ECLI:NL:GHARL:2024:7481

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.335.407/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van een aannemer in een bouwgeschil met een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een bouwgeschil tussen Reno Systems B.V. en Altea Holding B.V. De zaak betreft de vraag of de bestuurders van Reno Systems, een besloten vennootschap, persoonlijk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die voortvloeien uit een vaststellingsovereenkomst (VSO) die is gesloten na onvrede over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank had eerder de primaire vorderingen van Altea toegewezen, maar Reno Systems heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft in deze tussenuitspraak bepaald dat Altea bewijs moet leveren van de garantstelling door de bestuurders van Reno Systems. De kern van het geschil ligt in de vraag of de bestuurders zich persoonlijk hebben verbonden voor de nakoming van de verplichtingen uit de VSO. Altea stelt dat er overeenstemming is bereikt over deze garantstelling, terwijl Reno Systems dit betwist. Het hof heeft Altea opgedragen bewijs te leveren van de garantstelling en zal getuigen horen om deze kwestie te verhelderen. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en het hof heeft een datum vastgesteld voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.335.407/01 en 200.335.671/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 225790
arrest van 3 december 2024
in de zaken van

1.Reno Systems B.V.,

die is gevestigd in Stadskanaal,
2. [appellant2] Beheer B.V.,
die is gevestigd in Ter Apelkanaal,

3. Kade Beheer B.V.,

die is gevestigd in Stadskanaal,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als gedaagden,
hierna samen:
Reno c.s.en ieder afzonderlijk
Reno Systems,
[appellant2] Beheeren
Kade Beheer,
advocaat: mr. P.G.H. van Dijk te Groningen,
tegen
Altea Holding B.V.,
die is gevestigd in Tynaarlo,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Altea,
advocaat: mr. A.J. Elema te Beilen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 26 maart 2024 heeft op 11 juli 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant2] Beheer en Kade Beheer zijn de statutair bestuurders en aandeelhouders van Reno Systems. Reno Systems en Altea hebben een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten op grond waarvan Reno Systems het bedrijfspand van Altea diende uit te bouwen en geïsoleerde panelen diende aan te brengen. Altea was niet tevreden over de door Reno Systems uitgevoerde werkzaamheden. Partijen hebben daarop onderhandeld over een ontbinding van de aannemingsovereenkomst, wat heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst. Over de inhoud en reikwijdte daarvan is een geschil ontstaan.
2.2
Altea heeft daarom bij de rechtbank primair een aantal verklaringen voor recht gevorderd over de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en de verplichtingen van Reno Systems uit dien hoofde. Onderdeel van die vorderingen was de verklaring voor recht “dat Renosystems en haar holdingvennootschappen [appellant2] Beheer B.V. en Kade Beheer B.V. garant staan voor een correcte nakoming van (voormelde) afspraken door Renosystems.” Altea heeft verder – samengevat - gevorderd de hoofdelijke veroordeling van Reno c.s. tot betaling van € 127.766,08 met wettelijke rente, tot betaling van de volledige afbouw- en herstelkosten voor zover die € 98.900,- excl. btw overstijgen, tot vergoeding van toekomstige facturen van BBAW terzake bouwbegeleiding, tot betaling van € 12.100 excl. btw vanaf
1 augustus 2023 en van de kosten van de procedure (inclusief beslag- en nakosten). Subsidiair heeft Altea gevorderd de aannemingsovereenkomst te ontbinden en (alleen) Reno Systems te veroordelen tot betaling van de in dat verband gevorderde geldbedragen.
2.3
De rechtbank heeft de primaire vorderingen toegewezen, omdat Reno c.s. daartegen geen verweer hebben gevoerd. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.
2.4
Het hof zal in dit tussenarrest tot het oordeel komen dat Altea bewijs moet leveren. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld. Het hof zal eerst de relevante vaststaande feiten weergeven en enige processuele aspecten van de zaak bespreken.

