ECLI:NL:GHARL:2024:7475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
200.332.139/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid onderverhuurder voor schade door illegale stroomafname ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [appellant] voor schade die Enexis heeft geleden door illegale stroomafname in een loods die [appellant] huurde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] aansprakelijk was, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Het hof oordeelde dat [appellant] niet aansprakelijk was voor de schade van Enexis, omdat hij niet het recht had om de ruimte waarin de illegale stroomafname plaatsvond te gebruiken. De onderhuurder, [naam3], had deze ruimte gehuurd van [appellant], en het hof concludeerde dat [appellant] geen zorgplicht had jegens Enexis met betrekking tot de elektrische aansluiting in die ruimte. Het hof stelde vast dat Enexis onvoldoende bewijs had geleverd dat [appellant] betrokken was bij de illegale activiteiten of dat hij zijn verantwoordelijkheid niet had genomen. De vordering van Enexis werd afgewezen, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot schadevergoeding. Tevens werd Enexis veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.139/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 219977
arrest van 3 december 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. A.J. Welvering te Leek,
tegen
Enexis Netbeheer B.V.,
die is gevestigd in 's-Hertogenbosch,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna:
Enexis,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg te Zwolle.

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

Naar aanleiding van het arrest van 16 juli 2024 heeft op 8 november 2024 een (enkelvoudige) mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van die mondelinge behandeling is een verslag (proces-verbaal) gemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ter voorbereiding op de mondelinge behandeling heeft [appellant] een akte overlegging productie (met één productie) genomen.
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak2.1 Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellant] de schade moet vergoeden die Enexis heeft geleden doordat illegaal door Enexis geleverde stroom is afgetapt in een loods die [appellant] huurde en waarvan hij een deel aan een derde onderverhuurde.2.2 Enexis heeft bij de rechtbank, na vermindering van eis, betaling van ruim € 14.000,- aan schadevergoeding door [appellant] gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering toegewezenen heeft [appellant] ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.2.3 [appellant] wil dat dit vonnis wordt vernietigd en dat de vordering van Enexis alsnog wordt afgewezen.2.4 Het hof heeft in het tussenarrest vragen geformuleerd voor partijen. Die vragen en de antwoorden van partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling besproken. Het hof zal in dit eindarrest oordelen dat de vordering van Enexis niet toewijsbaar en dat het vonnis van de rechtbank dus vernietigd zal worden. Deze uitspraak wordt hierna uitgelegd.3. De relevante feiten3.1 Via het netwerk van Enexis wordt gas en elektriciteit geleverd aan het adres [adres] te [woonplaats1] , gemeente [de gemeente] .

3.2
[appellant] huurt vanaf 1 april 2015 een woonruimte en bedrijfsloods aan het adres [adres] te [woonplaats1] van [naam1] en [naam2] (hierna: [namen1 en 2] ).
3.3
Op het aangrenzende perceel staat een loods (hierna: de loods), die ook eigendom is van [namen1 en 2] verhuurden een deel van die loods op grond van een schriftelijke huurovereenkomst van 15 november 2015 voor onbepaalde tijd aan [naam3] (hierna: [naam3] ) tegen een huur van € 400,- per maand. Aan het huurcontract is een kaartje van de loods toegevoegd, waarop de door [naam3] gehuurde ruimte is aangeduid met een B. Deze ruimte bedraagt ongeveer een derde deel van de loods. Het overige deel van de loods wordt op het kaartje aangeduid met een A.
3.4
[appellant] huurt de loods van [namen1 en 2] tegen een huur van € 12.000,- per jaar van
1 september 2017 tot en met 31 maart 2020 (met de mogelijkheid van een verlenging van 5 jaar). De huurovereenkomst is schriftelijk vastgelegd. In dit contract staat onder meer:

NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
- De heer [appellant] huurt van verhuurder reeds een bedrijfsruimte en woonhuis op het terrein aan de [adres] te [woonplaats1] . Deze huurovereenkomst is ingegaan op 01-04-2015 voor de duur van 5 jaren met een verlenging van 5 jaren als de onderhavige huurovereenkomst niet wordt opgezegd.
