Uitspraak
1.[gedaagde],
2. [gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
[kantonrechter: lees: beëindiging]van de huurovereenkomst en wel op een termijn van 4 weken na de datum waarop het vonnis aan hen is betekend, zulks op straffen van een dwangsom van € 200,- per dag;
[kantonrechter: lees: de beëindiging]van de huurovereenkomst tot de dag waarop het gehuurde geheel en volledig is ontruimd;
4.De beoordeling
bedrijfsvoerderop het perceel woont waar het kassencomplex gevestigd is, kan het verweer van [gedaagde] niet worden gevolgd. Immers er is tenminste een verband vereist tussen de bewoning en de bedrijfsvoering. En niet in geschil is dat een zodanig verband er niet (meer) is; [gedaagde] en [gedaagde sub 2] hebben immers geen bemoeienis meer met het bedrijf van [bedrijf].
zullen(en niet slechts ‘kunnen’) gaan tot handhaving als de huurovereenkomst tussen partijen niet -door middel van deze procedure- eindigt. Dat betekent in de praktijk dat de gemeente aan [bedrijf] dan zal opdragen bewoning in strijd met het bestemmingsplan (alsnog) te doen staken, eventueel onder last van een dwangsom. De gemeente zal dus, zo leidt de kantonrechter uit de brief van 28 september 2022 af, de situatie willen bereiken dat de woning alleen wordt bewoond als deze als bedrijfswoning wordt gebruikt. De verwezenlijking van het bestemmingsplan kan in dit geval alleen worden bereikt als de huurovereenkomst tussen partijen eindigt. Dit brengt mee dat de kantonrechter tot het oordeel komt dat [bedrijf] tot opzegging van de huurovereenkomst heeft kunnen overgaan. Zoals gezegd is voor een afweging van de belangen bij deze opzeggingsgrond geen plaats. De kantonrechter beseft dat deze beslissing pijnlijk is voor [gedaagde] en [gedaagde sub 2] vanwege hun familiaire verbondenheid met de plek, maar dat kan de uitkomst niet anders maken.
1 maart 2024. Daarmee hebben [gedaagde] en [gedaagde sub 2] nog een termijn van ruim vier maanden vanaf het moment dat [bedrijf] niet meer de gelegenheid heeft om de vordering in te trekken (zie hierna in rechtsoverweging 4.14). De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat [gedaagde] al van jongs af in deze woning heeft gewoond, maar ook met het feit dat de verhouding tussen partijen verstoord is geraakt en dat dit een werkbare situatie voor [bedrijf] bemoeilijkt. Tevens is rekening gehouden met het verstrijken van de tijd sinds de opzegging en de lengte van deze procedure.
1 maart 2024eindigt, zullen partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat zij beiden deels in het (on)gelijk zijn gesteld.
5.De beslissing
24 oktober 2023.
1 maart 2024eindigt;