ECLI:NL:RBNNE:2023:3187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/18/219977 / HA ZA 23-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake onrechtmatig handelen door gedaagden in verband met hennepplantages en diefstal van elektriciteit

In deze civiele procedure vorderde Enexis Netbeheer BV schadevergoeding van gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wegens onrechtmatig handelen in verband met de exploitatie van hennepplantages en diefstal van elektriciteit. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat gedaagde sub 1, die huurder was van de loods waar de hennepplantages waren aangetroffen, niet had voldaan aan zijn zorgplicht. Hij was strafrechtelijk veroordeeld voor diefstal van elektriciteit in een andere ruimte, maar ontkende betrokkenheid bij de diefstal vanuit ruimte C. Gedaagde sub 2, die als onderhuurder werd beschouwd, ontkende ooit in de loods te zijn geweest en had geen kennis van de diefstal. De rechtbank oordeelde dat gedaagde sub 1 aansprakelijk was voor de schade die Enexis had geleden door de onrechtmatige daad, terwijl er onvoldoende bewijs was voor onrechtmatig handelen door gedaagde sub 2. De rechtbank veroordeelde gedaagde sub 1 tot betaling van € 14.092,62 aan Enexis, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde de proceskosten vast. Gedaagde sub 2 werd in de proceskosten veroordeeld, omdat Enexis in die vorderingen ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/219977 / HA ZA 23-13
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap ENEXIS NETBEHEER BV,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Enexis,
advocaat: mr. A.M. Takkenberg te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.J. Welvering te Leek,
2. [gedaagde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Goosen te Groningen,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2023
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die aan het procesdossier zijn toegevoegd tezamen met de tijdens de behandeling genomen handgeschreven wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Enexis levert gas en elektriciteit aan het adres [adres 1] .
2.2.
[gedaagde sub 1] huurt vanaf 1 april 2015 een woonruimte en bedrijfsloods aan het adres [adres 1] . Met ingang van 1 september 2017 huurt [gedaagde sub 1] tevens het bedrijfsgebouw gelegen op het aangrenzende perceel. Dit bedrijfsgebouw is opgedeeld in drie onderdelen: A, B en C.
2.3.
In laatstbedoelde huurovereenkomst staat onder meer:
“NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
- [gedaagde sub 1] huurt van verhuurder reeds een bedrijfsruimte en
woonhuis op het terrein aan de [adres 1] . Deze
huurovereenkomst is ingegaan op 01-04-2015 voor de duur van 5 jaren
met een verlenging van 5 jaren als de onderhavige huurovereenkomst
niet wordt opgezegd.
- [gedaagde sub 1] heeft aangegeven het bedrijfsgebouw gelegen op het aangrenzende perceel kadastraal bekend [kadasternummer] met indeling: A, B, C, te willen huren van verhuurder.
- Verhuurder bereidt is aan huurder het bedrijfsgebouw te verhuren
waarbij de rechten en plichten uit de huurovereenkomst m.b.t. een deel
van het pand dat verhuurd is aan [gedaagde sub 2] overgaan op
[gedaagde sub 1] , het deel B en C.”
2.4.
De woonruimte en bedrijfsloods krijgen energie via een eigen meter (in de woning) die in de registratie van Enexis is omschreven als [adres 1] . De bedrijfsruimte beschikt eveneens over een eigen meter (in ruimte C) die in de registratie van Enexis staat omschreven als [adres 1] Werkplaats.
2.5.
Op 2 augustus 2018 heeft de politie een inval gedaan in het bedrijfsgebouw. Bij die inval zijn in de ruimtes A en C hennepkwekerijen aangetroffen.
2.6.
Een fraude-inspecteur van Enexis heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde (verzegelde) meetinrichting van Enexis aanwezig in ruimte C is gemanipuleerd en beschadigd en dat er voor de meter elektriciteit is afgenomen van het netwerk van Enexis. In de meetinrichting zijn daarnaast zwaardere zekeringen aangetroffen (drie maal 63A in plaats van 35A).
2.7.
De meetinrichting in de woning van [gedaagde sub 1] is eveneens gemanipuleerd waarbij stroom voor de meter is afgenomen van het netwerk van Enexis ten behoeve van ruimte A.
2.8.
Enexis heeft op 12 maart 2019 aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit vanuit ruimte C ( [adres 1] Werkplaats).
