ECLI:NL:GHARL:2024:7354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
23/2506
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid beroep door niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende had een aanslag onroerendezaakbelasting ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen, die hij aanvecht. De heffingsambtenaar handhaafde de beschikking en de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat leidde tot het hoger beroep bij het Hof. Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 werd de gemachtigde van belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. Het Hof oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat er geen sprake was van een verschoonbaar verzuim. Belanghebbende had niet tijdig gereageerd op de griffierechtnota en had geen bewijs geleverd dat hij in verzuim was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2506
uitspraakdatum: 26 november 2024
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2023, nummer AWB 22/393, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 171.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] .

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. Het beroepschrift is door de Rechtbank ontvangen op 22 februari 2022.
2.2.
Met dagtekening 8 maart 2022 heeft de griffier van de Rechtbank aan Bartels Consultancy B.V. t.a.v. D.A.N. Bartels een nota gezonden, met het verzoek om het griffierecht ten bedrage van € 365 binnen vier weken na dagtekening van de nota te voldoen. Daarbij is er op gewezen dat, als het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven, het risico wordt gelopen dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart.
2.3.
Omdat op deze nota geen betaling is gevolgd, heeft de griffier van de Rechtbank met dagtekening 6 april 2022 per aangetekende post een betalingsherinnering gezonden aan Bartels Consultancy B.V. t.a.v. D.A.N. Bartels, met het verzoek om het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van de herinnering te voldoen. Ook in deze herinnering wordt erop gewezen dat, als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt, het risico wordt gelopen dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4.
Uit de Track&Trace-informatie van PostNL volgt dat deze aangetekende zending op 7 april 2022 bij een PostNL-punt is afgehaald en dat voor de ontvangst van deze zending is getekend.
2.5.
Namens belanghebbende is op 6 mei 2022 en bedrag voldaan van € 3,65 en op 26 maart 2023 van € 46,35.
2.6.
De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald en geen sprake is van een verschoonbaar verzuim. De Rechtbank heeft geen uitspraak gedaan over het verzoek van belanghebbende om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn en de griffier van de Rechtbank gelast het betaalde griffierecht ter hoogte van € 50 terug te betalen.

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of de Rechtbank terecht geen uitspraak heeft gedaan over het verzoek van belanghebbende om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

4.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroep
4.1.
Op grond van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt van de indiener van een beroepsschrift een griffierecht geheven. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Belanghebbende bestrijdt niet dat het griffierecht niet uiterlijk op de laatste dag van de door de griffier gestelde betalingstermijn (in onderhavig geschil 4 mei 2022) is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie is gestort. Beoordeeld moet dan ook worden of daaraan omstandigheden ten grondslag liggen op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest.
4.3.
Namens belanghebbende heeft gemachtigde Bartels aangevoerd dat hij op het verkeerde been is gezet nu het griffierecht € 50 had moeten bedragen omdat belanghebbende een privépersoon is en niet het in rekening gebrachte bedrag van € 365.
4.4.
Het Hof stelt vast dat inderdaad in de griffierechtnota een te hoog griffierecht is geheven en dat het griffierechttarief van € 50 in deze zaak van toepassing was. Gemachtigde Bartels is echter een professionele gemachtigde die op de hoogte is van de geldende regels betreffende het griffierecht en van de gevolgen indien niet aan de termijnen wordt voldaan. Indien hij van mening was dat het lage tarief van toepassing was, had hij dat kunnen betalen, ofwel de rechtbank tijdig in kennis moeten stellen van het onjuiste bedrag in de nota. Beide is niet gebeurd en er is binnen de gestelde termijn in het geheel niets betaald. Onder die omstandigheden is geen sprake van een verschoonbaar verzuim. Dat nadien alsnog een bedrag van € 3,65 en later € 46,35 is betaald, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit buiten de gestelde termijn is gebeurd.
4.5.
Nu het griffierecht niet tijdig is betaald en geen sprake is van een verschoonbaar verzuim, is het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Vergoeding immateriële schade
4.6.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank uitspraak had moeten doen over zijn verzoek om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.7.
In het arrest van 2 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2723) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende in haar beroep vanwege het niet betalen van griffierecht meebrengt dat ook geen uitspraak meer behoeft te worden gedaan over het verzoek van belanghebbende om toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, tenzij de rechtbank uitspraak doet nadat sinds het instellen van het beroep meer dan anderhalf jaar zijn verstreken (HR 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:352). Nu het beroep is ingesteld op 22 februari 2022 en de Rechtbank uitspraak heeft gedaan op 26 mei 2023 doet dit laatste zich niet voor. De Rechtbank heeft derhalve terecht geen uitspraak gedaan over belanghebbendes verzoek van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, raadsheer in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.
De griffier, De raadsheer,
(J.W.J. de Kort) (J.M.W. van de Sande)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.