten daar samen.
V: Hoelang ben je al in deze woning in [plaats] ?
A: Ongeveer 22 december ben ik naar deze woning gekomen.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 24 februari 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD 013 pagina 196 – 200 – 203, 206:
V: Waar ben je naar toe gegaan in 2019?
A: Spanje
V: Hoe is je verblijf in Spanje geregeld? Als je vanuit Venezuela naar Spanje gaat, heb je een verblijfsdocument?
A: Ik heb in Spanje verbleven op een toeristenvisum.
V: Hoe lang was dat visum geldig? 90 dagen?
A: Wij kunnen verlenging aanvragen van 60 dagen en dat heb ik gedaan. Ik ben nu bezig met een verblijfsvergunning voor Spanje .
(…)
V: Wat was je doel om naar Nederland te komen?
A: Om te werken als sekswerker.
V: Dan heb ik eigenlijk een algemene vraag, als jij besluit om in Europa in de prostitutie te werken, hoe gaat dat?
A: Voor mij was het mogelijk om in Spanje als sekswerker te gaan werken. Dat was gewoon mogelijk. Wat betreft in Nederland, daar heb ik gewoon contact gelegd met die persoon. Want in Nederland dacht ik dat het gewoon legaal was.
V: Welke persoon heb je het over?
A: De naam die ik ken is [verdachte] .
V: Wat was het doel om naar Nederland te komen?
A: Om te werken als sekswerker.
A: Voor het als sekswerker werken in Nederland, daar heb ik gewoon contact gelegd met die persoon.
V: Met die persoon bedoel je [verdachte] ?
A: Ja.
A: Toen ik in Frankrijk aankwam heb ik [verdachte] verteld dat ik naar Spanje wilde gaan. [verdachte] zei dat hij mij in Nederland kon ontvangen en toen heb ik mijn plannen gewijzigd.
V: Wat bedoelde [verdachte] daarmee? Dat hij jou kon ontvangen?
A; Nou dat wij in hetzelfde huis zouden kunnen wonen en werken. Als sekswerker.
V: Zijn er afspraken gemaakt omtrent de verdeling van het geld?
A: Ja, de verdeling over het geld hadden we wel afgesproken. 50% voor mij en 50% voor hem.
V: Dus als ik het goed begrijp is er tussen jou en [verdachte] al op een eerder tijdstip gesproken over de verdeling van het geld.
A: Ja november 2019.
V: [verdachte] kreeg 50% van jouw inkomsten. Wat zou hij hier allemaal voor doen?
A: Hij regelde de klanten, hij zorgde voor de woning, hij zorgde voor de condooms en handdoekjes.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 juli 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD 148 pagina 705 - 706:
V: Hoe lang ben je al in Nederland?
A: Ongeveer 2 weken.
V: Hoe ben je naar Nederland gekomen?
A: Met het vliegtuig,
V: Vanuit welk land ben je naar Nederland gekomen?
A: Vanuit Spanje .
V: Waarom ben je naar Nederland gekomen?
A: Men had gezegd dat je in Nederland makkelijk geld kon verdienen.
V: Wie is men?
A: Een meisje die ik ken uit Spanje vertelde dit tegen mij.
V: Hoe kon ze dan makkelijk geld verdienen?
A: Met mijn lichaam te verkopen
V: Hoe lang ben je nu in deze woning in [plaats] ?
A: Vanaf vorige week woensdag.
A: De mannen hebben mij vanaf het station in [plaats] opgehaald en naar de woning gebracht.
V: Hoeveel moest je voor die woning betalen?
A: Ik moest 90 euro per dag betalen.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 11 april 2022, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik werkte samen met verschillende prostituees in de prostitutie, dat zijn [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] .
De vrouwen namen contact op met mij. Zij verkregen mijn nummer via vriendinnen of via een app-groep waar meer van die vrouwen in zitten. Als de vrouwen contact met mij opnamen wist ik wel dat ze in de prostitutie wilden werken. Deze vrouwen kwamen bij mij via ‘mond op mond’- reclame. Deze vrouwen komen allemaal uit het buitenland. Zij vroegen mij naar verdiensten, mogelijkheden en werkplekken in Nederland. In een Whatsapp-bericht dat ik als standaardbericht aan iedere vrouw stuurde, stond wat de afspraken zijn als ze met mij zouden samenwerken.