2.9.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 2 april 2021 is [gedaagde sub 1] , samengevat, strafrechtelijk veroordeeld ten aanzien van de hennepkwekerij in ruimte A en diefstal van elektriciteit via de meter [adres 1] . [gedaagde sub 1] is vrijgesproken ter zake van de aangetroffen hennepkwekerij in ruimte C en de diefstal van elektriciteit via de meter [adres 1] Werkplaats. Enexis heeft zich in die procedure als benadeelde partij gevoegd en veroordeling van [gedaagde sub 1] gevorderd tot betaling van een schadevergoeding van € 33.309,82 ter zake van ruimte C. De rechtbank heeft deze vordering van Enexis in gemeld strafvonnis niet-ontvankelijk verklaard omdat het feit waaruit bedoelde schade zou zijn ontstaan, niet bewezen is geoordeeld.
2.10.
[gedaagde sub 2] is niet strafrechtelijk vervolgd ten aanzien van de aangetroffen
hennepkwekerij in ruimte C en de diefstal van elektriciteit.

3.Het geschil

3.1.
Enexis vordert na wijziging van eis (samengevat), bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Enexis binnen drie dagen na heden van het bedrag van € 14.092,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
[gedaagde sub 2] aanvullend te veroordelen tot betaling aan Enexis binnen drie dagen na heden van het bedrag van € 19.217,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Enexis binnen drie dagen na heden van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 800,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding,
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten, eveneens te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren ieder verweer. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Enexis, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Enexis, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Enexis in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat het bewind over de goederen van [gedaagde sub 2] is opgeheven, zodat Enexis in zoverre kan worden ontvangen in haar vorderingen die zij tegen [gedaagde sub 2] heeft ingesteld.
4.2.
Enexis heeft haar vordering en de grondslag daarvan ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gewijzigd. Nadat Enexis in eerste instantie zowel wanprestatie als onrechtmatig handelen aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, baseert zij deze na wijziging alleen nog op onrechtmatige daad. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben tegen de wijzigingen als zodanig geen verweer gevoerd zodat de rechtbank bij de beoordeling van de gewijzigde eis uit zal gaan.
4.3.
Kern van het geschil is aldus het antwoord op de vraag of Enexis [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) kan aanspreken tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van onrechtmatig handelen.
4.4.
In deze procedure is niet in geschil dat er in ruimte C een hennepkwekerij is aangetroffen en dat er voor de meter elektriciteit is afgenomen van het netwerk van Enexis zonder dat er voor deze elektriciteit is betaald. Dat [gedaagde sub 1] strafrechtelijk is vrijgesproken wat betreft de diefstal van elektriciteit in ruimte C, speelt in deze civiele procedure in zoverre geen rol nu de dwingende bewijskracht van een onherroepelijk strafvonnis (enkel) ziet op de wél bewezenverklaarde feiten (artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).
4.5.
Enexis stelt, beknopt weergegeven, dat er sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] omdat zij als verhuurder c.q. huurder hun maatschappelijke zorgplicht hebben geschonden. De meetinrichting in ruimte C was zodanig gemanipuleerd dat er voor de hennepkwekerij elektriciteit kon worden verbruikt zonder dat dit door de meetinrichting van Enexis is geregistreerd en zonder dat daarvoor is betaald. Door deze handelwijze heeft Enexis schade geleden. Enexis heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2019. [1]
4.6.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben – ieder voor zich – alle aansprakelijkheid weersproken. Hiertoe heeft [gedaagde sub 1] , samengevat, aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en de manipulatie van de meetinrichting in ruimte C. [gedaagde sub 1] was geen gebruiker van ruimtes B en C, beschikt niet over een sleutel van ruimte C en was niet fysiek in staat de ruimte te controleren. Wie wel gebruikt maakt van ruimte C, is [gedaagde sub 1] onbekend. [gedaagde sub 1] kan niet worden gezien als gebruiker van ruimte C. Omdat hij geen gebruiker is, rust op hem ter zake ook geen zorgplicht, aldus [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] was evenmin contractant van Enexis zodat ook uit dien hoofde geen zorgplicht op hem rust. Van een onrechtmatige daad is geen sprake. Tot slot weerspreekt [gedaagde sub 1] de hoogte van de door Enexis gevorderde schade.
4.6.2.
