Uitspraak
Woldomus,
de gemeente,
1.Het verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
a. het onjuiste besluit van 26 mei 2011 tot verlening van de bouwvergunning, in het bijzonder het daarin besloten besluit tot het verlenen van ontheffing van de parkeernorm;
b. het niet opvolgen van het dictum van de uitspraak van 24 december 2013 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) door binnen 26 weken na die uitspraak een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor de onroerende zaak gelegen aan de Oosterweg 83 te Groningen.
Verder heeft Woldomus gevorderd dat de gemeente wordt veroordeeld om ruim 3,8 miljoen euro schadevergoeding aan haar te betalen, te vermeerderen met rente en proceskosten.
2.4 Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. Dat wordt hierna uitgelegd. Het hof zal daartoe eerst de feiten vaststellen en daarna de geschilpunten bespreken.
3.De relevante feitenDe bouwvergunningen
Het nieuwe voorbereidingsbesluit3.14 In 2021 was executoriaal beslag gelegd op het perceel en werden voorbereidingen getroffen om het perceel executoriaal te verkopen.
In het raadsvoorstel voor het besluit is onder meer vermeld:
‘
In de uitspraak van de Raad van State was een voorlopige voorziening opgenomen die nu nog geldt: een bouwvlak van ca. 250 m2, goothoogte 7 meter, bouwhoogte 11 meter en alleen grondgebonden woningen.Momenteel ligt het perceel onder beslag. Een schuldeiser van de ontwikkelaar wil het perceel binnenkort openbaar verkopen. Omwonenden vragen ons om in te grijpen om te voorkomen dat de bouwmogelijkheden alsnog worden benut. Wij achten nu het moment gekomen om regie te nemen door middel van een voorbereidingsbesluit, met de intentie om in het bestemmingsplan (of het omgevingsplan) de bouwmogelijkheden te beperken tot een omvang in overeenstemming met recente inzichten rond bebouwing op binnenterreinen. Daarbij denken wij in eerste instantie aan een omvang vergelijkbaar met de huidige bebouwing, maar in overleg met partijen is wellicht ook iets anders mogelijk.(…)Voor een voorbereidingsbesluit op zich kan geen planschade gevraagd worden. Maar als door het voorbereidingsbesluit omgevingsvergunningaanvragen moeten worden aangehouden, kan dat wel tot planschade leiden.Ook kan planschade ontstaan door het beoogde nieuwe bestemmingsplan (of een omgevingsplan). De eventuele omvang van de schade is afhankelijk van de inhoud van het nieuwe plan. Er zal een planschaderisicoanalyse worden uitgevoerd.’
3.16 Het perceel is op 2 mei 2022 na een executoriale verkoop geleverd aan een derde.
De bespreking van het geschil
- terecht - over eens zijn dat de verjaringstermijn voor de vordering tot schadevergoeding begint op 17 april 2013, de dag waarop de ABRvS het beroep tegen vergunning 2 gegrond verklaarde. De vordering van Woldomus tot vergoeding van de door haar ten gevolge van dat besluit (en/of de voorbereiding ervan) geleden schade is dan ook gelet op de geldende verjaringstermijn van vijf jaren op 17 april 2018 verjaard, tenzij de verjaring voor die datum is gestuit. De verjaring van een vordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (art. 3:317 BW). Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet een schriftelijke mededeling een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhouden dat hij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening ermee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, zodat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren. Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval. [4]
6is een vergissing) aan de gemeente. Woldomus heeft de brief geschreven in het kader van de totstandkoming van het besluit tot toekenning van planschade (zie 3.13). De gemeente had Woldomus, volgens de eerste regel van de brief, verzocht om toe te lichten ‘
op welke wijze het nieuwe bestemmingsplan en de restricties aangaande het parkeerbeleid van invloed zijn op de waarde van uw pand Oosterweg 83.’
In de brief geeft Woldomus de door de gemeente gevraagde toelichting. De context van de brief is dus het verzoek om vergoeding van planschade door het nieuwe bestemmingsplan.
In de brief schrijft Woldomus vervolgens:
(…)Immers om de schade goed te kunnen begrijpen is kennis nodig van de (gewijzigde) bestemmingsplannen, de parkeernormen, de plaatselijke situatie als mede enige historische kennis aangaande de parkeernorm beoordeling van de Gemeente Groningen door de rechter.’
Na het oude en het nieuwe bestemmingsplan op het punt van de bebouwingsmogelijkheden te hebben vergeleken, schrijft Woldomus over de parkeersituatie in het oude plan:
‘
Het was de gemeente tevens op voorhand bekend dat de ontwikkelaar al veel moeite heeft gedaan om in de vorige situatie (in het oude bestemmingsplan) aan de parkeernorm te voldoen.Door een fout van de Gemeente Groningen aangaande de interpretatie van de parkeernorm (loopafstand of hemelsbreedte afstand) bleek dat een eerder door de Gemeente Groningen afgegeven nieuwbouw vergunning moest worden ingetrokken. (na een besluit van de Raad van State).(…) Het intrekken van de bouwvergunning betekent voor elk nieuw te ontwikkelen plan nu dat uitgegaan moet worden van de nieuwe bestemmingsplannen met daarin de voorwaarden van o.a. de grondgebonden woningen en de hierbij horende zware (onhaalbare) parkeernormen. En met name hier wringt het dus.’
Dat geldt ook voor de laatste passage van de brief, waarin het over schade gaat. Aan het slot van de brief schrijft Woldomus:
‘
Ik ga er van uit dat ik hiermee helder heb onderbouwd waardoor de schade is ontstaan en daarmee aan uw verzoek tot onderbouwing is voldaan.’
- doordat een bestemmingsplan is vastgesteld - zodat hij zijn plannen daarop kan afstemmen. Die vertraging kan tot schade leiden.
De voorlopige voorziening die de ABRvS in de uitspraak had getroffen, maakte het Woldomus vervolgens ook mogelijk om, met inachtneming van de door de ABRvS gegeven beperking van grondgebonden woningen, haar plannen met het perceel uit te werken en daarvoor een vergunning aan te vragen. Woldomus wist waar zij op het punt van het bestemmingsplan aan toe was. Voor de gemeente en de omwonenden gold overigens hetzelfde in het geval Woldomus een aanvraag voor een omgevingsvergunning zou indienen die voldeed aan de door de ABRvS getroffen voorlopige voorziening.
De ABRvS overwoog:
‘
Indien, zoals [de voormalige eigenaar] heeft gesteld, het voorbereidingsbesluit een negatieve invloed op de waarde van het perceel heeft gehad, kan dit niet leiden tot het oordeel dat het college de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade ten onrechte heeft afgewezen. De gestelde schade vloeit immers niet voort uit een planologische maatregel, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro. Voor tegemoetkoming in planschade buiten de in die bepaling limitatief opgesomde gevallen is geen plaats. Voor zover schade als gevolg van een voorbereidingsbesluit tot onbillijkheden leidt, wordt overwogen dat het aan de wetgever is om zo nodig te overwegen en te beslissen of hierin, door wetswijziging, verandering dient te worden gebracht.
. [9]
5.De beslissing
13 september 2023;