Ik heb aan alle vrouwen, behalve [benadeelde 1] , dit standaard Whatsapp-bericht met voorwaarden en afspraken gestuurd. Dat dienstenpakket dat ik aan de vrouwen aanbood, was mijn bron van inkomen. De klant betaalde de vrouwen en voor de diensten die ik leverde kreeg ik betaald. Ik zorgde voor huisvesting, een werkplek, het maken van afspraken en advertenties. Ik regelde goede kamers en goede bedden voor de vrouwen. Ik zorgde voor alles voor de vrouwen. Het was ook de bedoeling om hieraan te verdienen en om winst te maken. Ik hield er geld aan over. Dit was voor mij een manier van inkomen verkrijgen.
Ik word [verdachte] genoemd. [naam] is mijn Tiktok-account. Het telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer.
Ik ben naar Roemenië gereden om [benadeelde 1] op te halen. Zij zou ook daar komen vanuit Griekenland . Maar zij is met een vliegtuig naar Nederland gevlogen. Ik heb niet onderzocht of [benadeelde 1] een geldige verblijfsvergunning had om in Nederland te zijn. Die andere vrouwen genoemd in de tenlastelegging waren al in Nederland. Ik heb onderdak en sekswerk voor die vrouwen geregeld. Die vrouwen hadden Spaanse papieren, dat werd in de meeste gevallen door die vrouwen tegen mij gezegd.
De vrouwen woonden in de panden waar zij werkten. [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [naam] woonden en werkten in het pand aan de [straatnaam] in [plaats] . [naam] en [naam] woonden en werkten in het pand aan de [straatnaam] in [plaats] . [naam] woonde en werkte aan de [straatnaam] in [plaats] .
[benadeelde 2] heeft op twee momenten met mij gewerkt als sekswerker.
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten een rapportage bestuurlijk toezicht illegale prostitutie, opgemaakt door [naam] en [naam] , zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD142 pagina 691 - 693:
Op 1 mei 2019 werd door de Afdeling Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel (AVIM) een bestuurlijke controle gehouden op een adres waar mogelijk sprake zou zijn van het exploiteren van een seksinrichting zonder dat daar een vergunning voor is verleend.
Via een advertentie op de website [website] onder advertentienummer [nummer] werd op telefoonnummer [telefoonnummer] contact gelegd met iemand die seksuele handelingen met een ander tegen betaling aanbood. Op het adres [straatnaam] in [plaats] werd vervolgens de deur geopend door een dame, " [naam] ", met wie onze voorloper een afspraak had. In het pand was sprake van prostitutie. Aanwezig waren [verdachte] en [naam] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] in Venezuela . Zij heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij staat niet ingeschreven en is niet woonachtig in Nederland. Ook staat zij niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Haar identiteit is vastgesteld middels een Venezolaans geldig en eigen paspoort.
Zij verklaarde het volgende.
Ik ben nu 2 weken in Nederland. Ik werk sindsdien ook op dit adres. Ik heb niet op een ander adres gewerkt. Ik ben 18 april aangekomen. Ik ben 19 april begonnen met werken als prostituee. Ik betaal 50 euro per dag voor deze kamer. Ik heb tot dusver in totaal 600 euro betaald voor de kamer. Ik betaal het geld aan de man die beneden in de woonkamer is
(het hof begrijpt: [verdachte] ).De man die beneden is regelt de dingen voor mij. Ik betaal alleen geld voor de kamer, voor de rest regelt hij de dingen. Ik heb 4 a 5 klanten per dag op dit adres. Ik heb geen vergunning om dit werk te mogen doen in Nederland.

8.

Een proces-verbaal van bevindingen betreffende verblijfsstatus vrouwen zaaksdossiers, opgemaakt door verbalisant G.O. 0200242, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op p.642-643:
Naar aanleiding van meldingen betreffende (overlast door) prostitutie kwamen geïdentificeerde vrouwen met een Zuid-Amerikaanse nationaliteit naar voren waarbij genoemde [verdachte] betrokken was.
Door het team Handhaving&Toezicht Vreemdelingen van de politie [regio] werd een overzicht verschaft van de verblijfsrechtelijke positie van deze, onderstaande vrouwen.