3.De feiten

3.1
Altea en Reno Systems – waarvan [appellant2] Beheer en Kade Beheer indirect bestuurder/aandeelhoudster zijn - hebben in februari 2022 een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten. waarin is overeengekomen dat Reno Systems het bedrijfspand van Altea zou uitbouwen en een schil van geïsoleerde sandwichpanelen rondom het pand zou plaatsen. Reno Systems diende het benodigde tekenwerk te verrichten en de omgevingsvergunning zou verzorgen. Aanvankelijk was overeengekomen dat het werk op 1 september 2022 gereed zou zijn voor oplevering, welke datum in overleg is opgeschoven naar begin februari 2023.
3.2
Altea was ontevreden over de wijze waarop Reno Systems de werkzaamheden uitvoerde, omdat die volgens Altea niet overeenkomstig de gemaakte afspraken waren. Altea en Reno Systems zijn daarover met elkaar in gesprek gegaan. Op 15 februari 2023 heeft op initiatief van Altea een bespreking plaatsgevonden, waarbij namens Altea aanwezig waren haar bestuurder [naam1] , de heer [naam2] en de advocaat van Altea en namens Reno Systems de heren [naam3] en [naam4] ( bestuurder/aandeelhouder van [appellant2] Beheer respectievelijk Kade Beheer) en hun toenmalig raadsman mr. Schutte. Verder was aanwezig de heer [naam5] van de Remmont B.V., een onderaannemer van Reno Systems.
3.3
In die bespreking zijn een aantal afspraken gemaakt, onder meer over ontbinding van de aannemingsovereenkomst, het laten afmaken van het werk door Remmont B.V. tegen een vergoeding door Reno Systems van meerkosten en een door Reno Systems aan Altea te betalen vergoeding van € 10.000,- per maand vanaf 1 februari 2023 in verband met huurderving door Altea. Reno Systems heeft een factuur van Altea van 15 februari 2023 voor dat bedrag, vermeerderd met btw, betaald.
3.4
De advocaat van Altea heeft na de bespreking van 15 februari 2023 een concept-vaststellingovereenkomst opgesteld en die op 20 februari 2023 aan de mr. Schutte toegezonden. In dat concept [1] zijn Reno Systems, [appellant2] Beheer en Kade Beheer gezamenlijk aangeduid als Renosystems c.s. In artikel 5 van het concept is onder het kopje “Hoofdelijkheid” opgenomen:
“Renosystems c.s. is hoofdelijk verbonden voor alle verplichtingen die voor Renosystems voortvloeien uit onderhavige overeenkomst”.
3.5
Naar aanleiding van dit concept heeft mr. Schutte op 23 februari 2023 een reactie gestuurd en is tussen de advocaten van partijen in de periode daarna tot en met maart/april 2023 gecorrespondeerd in e-mails en hebben zij telefoongesprekken gevoerd. De concept-vaststellingsovereenkomst is niet door partijen ondertekend.
3.6
Altea heeft op 15 maart 2023 het werk door haar deskundige BBAW laten beoordelen. Altea heeft het rapport van 7 april 2023 dat daarvan is gemaakt aan de advocaat van Reno c.s. gestuurd. Aan Remmont B.V. is door Altea een offerte gevraagd op basis van dit rapport.
3.7
Reno Systems heeft op haar beurt een deskundige, BMAT, het werk laten beoordelen.
3.8
Op 19 juli 2023 heeft de advocaat van Altea een offerte van Remmont aan de huidige advocaat van Reno Systems gestuurd en Reno Systems gesommeerd om een voorlopig bedrag van € 139.562,01 te betalen. Reno Systems heeft dat niet gedaan, reden voor Altea om conservatoire beslagen te leggen en de procedure bij de rechtbank te beginnen.

