Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant]en
[appellante],
Van der Wal,
1.Het verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
2.4 Het hof komt tot een ander oordeel en zal de vorderingen van Van der Wal alsnog afwijzen. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd. Het hof zal eerst de relevante feiten vermelden en daarna de stellingen van partijen bespreken.
3.De relevante feiten3.1 [appellant] is eigenaar geweest van de woning en het omliggende perceel, gelegen aan de [adres1] 2A in [woonplaats1] . [appellant] heeft het perceel inclusief de woning in eigendom gekregen door overname van zijn ouders; later is [appellante] bij hem gaan wonen. [appellant] en [appellante] hebben op het perceel een bloemenkwekerij (inclusief kassencomplex) geëxploiteerd.3.2 De kwekerij is op enig moment failliet gegaan en het perceel (inclusief de woning) is overgenomen door de heer [naam1] (hierna: [naam1] ). Tussen [naam1] als verhuurder en [appellant] als huurder is een huurovereenkomst opgemaakt voor de woning, ingaande op 1 juli 2013 tegen een prijs van € 500,- per maand. [appellant] heeft vanaf dat moment als beheerder voor het perceel gefungeerd en is - samen met [appellante] - in de woning op het perceel blijven wonen. Zij wonen daar nu nog, samen met hun minderjarige dochter.
4.Het oordeel van het hof
4.11 Al met al heeft Van der Wal niet aannemelijk gemaakt dat opzegging van de huurovereenkomst nodig is om de bestemming van de woning volgens het bestemmingsplan te realiseren. De conclusie is dan ook dat de opzegging van de huurovereenkomst door Van der Wal niet het door haar gewenste effect van beëindiging van de huurovereenkomst heeft. [4]