ECLI:NL:GHARL:2024:7033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
200.333.462
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter op basis van forumkeuzebeding in internationale handelsgeschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen Reukema Blocq & Maneschijn B.V. (thans Myne Circular Metals B.V.) en de Franse rechtspersoon S.R.T.M. Het geschil betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van Reukema. Reukema heeft in 2020 en 2021 metalen ingekocht bij SRTM, maar er ontstond een geschil over de levering van deze metalen. Reukema ontbond de overeenkomsten en vorderde schadevergoeding bij de rechtbank Gelderland, die zich onbevoegd verklaarde. Het hof oordeelt dat de verwijzing naar de algemene voorwaarden in de inkooporders niet voldoet aan de eisen van artikel 25 van de Verordening Brussel 1 bis. Het hof concludeert dat er geen geldig forumkeuzebeding is, omdat SRTM niet op de hoogte was van de algemene voorwaarden en deze niet tijdig heeft kunnen inzien. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Reukema in de proceskosten van SRTM.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.333.462
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 414640)
arrest van 19 november 2024
in de zaak van
Reukema Blocq & Maneschijn B.V., thans genaamd:
Myne Circular Metals B.V.
die is gevestigd in Harderwijk,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
hierna: Reukema of Myne CM,
advocaat: mr. V. van Dijken
tegen
de rechtspersoon naar Frans recht
S.R.T.M.
die is gevestigd in Boismorand (Frankrijk),
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
hierna: SRTM,
advocaat: mr. M.B. Krestin

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het arrest van 9 april 2024 heeft op 25 september 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
1.2
Bij memorie van grieven heeft Reukema aangegeven dat haar statutaire handelsnaam in september 2023 is gewijzigd naar Myne Circular Metals B.V. Het hof zal in het vervolg van dit arrest appellante voor de leesbaarheid nog aanduiden als Reukema, tenzij het gaat over de periode na september 2023.

2.De kern van de zaak

2.1
Reukema heeft in 2020 en 2021 metalen ingekocht bij SRTM. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de periode november 2020 tot en met februari 2021. Naar de mening van Reukema heeft SRTM haar in afwijking van de gemaakte afspraken te weinig metalen geleverd. In verband daarmee heeft Reukema de overeenkomsten tussen haar en SRTM ontbonden en vordert zij in deze procedure onder meer vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van deze ontbinding.
Reukema is deze procedure gestart bij de Nederlandse rechter, te weten de rechtbank Gelderland. Volgens haar is deze rechtbank bevoegd om van dit geschil kennis te nemen nu in artikel 14 van haar algemene inkoopvoorwaarden een forumkeuze voor die rechtbank is opgenomen.
2.2
SRTM heeft in deze procedure (allereerst) een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Volgens haar is niet de Nederlandse, maar de Franse rechter bevoegd om de vorderingen van Reukema te beoordelen, omdat SRTM is Frankrijk is gevestigd. Volgens SRTM is zij niet gebonden aan de keuze voor de rechtbank Gelderland nu de algemene voorwaarden van Reukema, waarin deze keuze is vastgelegd, niet tussen partijen gelden.
2.3
De rechtbank heeft in haar vonnis in het incident van 17 mei 2023 (het vonnis) dit betoog van SRTM gevolgd en zich onbevoegd verklaard van de vorderingen van Reukema kennis te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de algemene voorwaarden van Reukema geen onderdeel geworden van de overeenkomsten tussen partijen. Het in de algemene voorwaarden van Reukema opgenomen forumkeuzebeding voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 25 van Verordening (EU)1215/2012 [1] (hierna: Verordening Brussel 1 bis), aldus de rechtbank.
Reukema is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
Dit hoger beroep slaagt niet en het hof zal het vonnis bekrachtigen. Daarvoor geldt het volgende.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben in de periode november 2020 tot en met februari 2021 met elkaar zaken gedaan, waarbij via whatsapp en telefonisch afspraken werden gemaakt over de koop van metalen door Reukema van SRTM. In deze gesprekken werden onder meer soort en hoeveelheid metalen, prijs en levering vastgelegd. Daarbij is niet gesproken over algemene voorwaarden.
3.2
Reukema heeft na het maken van deze afspraken inkooporders aan SRTM gestuurd. Zij deed dat door SRTM een e-mail te sturen met daarin een link die via het platform ReukemaDirect toegang gaf tot deze inkooporders. Op die inkooporders staat in het Frans vermeld dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn: “
Les termes et conditions générales de Reukema (…) s’appliquent”. Tevens staat onderaan de inkooporder vermeld:
“Reukema, Blocq &Maneschijn BV General conditions of purchase and sale apply to all transactions”en
“Registered nr. 08104915 Dutch Chamber of Commerce”.
Op de inkooporders staat als onderdeel van de adresgegevens van Reukema ook haar website genoemd: www.reukema.com.
3.3
Op de website van Reukema stonden in de hier relevante periode op de pagina “General Terms and Conditions” de volgende voorwaarden opgesomd:
  • General terms and conditions.
  • Algemene inkoopvoorwaarden RBM
  • Algemene verkoopvoorwaarden RBM
  • General Terms and conditions Reukema Purchase
  • General Terms and conditions Reukema Sales
  • Algemeine Einkaufsbedingungen RBM
  • Conditions Générales d’achat RBM.