4.De beoordeling

Processuele aspecten
4.1
Reno c.s. hebben in deze zaak twee dagvaardingen in hoger beroep aan Altea laten betekenen en die bij het hof aangebracht, beide met grieven, te weten een dagvaarding van 1 december 2023 (hierna: de eerste dagvaarding) en een dagvaarding van 6 december 2023 (hierna: de tweede dagvaarding).
4.2
De eerste dagvaarding bevat enkel grieven tegen de rolbeslissingen van 20 oktober 2023 en 8 november 2023 met als vordering die beslissingen te vernietigen. De grieven komen er op neer dat de rechtbank ten onrechte aan Reno c.s. geen nader uitstel voor het nemen van een conclusie van antwoord heeft gegeven, akte niet-dienen heeft verleend, geen mondelinge behandeling heeft bepaald en een datum voor het wijzen van vonnis heeft bepaald. Daarnaast is een voorwaardelijke grief tegen het toen nog niet gewezen eindvonnis van 6 december 2023 opgenomen. In de tweede dagvaarding, waarmee vernietiging van het eindvonnis van 6 december 2023 wordt beoogd, is (naast twee inhoudelijke grieven tegen het eindvonnis) verzocht de grieven in de eerste dagvaarding tegen de rolbeslissingen in de beoordeling over het eindvonnis te betrekken.
4.3
Het met deze grieven beoogde doel, namelijk het terugwijzen van de zaak naar de rechtbank om daar alsnog inhoudelijk verweer te voeren, kan niet bereikt worden. Zelfs als de klachten over de processuele gang van zaken bij de rechtbank terecht zouden zijn, leidt dat als zodanig niet tot vernietiging van het eindvonnis. De herstelfunctie van het hoger beroep brengt mee dat Reno c.s. het verzuim om in de procedure bij de rechtbank verweer te voeren in hoger beroep hebben kunnen herstellen door dat verweer op te nemen in de appeldagvaarding. Zij zijn door het hof in de gelegenheid gesteld om hun stellingen mondeling toe te lichten. Bovendien leidt de beoogde vernietiging van het eindvonnis op grond van de geldende wettelijke regels [2] er hoe dan ook niet toe dat het hof de zaak kan terugwijzen naar de rechtbank. Het hof dient de zaak zelf te beoordelen. Op die regels zijn uitzonderingen mogelijk, maar die doen zich hier niet voor [3] . Dat Reno c.s. daarmee een inhoudelijke beoordeling van hun verweer in twee instanties mislopen is inherent aan dit processuele systeem.
Omvang van het hoger beroep
4.4
In de tweede dagvaarding leest het hof in de inhoudelijke grieven tegen het eindvonnis, in onderling verband en samenhang bezien met de toelichting die daarop is gegeven, een beperking van de rechtsstrijd in die zin dat het hoger beroep alleen betrekking heeft op de verklaring voor recht dat [appellant2] Beheer en Kade Beheer garant staan voor de nakoming van de verplichtingen van Reno Systems en, in het verlengde daarvan, op de hoofdelijke veroordelingen van deze vennootschappen tot betaling waaronder van de beslagkosten. Er valt uit de grieven niet op te maken dat daarmee ook de verklaringen voor recht ten aanzien van Reno Systems en haar veroordelingen worden aangevallen, behoudens een terechte klacht over de datum van ontbinding van de aannemingsovereenkomst (niet 15 februari 2022 maar 15 februari 2023) die de rechtbank in de verklaring voor recht in 3.1 heeft opgenomen. Uit de memorie van antwoord van Altea volgt dat ook zij de grieven in die zin beperkt heeft opgevat.
4.5