- De heer [appellant] heeft aangegeven het bedrijfsgebouw gelegen op het aangrenzende perceel kadastraal bekend [de gemeente] G 2937 met indeling: A, B, C, te willen huren van verhuurder.
- Verhuurder bereidt is aan huurder het bedrijfsgebouw te verhuren waarbij de rechten en plichten uit de huurovereenkomst m.b.t. een deel van het pand dat verhuurd is aan de heer [naam3] overgaan op de heer [appellant] , het deel B en C.(…)11. Partijen zijn naast het reeds bepaalde het navolgende overeengekomen:(…)- Onderverhuren van het gehuurde is toegestaan onder voorwaarde dat de huurtermijnen en bepalingen in de onderhuurovereenkomst gelijk lopen met de termijnen en voorwaarden van de onderhavige huurovereenkomst en verhuurder een kopie van de onderhuurovereenkomst ontvangt- Verhuurder plaatst of laat op zijn kosten nog scheidingswanden plaatsen zodat de bedrijfsruimte in 3 delen opgedeeld wordt A, B, C.- Onderhoud van de roldeuren komt voor rekening van huurder.”
Aan de huurovereenkomst is een kadastrale kaart toegevoegd, waarop de loods is ingetekend. In de tekening is de loods verdeeld in drie ongeveer even grote delen, die zijn aangeduid met de letters A, B en C. Het als C aangeduide deel komt - ongeveer - overeen met het deel dat in de tekening van de loods bij het contract tussen [namen1 en 2] en [naam3] als B is aangeduid.
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard, die de huurder onder meer verplichten het gehuurde behoorlijk en overeenkomstig de bestemming (artikel 6.1) en naar de bepalingen van de wet (artikel 6.2) te gebruiken en verbieden om hinder of overlast te veroorzaken (artikel 6.3) en om wijzigingen of voorzieningen in het gehuurde aan te brengen die in strijd zijn met de voorschriften van de nutsbedrijven (artikel 6.11.1 onder d).
3.5
[appellant] en [naam3] hebben op 28 augustus 2017 een, schriftelijk vastgelegde, (onder)huurovereenkomst gesloten betreffende de delen B en C van de loods, inhoudende dat [naam3] deze delen van 1 september 2017 tot en met 31 maart 2020 van [appellant] huurt tegen een huur van € 1.200,- per maand. Aan het huurcontract is een kadastrale kaart met daarop een tekening van de loods (met een indeling in A, B en C) gehecht die overeenkomt met de kaart die is gehecht aan de in 3.4 bedoelde huurovereenkomst. Verder is in het huurcontract onder meer vermeld:

11 Partijen zijn naast het reeds bepaalde het navolgende overeengekomen:(…)- In het gedeelte B is geen: gas, water, en Elektra, dit dient de huurder zelf aan te vragen of aan te sluiten. Hierop volgende kosten zullen voor de huurder zijn.- Onderhoud van de roldeuren komt voor rekening van huurder.”
3.6
De woonruimte en bedrijfsloods krijgen energie via een eigen meter (in de woning) die in de registratie van Enexis is omschreven als [adres] . De loods beschikt eveneens over een eigen meter (in ruimte C) die in de registratie van Enexis staat omschreven als [adres] Werkplaats.
3.7
Op 2 augustus 2018 heeft de politie een inval gedaan in het bedrijfsgebouw. Bij die inval zijn in de ruimtes A en C hennepkwekerijen aangetroffen. Op die datum stond de aansluiting [adres] op naam van een derde met de naam [naam4] en was Green Choice de energieleverancier.