Naam: [benadeelde 2]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1994
Geboorteplaats [geboorteplaats]
Nationaliteit: Venezolaanse
V-nr: [nummer]
Verblijfsrecht op grond van aangifte mensenhandel.
Verblijfsvergunning [data]
Naam: [benadeelde 1]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1996
Geboorteplaats [geboorteplaats]
Nationaliteit: Venezolaanse
V-nr: [nummer] Geen verblijfsrecht
9.
Een schriftelijk bescheid, te weten het terugkeerbesluit en inreisverbod ten aanzien van [naam] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op blz. 645:
De ondergetekende, [naam] , hoofdagent van politie eenheid [regio] , zijnde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.5 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, legt hierbij aan de vreemdelinge, zich noemende:
Achternaam: [naam]
Voorna(a)m(en): [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1979
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: [geboorteland]
Nationaliteiten): Venezolaanse
Geslacht: vrouwelijk
op grond van het bepaalde in artikel 62 Vreemdelingenwet 2000 de verplichting op terug te
keren naar haar land van herkomst, dan wel een ander land buiten de Europese Unie waar haar toelating is gewaarborgd.
Hierbij is in aanmerking genomen dat gebleken is dat de vreemdelinge onrechtmatig in
Nederland verblijft dan wel niet gebleken is dat zij rechtmatig binnen Nederland verblijft.

10.

Een schriftelijk bescheid, te weten het terugkeerbesluit ten aanzien van [naam] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op blz. 653:
De ondergetekende, [naam] , brigadier van politie eenheid [regio] ,
zijnde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.4 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000,
legt hierbij aan de vreemdelinge, zich noemende:
Achternaam : [naam]
Vooma(a)m(en) : [voornamen]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1986
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [geboorteland]
Nationaliteit(en) : Colombiaanse
Geslacht : vrouwelijk
op grond van het bepaalde in artikel 62 Vreemdelingenwet 2000 de verplichting op terug te
keren naar haar land van herkomst, dan wel een ander land buiten de Europese Unie waar haar toelating is gewaarborgd.
Hierbij is in aanmerking genomen dat gebleken is dat de vreemdelinge onrechtmatig in
Nederland verblijft dan wel niet gebleken is dat zij rechtmatig binnen Nederland verblijft.
11.
Een schriftelijk bescheid, te weten het terugkeerbesluit ten aanzien van [naam] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op blz. 655:
De ondergetekende, [naam] , brigadier van politie eenheid [regio] ,
zijnde ambtenaar als bedoeld in artikel 6.4 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000,
legt hierbij aan de vreemdelinge, zich noemende:
Achternaam: [naam]
Vooma(a)m(en): [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1981
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: [geboorteland]
Nationaliteit(en): Colombiaanse
Geslacht: vrouwelijk
op grond van het bepaalde in artikel 62 Vreemdelingenwet 2000 de verplichting op terug te
keren naar haar land van herkomst, dan wel een ander land buiten de Europese Unie waar haar toelating is gewaarborgd.
Hierbij is in aanmerking genomen dat gebleken is dat de vreemdelinge onrechtmatig in
Nederland verblijft dan wel niet gebleken is dat zij rechtmatig binnen Nederland verblijft.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD151 pagina 709 – 710:
Op 20 juli 2021 omstreeks 19.00 uur werd door de politie [regio] onder leiding van de Rechter-Commissaris van het hof Gelderland binnengetreden in de woning [straatnaam] te [plaats] . Voorafgaand aan dit binnentreden was door de politie [regio] een afspraak gemaakt met een prostituee met de naam [naam] . Bij deze afspraak had [naam] geappt dat zij op de [straatnaam] in [plaats] was. In de woning werd een vrouw aangetroffen die zich legitimeerde als:
Naam: [naam]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1981
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: [geboorteland]
[naam] werd voor het vaststellen van haar verblijfsrechtelijke positie overgebracht naar het politiebureau te [plaats] . Hier werd vastgesteld dat zij over een verblijfsvergunning in Spanje beschikte die het haar niet toestaat elders in Europa werk te verrichten. Door het verrichten van werkzaamheden verblijft [naam] niet (meer) rechtmatig in Nederland.
Naar aanleiding hiervan werd aan [naam] het bevel gegeven zich onmiddellijk te begeven naar Spanje .