Dat brengt mee dat de verklaringen voor recht die Reno Systems betreffen en de veroordelingen van Reno Systems in stand blijven. Ter zitting bij het hof is van de zijde van Reno c.s. nog wel bij wege van verweer ingegaan op de vraag of sprake is van een tekortkoming van Reno Systems in de nakoming van de oorspronkelijke aannemingsovereenkomst, de bevindingen van de deskundigen daarover en op de subsidiaire vorderingen van Altea jegens Reno Systems, maar het pas ter zitting voeren van dit verweer door Reno c.s. op die punten is in strijd met de twee-conclusie-regel. Die regel houdt kort gezegd in dat grieven en verweren in het eerste processtuk moeten worden opgenomen. Voor Reno c.s. was dat de appeldagvaarding. Reno c.s. heeft niet aangevoerd dat en waarom deze regel in dit geval een uitzondering op de twee conclusieregel moet worden gemaakt.
4.6
Reno c.s. hebben in de pleitaantekeningen die zij tijdens de mondelinge behandeling van de zaak ten overstaan van het hof hebben overgelegd vorderingen ingesteld die strekken tot opheffing van de derdenbeslagen die Altea ten laste van [appellant2] Beheer en Kade Beheer heeft gelegd. Die vordering is voor het eerst in hoger beroep ingesteld en daarmee niet toelaatbaar [4] , omdat niet voor het eerst in hoger beroep een dergelijke tegenvordering kan worden ingesteld. Voorzover de vorderingen strekken tot veroordeling van Altea om terug te betalen wat door Reno c.s. op grond van (ten uitvoerlegging van) het bestreden eindvonnis, na beslaglegging van 6 december 2023 is voldaan is dat een vordering tot ongedaanmaking van de gevolgen van dat vonnis. Een dergelijke voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering is naar vaste rechtspraak wel toelaatbaar.
Inhoudelijk
4.7
Er moet gezien de beperking die in het hoger beroep door Reno c.s. is aangebracht als vaststaand vanuit worden gegaan dat Altea en Reno Systems een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met de inhoud zoals die door de rechtbank in de verschillende verklaringen voor recht is vastgelegd en die de grondslag vormt voor de jegens Reno Systems uitgesproken veroordelingen. Het gaat er in dit hoger beroep alleen nog om of [appellant2] Beheer en Kade Beheer ook aan de vaststellingsovereenkomst gebonden zijn.
4.8
Altea stelt dat dit het geval is omdat [appellant2] Beheer en Kade Beheer zich garant hebben gesteld, welke garantstelling volgens Altea deze inhoud heeft dat deze vennootschappen zich naast Reno Systems hoofdelijk hebben verbonden voor de nakoming van de verbintenissen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst die Altea met Reno Systems heeft gesloten. Dat was volgens Altea een essentiële voorwaarde om met Reno Systems te onderhandelen over een ontbinding van de aannemingsovereenkomst en is om die reden dan ook in artikel 5.1 van de vaststellingsovereenkomst verwoord. De overeenstemming daarover is volgens Altea bereikt in de bespreking die op 15 februari 2023 heeft plaatsgevonden. [appellant2] Beheer en Kade Beheer hebben die stellingen gemotiveerd betwist; volgens hen was ten tijde van die bespreking sprake van een financieel open einde en zou eerst door deskundigen moeten worden vastgesteld wat er aan het pand moet gebeuren en welke verrekeningen nog moesten plaatsvinden. Onder die omstandigheden wilden zij zich niet binden.
4.9
Het hof stelt voorop dat op Altea de bewijslast rust van de feiten en omstandigheden waaruit de gestelde garantstelling met de door haar gestelde inhoud blijkt. Volgens Altea is het bewijs voor de garantstelling reeds voldoende te vinden in het feit dat Reno Systems op 20 februari 2023 een factuur van € 10.000,- heeft betaald ter nakoming van de gemaakte afspraken en in de correspondentie/e-mailwisseling van de advocaten van partijen naar aanleiding van de conceptovereenkomst. Het hof ziet dat anders. De betaling door Reno Systems zegt op zich niets over de gebondenheid van [appellant2] Beheer en Kade Beheer aan de overeenkomst, maar hooguit iets over de gebondenheid van Reno Systems. Een toelichting waarom dat anders is ontbreekt.