3.8
Een fraude-inspecteur van Enexis heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde (verzegelde) meetinrichting van Enexis aanwezig in ruimte C is gemanipuleerd en beschadigd en dat er voor de meter elektriciteit is afgenomen van het netwerk van Enexis. In de meetinrichting zijn daarnaast zwaardere zekeringen aangetroffen (drie maal 63A in plaats van 35A).
3.9
De meetinrichting in de woning van [appellant] is eveneens gemanipuleerd waarbij stroom voor de meter is afgenomen van het netwerk van Enexis ten behoeve van de hennepkwekerij in ruimte A.
3.1
Enexis heeft op 12 maart 2019 aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit vanuit ruimte C ( [adres] Werkplaats).
3.11
In een vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland van 2 april 2021 is [appellant] , samengevat, strafrechtelijk veroordeeld ten aanzien van de hennepkwekerij in ruimte A en diefstal van elektriciteit via de meter [adres] . [appellant] is vrijgesproken ter zake van de aangetroffen hennepkwekerij in ruimte C en de diefstal van elektriciteit via de meter [adres] Werkplaats. Enexis heeft zich in die procedure als benadeelde partij gevoegd en veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van een schadevergoeding van € 33.309,82 ter zake van ruimte C. De rechtbank heeft deze vordering van Enexis in gemeld strafvonnis niet-ontvankelijk verklaard omdat het feit waaruit bedoelde schade zou zijn ontstaan, niet bewezen is geoordeeld.
3.12
[naam3] is niet strafrechtelijk vervolgd ten aanzien van de aangetroffen
hennepkwekerij in ruimte C en de diefstal van elektriciteit.

4.4. De bespreking van het geschil

Juridische uitgangspunten4.1 Volgens de rechtbank rust op [appellant] als huurder en als verhuurder van [naam3] de zorgplicht dat de meetinrichting in de aan [naam3] verhuurde ruimte op de juiste wijze in stand blijft. Die zorgplicht geldt volgens de rechtbank ook als er geen contractuele verhouding bestaat tussen Enexis en [appellant] . Volgens de rechtbank heeft [appellant] deze zorgplicht in dit geval geschonden.
4.2
Tussen partijen staat niet ter discussie dat voor wat betreft de elektrische aansluiting in ruimte C van de loods geen contractuele verhouding tussen [appellant] en Enexis bestaat. Een zorgplicht van [appellant] met betrekking tot deze aansluiting kan dan ook niet gebaseerd worden op een contractuele relatie tussen [appellant] en Enexis, zodat de vordering van Enexis alleen toewijsbaar is als [appellant] een buitencontractuele zorgplicht jegens Enexis heeft geschonden.
4.3
De huurder van een bedrijfsruimte is in beginsel ook gerechtigd tot het gebruik van het gehuurde en is daarmee in beginsel verantwoordelijk voor het gebruik van de bedrijfsruimte en de daarin aanwezige elektriciteitsvoorziening. Indien de huurder het gehuurde ook zelf gebruikt, rust op hem een als de aansluiting niet op zijn naam staat buitencontractuele - zorgplicht jegens Enexis, om de door Enexis in de bedrijfsruimte ter beschikking gestelde apparatuur zorgvuldig te gebruiken en in de bedrijfsruimte geen elektriciteit te (laten) gebruiken buiten de meter om. [2] Maar indien de huurder het gehuurde, of het deel van het gehuurde waarin de meter is geplaatst, niet zelf mag gebruiken omdat hij het heeft onderverhuurd aan een derde, ligt dat anders. In dat geval rust op hem geen zorgplicht. Voor de eigenaar van een pand, die het eigen pand heeft verhuurd en daarmee aan een ander in gebruik heeft afgestaan geldt overigens hetzelfde. [3] De huurder (of eigenaar) kan in die situatie nog wel aansprakelijk zijn jegens de netbeheerder voor het manipuleren van de meter en de daardoor mogelijk gemaakte illegale stroomafname, maar daarvoor is dan noodzakelijk dat de huurder of zelf betrokken is geweest bij de illegale stroomafname of zijn verantwoordelijkheid voor het gehuurde niet heeft genomen door de ogen te sluiten voor wat anderen, bijvoorbeeld een onderhuurder, met het gehuurde zouden kunnen doen. [4]
4.4
[appellant] is dan ook alleen aansprakelijk jegens Enexis voor het manipuleren van de meter in ruimte C van de loods en de daardoor mogelijk gemaakte illegale onttrekking van stroom indien hij het recht had om deze ruimte te gebruiken, zelf betrokken is geweest bij de illegale stroomafname in ruimte C of zijn ogen heeft gesloten voor wat zich daar afspeelde. Het is aan Enexis om de feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, die de conclusie kunnen dragen dat daarvan sprake is geweest.