13.
Het proces-verbaal van bevindingen van 24 september 2021, zakelijk weergegeven voor zover inhoudende, ZD228 pagina 1164 - 1169:
De telefoon, Samsung A50, van verdachte [verdachte] is in beslag genomen en onderzocht. Omdat uit onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte] gebruiker was van de genoemde
telefoon wordt de gebruiker van deze telefoon in dit proces-verbaal [verdachte] genoemd.
Uit deze chats blijkt dat:
- [verdachte] vaak vrouwen op de lijn krijgt, die informeren of hij een plek voor hen beschikbaar
heeft.
- [verdachte] altijd wel een plek heeft.
- [verdachte] op de hoogte is van het feit dat de meeste vrouwen een niet-Europese nationaliteit hebben.
- Hij zegt dat zijn systeem veilig is en hij al zeven jaar werkt zonder problemen met de politie
In de periode 29 maart 2021 t/m 20 juli 2021 zijn er ruim 1900 chats te zien tussen verdachte [verdachte] (middels whatsapp [naam] en diverse personen die kennelijk voor hem willen werken. Uit de gesprekken blijkt dat [verdachte] een vaste tekst verstuurt naar mensen die interesse hebben voor hem te werken.
[naam]
In de chats staat een persoon onder de naam [naam] . Zij vraagt op 05-07-2021 aan [verdachte] (
het hof begrijpt hierna telkens: verdachte) of er beschikbare plekken zijn. [verdachte] zegt dat hij dat heeft en stuurt de vaste tekst:
"ik werk 50/50 en ik betaal al mijn percentages, bijvoorbeeld, het huren van de huizen, de sites, exploitanten, chauffeurs, veiligheid, condooms, glijmiddelen, alles at u nodig heen, "van dat betaal je niets", wij werken hier, tijdstip betaalde middelen, 80 euro, 45 minuten, 120 euro, uur 150 euro, alle aanvullende diensten die je aanbied zoals pijpen zonder condoom en anaal zuigen voor 100% zonder te betalen 20 euro extra en 50 euro extra" wij werken van 17:00 tot ongeveer 07:00" maar als jij eerder wil stoppen kan je gewoon stoppen en jij bepaald je werktijden en de uren, het werk is goed en makkelijk"
Er wordt nog wat over prijzen en werktijden gechat. [verdachte] stuurt qua tijden nog dit bericht:
Overdag is gevaarlijk met de politie, mijn systeem heeft gedurende zeven jaar gewerkt zonder problemen met de politie, maar ik garandeert veel veilig werk, rustig en goed.

[naam]

In de chats staat een persoon onder de naam [naam] . Op 22 mei 2021 zegt ze dat ze een vriendin van de Colombiaanse is. Ze wil weten hoe het is om met [verdachte] te werken en of hij plek voor haar heeft de komende maand. [verdachte] zegt dat hij plek heeft.
Uit het gesprek blijkt dat:
  • Ze vraagt of de politie niet komt. Ze heeft wel verblijf in Spanje .
  • [verdachte] zegt dat hij een systeem anders dan andere werkevers
  • Hij nooit problemen met de politie heeft.
  • Het waterdicht is en goed voor de meisjes is.
  • Ze zegt dat ze alleen bang was omdat ze Spaans verblijf heeft.
  • Ze zegt dat ze Colombiaanse is.
  • [verdachte] haar op 24 mei 2021 gaat ophalen (…) in [plaats] .
  • Zij op 27 mei 2021 klanten heeft.

[naam]

In de chats staat een persoon onder de naam [naam] .
Op 27 mei 2021 vraagt [naam] of [verdachte] een plek heeft en welke eisen hij stelt aan samen te werken. [verdachte] vraagt wanneer ze wil komen werken.
Uit het vervolg van het gesprek blijkt dat:
[verdachte] adviseert om de trein te nemen omdat er dan minder controles zijn en dat het snelste is.

[naam]

Op 26 mei 2021 stuurt verdachte zijn vaste tekst over zijn werkwijze. [naam] zegt dat ze uit Roemenië komt, maar nu in Spanje is. Verdachte vraagt of ze Europees is zodat er geen problemen zijn voor haar.