4.1
In de e-mail van de (toenmalig) advocaat van Reno c.s. op de conceptovereenkomst van 23 februari 2023 aan de advocaat van Altea heeft deze onder meer geschreven:
“We hebben reeds kort het concept telefonisch doorgenomen en namens cliënte heb ik u meegedeeld dat zij zich onder meer niet kunnen vinden in de stellingen genoemd in de punten f. en h. Cliënte realiseert zich terdege dat er fouten zijn gemaakt, maar deze zijn oplosbaar. Renosystems staat hiervoor en wil deze graag oplossen. Cliënte kan niet met de geschetste voorwaarden akkoord aan. Het concept laat te veel ruimte open voor onduidelijkheden en onzekerheden, ook voor cliënte. Zo leidt het feit dat er geen einddatum noch een definitief bedrag wordt genoemd, tot een fors risico. Dit risico zal eveneens voor uw cliënte gelden. Hoe partijen het immers ook stellen, ze zijn van elkaar in zekere mate afhankelijk”.
4.11
Na toezending van een gewijzigde concept op 28 februari 2023 door de advocaat van Altea heeft de advocaat van Reno c.s in zijn e-mail van 2 maart 2023 aan de advocaat van Altea het volgende geschreven:
“In mijn mail van 23 februari jl. is namens cliënte uiteengezet waarom het van belang is om in te zien dat partijen van elkaar afhankelijk zijn. Beide willen geen ellenlange procedure en beide willen het project spoedig als mogelijk naar ieders tevredenheid afronden. En dat is heel goed mogelijk. Het voorstel van cliënte is nog steeds dat er eerst (en zo snel mogelijk!) een bouwinspecteur wordt benoemd die de (herstel-)werkzaamheden In kaart brengt alsmede inzichtelijk maakt welke (gedane) werkzaamheden vallen onder de 80% en welke vallen onder de 20%. In overleg, en met goedvinden van cliënte en Remmont BV. kan dit rapport ten uitvoer worden gelegd. In de vorige mail Is al uiteengezet dat, met goedvinden en bevestigend akkoord van beide partijen, alsdan Altea zal zorgdragen voor betaling van de uit te voeren bouwwerkzaamheden (vallende onder de 20 %) en de herstelwerkzaamheden komen voor rekening van cliënte. Remmont BV. voert de herstelwerkzaamheden uit en factureert aan cliënte. Cliënte kan simpelweg niet akkoord gaan met de (gewijzigde) vaststellingsovereenkomst omdat er niets inzichtelijk is: de kernonzekerheden blijven bestaan. Zo is niet inzichtelijk wat de herstelwerkzaamheden zijn, en op basis hiervan is het niet in te schatten hoe lang en tegen welke kosten partijen aanlopen. Er is nu geen perspectief. Op basis van het door u opgesteld concept zal cliënte feitelijk tot in lengte der dagen iedere maand EUR 10.000,- dienen te betalen, waarvoor de bestuurders hoofdelijk zouden tekenen, en zuiver theoretisch kan Altea Remmont BV. uitsluiten. Cliënte kan dus simpelweg niet akkoord gaan met het concept vaststellingsovereenkomst. Al helemaal niet omdat de oplossing klip en klaar voor handen ligt”.
In reactie op een e-mailbericht van de advocaat van Altea heeft de advocaat van Reno c.s. vervolgens geschreven:
“Dank voor uw emailbericht van 8 maart jl.
De bedoeling van het gesprek was om te spreken over een mogelijke ontbinding. Dit is ook daadwerkelijk aan de orde geweest. De door u opgesomde punten zijn overigens incorrect. Zo is er gesproken over mogelijke garantstellingen, doch zeker niet over het hoofdelijk meetekenen van het bestuur van cliënte. Dit is cliënte ook niet van plan.