[appellant] had geen recht om ruimte C (en B) te gebruiken
4.5
[appellant] is vanaf 1 september 2017 (hoofd)huurder geworden van, onder meer, ruimte C van de loods. De gehele loods is met ingang van die datum door [namen1 en 2] aan hem verhuurd. Tussen partijen staat niet ter discussie dat ruimte C op 1 september 2017 al enige tijd aan [naam3] verhuurd was. In het huurcontract tussen [namen1 en 2] en [appellant] is vastgelegd dat [naam3] ook huurder zou blijven, zij het nu huurder van [appellant] en dus onderhuurder van [namen1 en 2]
4.6
[appellant] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [naam3] vanaf 1 september 2017 een groter deel van de loods is gaan huren. Aanvankelijk huurde hij alleen deel C, later ook deel B. Gelet op de tekening van de loods bij het huurcontract tussen [namen1 en 2] en [naam3] (zie 3.3) en het kaartje met de tekening van de loods bij de huurcontracten tussen [namen1 en 2] en [appellant] (zie 3.4) en tussen [appellant] en [naam3] (zie 3.5) is het aannemelijk dat [naam3] inderdaad een groter deel van de loods is gaan huren. Deel B op de tekening bij zijn contract met [namen1 en 2] komt overeen met deel C op de tekening bij zijn huurcontract met [appellant] en beslaat ongeveer een derde deel van de loods. Met (het nieuwe) deel B kreeg [naam3] er nog een derde deel van de loods bij, zodat hij per 1 september 2017 twee derde deel huurde. Aan Enexis kan worden toegegeven dat een en ander ongelukkig is verwoord in het huurcontract tussen [namen1 en 2] en [appellant]
- daarin kan gelezen worden dat [appellant] deel B en C ook al van [namen1 en 2] huurde -, maar daar tilt het hof niet te zwaar aan, omdat de tekening bij het contract wel duidelijk is. Het contract is ook niet door een jurist opgesteld. [appellant] heeft, op dit punt niet weersproken door Enexis, verklaard dat het contract (net als het onderhuurcontract tussen [appellant] [naam3] ) door [naam1] is opgesteld.
4.7
Het feit dat [naam3] met ingang van 1 september 2017 een twee keer zo groot deel van de loods huurde, verklaart ook dat de door hem te betalen huur fors verhoogd werd, van € 400,- naar € 1.200,- per maand. [appellant] heeft een deel van het proces-verbaal uit de strafzaak tegen hem overgelegd. Uit dat proces-verbaal volgt dat [naam3] vanaf september 2017 zeven maal € 1.200,- aan [appellant] heeft overgemaakt. Volgens [appellant] heeft [naam3] de huur van drie maanden contant betaald. Dat zou blijken uit de door de politie geconstateerde kasstortingen op de rekening van [appellant] . Wat er van dat laatste zij, het hof vindt aannemelijk dat [naam3] in elk geval gedurende zeven maanden de in het huurcontract tussen hem en [appellant] vermelde huur heeft betaald.