Bewijsoverweging

Overweging met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de zes in de tenlastelegging genoemde vrouwen, afkomstig uit Zuid-Amerika , in de tenlastegelegde periode in Nederland heeft gehuisvest en dat hij hen behulpzaam is geweest bij hun prostitutiewerk.
Deze vrouwen beschikten geen van allen over een verblijfsvergunning of verblijfsrecht op grond waarvan zij rechtmatig in Nederland verbleven en arbeid mochten verrichten.
Wetenschap van wederrechtelijk verblijf
Verdachte hield zich beroepsmatig bezig met het faciliteren van prostitutie in Nederland en had daartoe whatsappcontacten met (vooral) vrouwen uit Zuid-Amerika aan wie hij voorstelde om voor hem in Nederland in de prostitutie te gaan werken. Hij was blijkens die contacten zich ervan bewust dat er regels gelden voor vrouwen die uit het buitenland komen. Wanneer een Colombiaanse vrouw aangeeft voor verdachte te willen werken, maar zich zorgen maakt omdat zij slechts over een verblijfsrecht voor Spanje beschikt, blijkt dat voor verdachte geen belemmering op te leveren om haar toch in Nederland voor hem te laten werken. Het dossier bevat verder gesprekken waarin verdachte benoemt dat het
overdag veiliger is voor de politieen waarin hij adviseert om de trein te nemen, omdat er dan
minder controleszijn. Verdachte hield zich dus bezig met het omzeilen van controles en het vermijden van zicht van de politie op zijn bedrijvigheid. Het hof leidt daaruit af dat hij wist of in ieder geval ernstige redenen had te vermoeden dat de vrouwen die hij voor zich liet werken hier wederrechtelijk verbleven. Bovendien dreigde hij [benadeelde 1] met haar illegale status, waaruit blijkt dat hij (ook) van haar wist dat zij hier wederrechtelijk verbleef.
Winstbejag en een beroep of gewoonte maken van
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, volgt dat verdachte de vrouwen heeft gehuisvest, dat hij goede werkkamers voor hen heeft geregeld – in een aantal gevallen dezelfde als hun slaapkamers – dat hij zorgde voor goede bedden, advertenties en telefonisten inzette om seksafspraken voor de vrouwen te regelen. Hij deed dit om daar zelf geld mee te verdienen. Het verdienmodel hield in de meeste gevallen in dat verdachte en de vrouwen ieder steeds vijftig procent van de opbrengsten kregen. De kosten (waaronder huisvesting en advertentiekosten) kwamen daarbij voor rekening van verdachte. In het geval van [naam] was sprake van een iets andere verdeling van de opbrengsten en [naam] had een afwijkende regeling voor de huur van haar kamer, maar ook voor deze gevallen geldt dat verdachte daaraan verdiende. Naar het oordeel van het hof is dan ook komen vast te staan dat verdachte de genoemde vrouwen uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf, dat hij hen daartoe ook gelegenheid en middelen heeft verschaft en dat hij daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 15 maart 2019 tot en met 20 juli 2021 te [plaats] en/of [plaats] , telkens een ander of anderen, te weten:
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] [geboorteland] en
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] [geboorteland] en
- [naam] . geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] [geboorteland] en
- [naam] , geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] [geboorteland] en
- [naam] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] [geboorteland] en
- [naam] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] [geboorteland]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en voornoemde personen daartoe telkens gelegenheid, middelen en inlichtingen heeft verschaft,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte
- voor die [benadeelde 2] en die [benadeelde 1] en die [naam] en die [naam] en die [naam] en die [naam] onderdak geregeld en gefaciliteerd en ter beschikking gesteld in [plaats] ( [straatnaam] ) en/of [plaats] ( [straatnaam] en/of [straatnaam] ) en
- die [benadeelde 2] en die [benadeelde 1] en die [naam] en die [naam] en die [naam] en die [naam] te werk gesteld als prostituee en gefaciliteerd in hun werk in de prostitutie en hen aldus geholpen aan middelen van bestaan
(lid 4)
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Verweer strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging en de reactie hierop van advocaat-generaal
De raadsman heeft bepleit dat verdachte met betrekking tot feit 2 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is bepleit dat artikel 197b Sr een systematische specialis is ten opzichte van artikel 197a, tweede lid, Sr. Het onder 2 bewezenverklaarde kan, gelet op die verhouding, niet worden gekwalificeerd op de algemene bepaling van artikel 197a, tweede lid, Sr, zo begrijpt het hof het verweer. De raadsman heeft verwezen naar een recente uitspraak van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2024:7949). In dat vonnis heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
Bij een systematische specialis komt het niet aan op de bewoordingen van de strafbepalingen, maar op de bedoeling van de wetgever. In dit opzicht is het volgende relevant. In de diverse rechterlijke uitspraken wordt steeds gewezen op de volgende passage in de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 24 269.