De inhoud van de vaststellingsovereenkomst zou door Altea nader worden aangeboden in een concept die cliënte zouden bestuderen. Deze heeft cliënte ontvangen en cliënte meent dat het concept meerdere aspecten bevat die niet tijdens het gesprek aan de orde zijn geweest en dusdanig klemmend voor cliënte zijn dat cliënte niet in kan stemmen met de inhoud van het concept vaststellingsovereenkomst. Ondanks dit, heeft cliënte zich bereidwillig opgesteld ten einde alsnog tot oplossingen te komen ten dienste van het afronden van het project. Hieromtrent zijn diverse mails gestuurd. Om goodwill ten aanzien van de onderhandelingen te tonen, heeft cliënte inderdaad als gebaar eenmalig EUR 10.000,- overgemaakt naar Altea.
(…)
Stap twee zal zijn dat Altea aan Remmont een kostenopgave zal vragen voor de 20% af te maken project en de herstelwerkzaamheden. Voor stap twee stelt cliënte de volgende voorwaarden. Om niet in een situatie te geraken met oneindige termijnen en kosten, zoals uw voorstel nu lijkt, wil mijn cliënte duidelijkheid hebben. Duidelijk zal moeten zijn dat Altea en Remmont afspraken hebben gemaakt over betalingen, oplevertermijn en de aannemingsovereenkomst tussen Altea en Remmont. Als deze duidelijkheid is verschaft, kunnen partijen toewerken aan een ontbindingsovereenkomst (stap drie) waarin tevens garantstellingen kunnen worden besproken, ook omdat cliënte dan inzichtelijk heeft wat de kosten en termijnen zijn en ook dat er geen derde-aannemer bij betrokken raakt”.
4.12
Anders dan door Altea is betoogd leest het hof in deze e-mailwisseling niet dat overeenstemming is bereikt over de door Altea gestelde garantstelling - in de zin van hoofdelijkheid – door [appellant2] Beheer en Kade Beheer. Er wordt immers keer op keer verwoord dat met hoofdelijkheid of garantstellingen niet, en zeker niet zonder meer en onvoorwaardelijk, wordt ingestemd.
4.13
Altea heeft echter gesteld dat deze overeenstemming daarover, kennelijk in weerwil van de geciteerde e-mails, al in de aan de e-mailwisseling voorafgaande bespreking van 15 februari 2023 is bereikt. Die overeenstemming zou met een handdruk zijn bezegeld. Altea heeft aangeboden dit te bewijzen door het horen van getuigen. Het hof zal Altea gezien dit aanbod toelaten tot het bewijs dat [appellant2] Beheer en Kade Beheer garant staan, in die zin dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van Reno Systems uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst met Altea.
4.14
Het hof zal verdere beslissingen aanhouden.

5.De beslissing

Het hof:
5.1
draagt Altea op te bewijzen dat [appellant2] Beheer en Kade Beheer garant staan in die zin dat zij zijn overeengekomen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van Reno Systems uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst met Altea;
5.2
Als daartoe getuigen worden gehoord, zal raadsheer-commissaris mr. J. Smit de getuigen verhoren in het Paleis van Justitie aan het Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden.
5.3
Altea moet op
dinsdag 14 januari 2025laten weten hoeveel getuigen deze wil laten horen met opgave van de verhinderdagen van die getuigen, van partijen en van hun advocaten. Daarna stelt het hof de dag en het tijdstip van het verhoor vast. Dat gebeurt ook als de opgave onvolledig is.
5.4
Altea moet de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het getuigenverhoor aan de wederpartijen en de griffier van het hof opgeven.
5.5
Een partij die tijdens het getuigenverhoor nieuwe stukken wil indienen, moet het hof en de wederpartij daarvan uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een kopie sturen.
5.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. G. van Rijssen en mr. R.E. Weening, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
3 december 2024.

Voetnoten

1.Achter productie 27 DD 376
2.Artikel 355/356 Rv.
3.HR 16 april 1993, NJ 1993/654
4.Artikel 353 lid 1 Rv.