4.8
In het licht van wat hiervoor is overwogen, kan ervan worden uitgegaan dat tussen [appellant] en [naam3] daadwerkelijk een huurovereenkomst heeft bestaan betreffende de delen B en C van de loods. Gelet hierop heeft Enexis onvoldoende onderbouwd dat [appellant] , hoewel hij ook deze delen van de loods huurde van [naam1] , het recht had om deze delen te gebruiken. Dat gebruiksrecht had hij in het kader van de huurovereenkomst met [naam3] aan [naam3] afgestaan.
4.9
Gezien het voorgaande heeft Enexis onvoldoende onderbouwd dat op [appellant] als rechthebbende op het gebruik van deel C van de loods een zorgplicht jegens Enexis rustte.
Het is niet aannemelijk dat [appellant] zelf betrokken is geweest bij de illegale stroomafname in ruimte C4.10 [appellant] heeft bestreden dat hij betrokken is geweest bij de hennepteelt en de daarmee verbonden illegale stroomafname in deel C van de loods. Naar het oordeel van het hof heeft Enexis die participatie van [appellant] onvoldoende onderbouwd. Zij heeft gesuggereerd dat [naam3] een katvanger van [appellant] was, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. Tegen die stelling pleit ook dat de hennepteelt volgens het onderzoek van de politie, waarop Enexis haar vordering baseert, begin 2016 zou zijn begonnen, dus meer dan een jaar vóór [appellant] huurder werd van de loods. Bovendien is [appellant] vrijgesproken van de verdenking van betrokkenheid bij de hennepteelt in ruimte C en staat tussen partijen niet ter discussie dat de opbouw en uitrusting van de beide kwekerijen van elkaar verschilde.
4.11
Enexis heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat [appellant] zelf betrokken was bij het manipuleren van de meter en het illegaal onttrekken van stroom in ruimte C.
Het is niet aannemelijk dat [appellant] zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van ruimte C niet heeft genomen4.12 Volgens Enexis heeft [appellant] zijn verantwoordelijkheid niet genomen door niet in te grijpen terwijl hij wist of kon weten dat er hennep gekweekt werd in een deel van de door hem gehuurde en onderverhuurde loods. De rechtbank is Enexis daarin gevolgd. Zij heeft erop gewezen dat [appellant] naast de loods woonde, als verhuurder toezicht op de loods moest uitoefenen en door middel van een camerasysteem zicht had op de loods. Omdat [appellant] in een ander deel van de loods (ruimte A) zelf ook hennep kweekte, is het volgens de rechtbank onwaarschijnlijk dat hij niets afwist van de hennepkwekerij in ruimte C.
4.13
Tijdens de mondelinge behandeling is doorgesproken over de inrichting van de loods en vooral over de vraag of vanaf ruimte A zichtbaar is hoe ruimte C is ingericht. Uit de overgelegde foto’s volgt dat in ruimte C een grootschalige hennepkwekerij actief was. Dat was duidelijk zichtbaar. In de loods liepen onder meer afvoerleidingen en dergelijke. Wanneer het mogelijk is om van ruimte A in ruimte C te kijken (bijvoorbeeld wanneer de scheidingswanden tussen de verschillende delen van de loods niet tot het plafond doorlopen), zijn deze afvoerleidingen zichtbaar.
4.14
[appellant] heeft verklaard dat tussen de drie ruimtes deugdelijke scheidingswanden staan die tot aan het plafond doorlopen. De scheidingswand tussen ruimte C en ruimte B (toen tussen ruimte B en ruimte A) was al aanwezig toen hij de loods ging huren. De wand tussen de (latere) ruimtes A en B heeft hij samen met [naam1] aangebracht. Daar is volgens [appellant] nog een hoogwerker aan te pas gekomen. De door Enexis overgelegde foto van ruimte C is volgens [appellant] vanuit ruimte C genomen in de richting van ruimte B. De wand die op die foto te zien is, en die inderdaad tot het plafond doorloopt, is volgens hem de scheidingswand tussen B en C.