[gedaagde sub 2] voert als verweer aan, samengevat, dat [gedaagde sub 1] per 1 september 2017 als huurder heeft te gelden en [gedaagde sub 2] uit dien hoofde niet meer kan worden aangesproken. Verder voert [gedaagde sub 2] aan dat hij niet is vervolgd ter zake van diefstal van elektriciteit of de hennepkwekerij. Enexis heeft niet onderbouwd waarom zij desondanks [gedaagde sub 2] in dezen in rechte heeft betrokken. Wie daadwerkelijk gebruik maakte van ruimte C, weet [gedaagde sub 2] niet. [gedaagde sub 2] ontving maandelijks een bedrag in zijn brievenbus ten behoeve van de te betalen huur en betaalde dit bedrag vervolgens aan [gedaagde sub 1] . Tot slot weerspreekt ook [gedaagde sub 2] de hoogte van de gevorderde schade nu deze niet door Enexis is onderbouwd.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Van een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] jegens Enexis is op grond van artikel 6:162 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) sprake, indien zij inbreuk hebben gemaakt op een recht van Enexis dan wel zich schuldig hebben gemaakt aan een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De bewijslast met betrekking tot feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat zij jegens Enexis een onrechtmatige daad hebben gepleegd, rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op Enexis.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 1]
4.8.
Onomstreden is dat [gedaagde sub 1] als huurder c.q. (onder)verhuurder heeft te gelden van ruimte C. Hij is woonachtig naast de loods waarin ruimte C is gelegen. Voorts staat vast dat [gedaagde sub 1] zelf een hennepkwekerij dreef in ruimte A en de meetinrichting in zijn woning had gemanipuleerd om die kwekerij van elektriciteit te voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank rust op [gedaagde sub 1] een zorgplicht dat de meetinrichting in de door hem gehuurde en aan [gedaagde sub 2] verhuurde ruimte op een juiste wijze in stand blijft. Deze zorgplicht geldt ook als er geen contractuele verhouding bestaat tussen [gedaagde sub 1] en Enexis. Dit klemt temeer nu [gedaagde sub 1] naast de betreffende loods woont en hierop zicht kan uitoefenen, welk toezicht hij als verhuurder ook dient te houden. Om dit toezicht te kunnen houden, heeft [gedaagde sub 1] bovendien een camera opgehangen waarmee hij zicht had op de loods. Dat [gedaagde sub 1] zelf hele dagen van huis is voor zijn bedrijf, ontslaat hem niet van zijn zorgplicht. Ruimte A in de loods gebruikte [gedaagde sub 1] daarenboven zelf voor het kweken van hennep in diezelfde periode. Dat [gedaagde sub 1] niets wist van de hennepkwekerij in ruimte C, zoals hij zegt, is in het licht van het voorgaande in hoge mate onwaarschijnlijk. Het enkele feit dat beide kwekerijen niet op eenzelfde manier zijn ingericht, doet hieraan niet af. Ditzelfde geldt voor het verweer van [gedaagde sub 1] dat hij niet over een sleutel van ruimte C beschikt. Wat [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd, is hoe dan ook onvoldoende om aan te nemen dat hij heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. Bijgevolg is [gedaagde sub 1] uit dien hoofde op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk. Tot welke schadevergoeding dat zal leiden, wordt hierna onder r.o. 4.11. en verder besproken.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 2]
4.9.
De rechtbank overweegt dat [gedaagde sub 2] weliswaar heeft weersproken na 1 september 2017 nog huurder te zijn geweest, maar dat hij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij ook na 1 september 2017 huurpenningen aan [gedaagde sub 1] betaalde. De rechtbank neemt daarom tot uitgangspunt dat [gedaagde sub 2] ook na 1 september 2017 als (onder)huurder van ruimte C had te gelden.
4.10.
Enexis heeft het verweer van [gedaagde sub 2] dat hij nog nooit in de loods of het daar omliggende terrein is geweest, niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank lag het tegen die achtergrond op de weg van Enexis nader te onderbouwen waarom er sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] jegens haar. Het louter zijn van ‘formeel’ huurder van een pand waarin een gemanipuleerde meetinrichting is aangetroffen, is daartoe op zichzelf genomen onvoldoende. Dit klemt temeer omdat in deze procedure, als gezegd, tussen partijen vaststaat dat [gedaagde sub 2] nog nooit in de loods of het daar omliggende terrein is geweest. Tussen Enexis en [gedaagde sub 2] bestond bovendien geen contractuele verhouding. Dat [gedaagde sub 2] daadwerkelijk bewust was van de diefstal van elektriciteit of had moeten zijn, is door Enexis niet gesteld. Voor aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad is deze kenbaarheid wel een vereiste nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] een actieve rol heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit vanuit het gehuurde. Voor een causaal verband tussen een gedraging of een niet doen door [gedaagde sub 2] en de schade zijn evenmin voldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht door Enexis op wie ter zake de stelplicht rust (vgl. r.o. 4.7.). De enkele omstandigheid dat [gedaagde sub 2] voor een onbekende het pand huurde is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, al met al onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij schadeplichtig is jegens Enexis zodat de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] zullen worden afgewezen.