“Ten slotte vermelden wij nog dat in de artikelen 197b en volgende van het Wetboek van Strafrecht geen wijzigingen worden aangebracht. Deze artikelen, ingevoegd bij de Wet van 23 december 1993, Stb. 707, tot wijziging van de Vreemdelingenwet en van het Wetboek van Strafrecht, stellen als misdrijf strafbaar de tewerkstelling van wederrechtelijk hier te lande verblijvende vreemdelingen. Ten aanzien van die specifieke vorm van begunstiging van illegaal verblijf zijn de hierboven genoemde redenen tot verhoging van de strafbedreiging niet van toepassing. Het betreft hier immers delicten met een geheel andere achtergrond, ten aanzien waarvan de hoogte van de strafbedreiging nog steeds in overeenstemming kan worden geacht met de ernst van het delict en welke ook overigens de effectiviteit van de rechtshandhaving niet belemmert. De hier voorgestelde wijzigingen van artikel 197a hebben daardoor tot gevolg dat de artikelen 197b en 197c voortaan als een geprivilegieerd delict moeten worden beschouwd ten opzichte van artikel 197a.”
Kamerstukken II, 1994-1995, 24 269, nr. 3, p. 3
(….)
De opmerking van de minister in eerder genoemde memorie van toelichting (de hier voorgestelde wijzigingen van artikel 197a hebben daardoor tot gevolg dat de artikelen 197b en 197c voortaan als een ‘geprivilegieerd delict’ moeten worden beschouwd ten opzichte van artikel 197a) zag destijds dus zowel op het behulpzaam zijn bij illegale binnenkomst als op het behulpzaam zijn bij illegaal verblijf. In het vervolg van het parlementaire debat is geen afstand genomen van deze opmerking van de minister zodat dit kan gelden als bedoeling van de wetgever. En daar gaat het in wezen om bij de systematische of juridische specialis.
Deze opmerking roept echter wel de nodige vragen op: artikelen 197b en 197c moeten voortaan worden beschouwd als een “geprivilegieerd delict”. Dat wil letterlijk zeggen dat de artikelen 197b en 197c Sr een lager strafmaximum hebben. Als zodanig is dat echter juridisch niet relevant. In zoverre kan worden ingestemd met de opmerking in vele andere rechterlijke uitspraken waarin de specialis-verhouding werd afgewezen: “Een geprivilegieerd delict is niet hetzelfde als een bijzondere strafbepaling in de zin van artikel 55, tweede lid, Sr”. Op zichzelf is dat juist.
De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat bedoeld werd te zeggen dat artikel 197b moet worden gezien als een systematische specialis met een lager strafmaximum en in zoverre geprivilegieerd, dus een ‘geprivilegieerd systematische specialis’. Als deze zin aldus wordt begrepen, past dat ook in het systeem van de wettelijke regelingen en systematiek van de wet.
De rechtbank gaat er dus vanuit dat artikel 197b Sr een systematische specialis is ten opzicht van artikel 197a lid 2, met een lager strafmaximum, waardoor artikel 197a lid 2 Sr als het ware wordt uitgeschakeld. Het onder 1 bewezen verklaarde feit kan zodoende niet worden gekwalificeerd zodat daarvoor ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat het verweer dient te worden verworpen omdat artikel 197b Sr niet moet worden beschouwd als een bijzondere strafbepaling in de zin van artikel 55, tweede lid Sr.
Oordeel van het hof
Ingevolge artikel 55, tweede lid, Sr geldt dat indien voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt een bijzondere strafbepaling bestaat, alleen deze bijzondere strafbepaling in aanmerking komt.