4.15
In het licht van deze - naar het oordeel van het hof overtuigende - toelichting van [appellant] op de bouwkundige situatie van de loods, heeft Enexis onvoldoende onderbouwd dat het wel mogelijk is om vanuit ruimte A te zien wat zich in ruimte C afspeelt, of om in elk geval vanuit ruimte A (delen van) installaties in ruimte C te zien die duiden op de aanwezigheid van een hennepkwekerij.
4.16
[appellant] kon als huurder van de bij de loods gelegen woning (al dan niet met behulp van het camerasysteem) inderdaad zien wat zich buiten de loods afspeelde. Maar dat betekent nog niet dat hij ook heeft kunnen zien dat in de loods een hennepkwekerij werd geëxploiteerd. Gesteld noch gebleken is dat dit van buiten de loods zichtbaar was. Van belang is dat [naam3] ‘zijn’ deel van de loods waarin de hennepkwekerij werd geëxploiteerd al huurde van [namen1 en 2] voordat [appellant] de gehele loods van [namen1 en 2] ging huren en daarmee onderverhuurder van [naam3] werd. [appellant] heeft [naam3] niet als (onder)huurder geselecteerd en was voorafgaand aan de verhuur van een deel van de loods aan [naam3] niet bij dat gehuurde betrokken.
4.17
Dat [appellant] in het door hem gebruikte deel van de loods een hennepkwekerij exploiteerde, betekent niet dat hij er rekening mee moest houden dat in een ander deel van de loods ook een hennepkwekerij door een ander werd geëxploiteerd.
4.18
Al met al heeft Enexis naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat [appellant] zijn ogen heeft gesloten voor wat zich in het door [naam3] gehuurde deel van de loods afspeelde.
[appellant] is niet aansprakelijk voor de schade van Enexis4.19 Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat [appellant] niet aansprakelijk is voor de schade van Enexis. Het enkele feit dat hij huurder was van ruimte C waarin de installatie van Enexis was gemanipuleerd, is daarvoor zoals gezegd onvoldoende. Het is niet aannemelijk geworden dat [appellant] de ruimte waarin dat gebeurde zelf mocht gebruiken. Ook is onvoldoende onderbouwd dat [appellant] bij de hennepkwekerij in die ruimte betrokken was en ten slotte is onvoldoende onderbouwd dat hij zijn ogen heeft gesloten voor wat daar gebeurde. [5]
4.2
Gelet op het voorgaande is bewijslevering al niet aan de orde. Bovendien is het door Enexis gedane bewijsaanbod zeer algemeen. Onduidelijk is welke feiten Enexis nog wil bewijzen, dat deze feiten - indien bewezen - tot een ander oordeel zouden leiden en welke getuigen daarvoor gehoord moeten worden.
Conclusies4.21 Omdat [appellant] niet aansprakelijk is voor de schade van Enexis, kan in het midden blijven hoe hoog de schade van Enexis is. [6]
4.22
De vorderingen van Enexis zijn niet toewijsbaar. Het hoger beroep slaagt dan ook. Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen en de vorderingen van Enexis alsnog afwijzen.
4.23
Omdat Enexis in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen.
4.24
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
26 juli 2023, en beslist als volgt:
5.2
wijst de vorderingen van Enexis alsnog af;
5.3
veroordeelt Enexis tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 86,- aan griffierecht
€ 1.196,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x € 598,-)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 129,14 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Enexis
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II)
5.3
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers, en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
3 december 2024.

Voetnoten

1.Rb Noord-Nederland 26 juli 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:3187.
2.Vgl. Hof Den Bosch 24 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3489, rov. 3.2.3. en het door de rechtbank aangehaalde arrest van dit hof van 3 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7112, rov. 5.7.
3.Vgl. Hof Den Bosch 24 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3489, rov. 5.10.
4.Vgl. Hof Den Bosch 24 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3489, rov. 3.2.4 en Hof Den Bosch 24 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3489, rov. 5.11.
5.Grief I van [appellant] slaagt.
6.Bij de bespreking van grief II heeft [appellant] dan ook geen belang.