De schade
4.11.
Nu aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] aan de orde is, ligt de beoordeling van de omvang van de door Enexis gevorderde schade voor. Zoals hiervoor is overwogen, ligt het op de weg van Enexis haar schade te onderbouwen en bij betwisting te bewijzen. Gelet op de aard van de normschending, die ertoe strekt heimelijk stroom aan het net te onttrekken zonder dat het verbruik door de meter wordt geregistreerd, mogen aan het van Enexis te verlangen bewijs echter niet te hoge eisen worden gesteld. Bij gebreke aan registratie van de verbruikte stroom kan de exacte schade immers niet nauwkeurig worden vastgesteld en zal deze dus moeten worden geschat (artikel 6:97 BW). Bij een dergelijke schatting is de rechter niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijs: in zaken als de onderhavige is het voor wat betreft de omvang van de schade in beginsel voldoende dat Enexis op grond van de vastgestelde feiten aannemelijk maakt dat zij een schade als door haar gesteld heeft geleden.
4.12.
Na wijziging van eis, vordert Enexis veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van schade berekend vanaf de datum waarop hij huurder werd van ruimte C. Volgens Enexis is [gedaagde sub 1] aansprakelijk voor de schade tot een totaalbedrag van € 14.092,62.
4.13.
[gedaagde sub 1] weerspreekt de hoogte van de verbruikte elektriciteit. Het is vervolgens aan hem om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren, nu met het enige controlemiddel van Enexis is gefraudeerd, waaruit blijkt dat van een andere berekening zou moeten worden uitgegaan dan Enexis stelt. [gedaagde sub 1] heeft hiertoe evenwel onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Dit leidt ertoe dat niet precies kan worden vastgesteld over welke periode er een hennepkwekerij vanuit ruimte C is geëxploiteerd. Dit risico komt voor [gedaagde sub 1] als huurder van de loods.
4.14.
Tegen de achtergrond van de bevindingen van de fraude-expert, welke bevindingen op zichzelf genomen niet gemotiveerd zijn weersproken, in samenhang met de verklaring van de rechercheur Tactische Opsporing Hennepteam Noord-Nederland (productie 6 bij dagvaarding) gaat de rechtbank ervan uit dat er veertien oogsten hebben plaatsgevonden in ruimte C. [gedaagde sub 1] heeft de omvang van de door Enexis gevorderde interne kosten niet betwist, zodat die in rechte als vaststaand kunnen worden aangenomen. Ditzelfde geldt voor de kosten als gevolg van het gebruik van zwaardere zekeringen in de meetinrichting. Dit maakt dat de gewijzigde vordering die betrekking heeft op de periode waarin [gedaagde sub 1] als huurder had te gelden, toewijsbaar is. De rente is eveneens toewijsbaar.
De buitenrechtelijke incassokosten
4.15.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, die door [gedaagde sub 1] zijn weersproken, bepaalt artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW dat voor vergoeding mede in aanmerking komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Gezien de grondslag van de vordering betekent dit dat dient te worden beoordeeld of de kosten betrekking hebben op andere (buitengerechtelijke) verrichtingen dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De rechtbank is van oordeel dat dat hier niet het geval is. Als onderbouwing van de werkzaamheden, somt Enexis voornamelijk werkzaamheden op waarvoor zij reeds een vergoeding heeft gevorderd voor interne kosten. Dat er meer of andere werkzaamheden zijn verricht die een afzonderlijke vergoeding rechtvaardigen, is niet komen vast te staan. Bijgevolg zullen deze worden afgewezen.
De proceskosten
4.16.
[gedaagde sub 1] is de gedaagde partij die ongelijk krijgt. Hij zal daarom de proceskosten, te vermeerderen met renten, van Enexis moeten dragen. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op:
- explootkosten
128,31
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
4.161,31
4.17.
De door Enexis gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen daarom worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.18.
Enexis is de partij die ongelijk krijgt ter zake van de vorderingen gericht aan het adres van [gedaagde sub 2] . Zij zal daarom in de proceskosten, te vermeerderen met rente, worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan zijn zijde als volgt vastgesteld:
- griffierecht
86,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.282,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen drie dagen na heden aan Enexis te betalen een bedrag van € 14.092,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag, met ingang van 2 augustus 2018, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten binnen drie dagen na heden, aan de zijde van Enexis tot dit vonnis vastgesteld op € 4.161,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de na dit vonnis aan de zijde van Enexis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Enexis in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.282,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
593/eh