Artikel 197a lid 2 Sr luidt:
Hij die een ander uit winstbejag behulpzaam is bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 197b Sr luidt:
Hij die een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Bij de vraag of artikel 55 lid 2 Sr van toepassing is, is van belang of sprake is van een logische specialis. Van een logische specialis is sprake wanneer de bijzondere strafbepaling dezelfde delictsbestanddelen kent als de algemene en daarnaast nog een of meer andere. [1]
Het hof stelt vast dat artikel 197b Sr niet alle bestanddelen van artikel 197a, tweede lid, Sr bevat. In het bijzonder is in artikel 197a, tweede lid, Sr strafbaar gesteld het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van een wederrechtelijk verblijf in Nederland (of andere lidstaten) en stelt artikel 197b Sr het strafbaar om een persoon, die reeds wederrechtelijk in Nederland zich toegang heeft verschaft of daar wederrechtelijk verblijft, arbeid te laten verrichten.
Artikel 197b Sr kan dus niet worden gezien als een logische specialis van artikel 197a lid 2 Sr. Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of sprake is van systematische specialis. Daarvan zou sprake zijn als volgens de bedoeling van de wetgever of op grond van het wettelijk stelsel slechts artikel 197b Sr in aanmerking zou komen. [2]
Het hof is van oordeel dat evenmin sprake van een systematische specialis. Het hof heeft namelijk meer bewezenverklaard dan is strafbaar gesteld in artikel 197b Sr. Verdachte heeft immers de in de bewezenverklaring genoemde personen niet alleen laten werken, maar ook onderdak verschaft. De bewezenverklaring valt in zijn geheel onder artikel 197a, tweede lid, Sr en slechts voor een deel onder artikel 197b Sr. Daarom is (in ieder geval in deze zaak) geen sprake van een bewezenverklaring die gelet op de bedoeling van de wetgever of gelet het wettelijk stelsel slechts gekwalificeerd kan worden onder artikel 197b Sr.
Het hof verwerpt het verweer.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is uit winstbejag zes vrouwen behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij van al deze vrouwen wist of in ieder geval ernstige redenen had te vermoeden dat zij niet over een geldig verblijfsrecht voor Nederland beschikten. Met zijn handelen heeft verdachte illegaal verblijf van deze vrouwen in Nederland in de hand gewerkt en heeft hij het overheidsbeleid om dit juist tegen te gaan, gefrustreerd. Verdachte heeft daarvan zijn beroep gemaakt en verdiende aan de illegale arbeid die de vrouwen in Nederland verrichtten.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 21 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet eerder voor een soortgelijk feit als de nu bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over zijn persoonlijke omstandigheden onder meer verklaard dat hij gedurende het voorarrest zijn detentieperiode heeft benut om van zijn drugsverslaving af te geraken en dat hij zijn voormalige sociale netwerk zo goed als het gaat achter zich heeft gelaten. Dit vindt ook bevestiging in een reclasseringsadvies van 22 februari 2023. Verdachte zit thans in de schuldsanering en is bezig met de aanvraag van een uitkering, terwijl er wordt gezocht naar werk. Hij heeft regelmatig contact met zijn minderjarige zoon. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding voor strafmatiging of strafverzwaring.
Het hof zal bij het bepalen van de straf aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg voor Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensensmokkel, die uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voor iedere gesmokkelde persoon en een in beginsel lineaire verhoging bij het smokkelen van meerdere personen. Het maken van een beroep of gewoonte wordt in de oriëntatiepunten aangemerkt als een strafvermeerderende factor. Gelet op de bewezenverklaring ten aanzien van zes vrouwen, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Redelijke termijn
Verdachte heeft op 30 mei 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank en het hof doet uitspraak op 6 december 2024. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is in hoger beroep met ruim zes maanden overschreden. Het hof ziet daarin aanleiding om de op te leggen straf met 2 weken te verminderen en zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van 70 weken opleggen.
Ten slotte zal het hof, anders dan is verzocht, geen contactverbod met [benadeelde 1] opleggen in de vorm van een maatregel op grond van artikel 38v Sr, nu niet is voldaan aan de voor oplegging van deze maatregel gestelde wettelijke vereisten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 37.250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de bij vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken onder feit 1 ten aanzien van [naam] en [naam] en onder feit 3 ten aanzien van [benadeelde 2] .
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 6 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.K. Lindenberg en H.D. Wolswijk, Het materiële strafrecht, p. 364.
2.Idem.