4.Het oordeel van het hof

Internationale bevoegdheid: toetsingskader
4.1
In dit hoger beroep staat de vraag centraal of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen die het in Nederland gevestigde Reukema heeft ingesteld tegen het in Frankrijk gevestigde SRTM. Die vraag houdt partijen verdeeld en dient door het hof ook ambtshalve te worden onderzocht.
De verplichting om ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is, strekt zich ook uit tot de subjectieve gronden voor rechtsmacht, waaronder de forumkeuze. [2]
4.2
Naar het (ambtshalve) oordeel van het hof dient deze vraag en dus het voorgelegde geschil over de (on)bevoegdheid van de Nederlandse rechter te worden beoordeeld op basis van het bepaalde in artikel 25 Verordening Brussel 1 bis.
Op de mondelinge behandeling van 25 september 2024 is dit door het hof ook aan de orde gesteld en hebben partijen hun visie daarop kunnen geven, in aanvulling op wat zij daarover reeds in hun processtukken hebben opgemerkt.
Verordening Brussel 1 bis
4.3
Nu partijen bij dit handelsgeschil beiden zijn gevestigd in andere lidstaten van de EU, vormt Verordening Brussel 1 bis het kader op basis waarvan moet worden beoordeeld welke rechter bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
De hoofdregel van artikel 4 Verordening Brussel 1 bis bepaalt dat de verweerder wordt opgeroepen voor de rechter van de lidstaat waar zijn woonplaats is. Op grond van artikel 63, lid 1 Verordening Brussel 1 bis is de woonplaats van een rechtspersoon de plaats van haar statutaire zetel, hoofdbestuur, of hoofdvestiging.
4.4
Artikel 25 lid 1 Verordening Brussel 1 bis bevat, in afwijking van de hoofdregel van artikel 4 Verordening Brussel 1 bis, een regeling voor forumkeuzebedingen op grond waarvan partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht van een lidstaat kunnen aanwijzen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan. De bepaling stelt een aantal geldigheidsvereisten met betrekking tot forumkeuzebedingen:
“De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
a)hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b)hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c)hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.”
Artikel 25 lid 2 bepaalt:
“Als schriftelijk wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst geregistreerd wordt.”
De aangezochte rechter van een lidstaat dient ambtshalve te toetsen of aan deze eisen is voldaan.
4.5
Het begrip ‘overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter’ moet volgens vaste rechtspraak [3] verordeningsautonoom worden uitgelegd. De autonome uitleg van de in artikel 25 Verordening Brussel 1 bis gebruikte begrippen brengt met zich dat te rade moet worden gegaan bij het stelsel en de doelstellingen van deze verordening om de uniforme toepassing daarvan in alle lidstaten van de EU te verzekeren. Voorts volgt uit vaste jurisprudentie van het HvJ EU over deze verordening (inclusief haar voorgangers en de parallelle regeling in het Verdrag van Lugano II [4] [5] ) dat artikel 25 Verordening Brussel 1 bis strikt moet worden uitgelegd, nu het hier om een uitzondering op de hoofdregel van artikel 4 Verordening Brussel 1 bis gaat. De aangezochte rechter moet nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen en moet toetsen of die wilsovereenstemming duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt. De vormvereisten van artikel 25 Verordening Brussel 1 bis strekken er in dat verband toe te waarborgen dat die wilsovereenstemming inderdaad vaststaat. [6]
4.6
Een forumkeuzebeding dat is opgenomen in algemene voorwaarden voldoet naar het oordeel van het HvJ EU (in ieder geval) aan de eisen van artikel 25 lid 1 onder a Verordening Brussel 1 bis:
• indien de algemene voorwaarden zijn afgedrukt op de achterzijde van de overeenkomst en de
overeenkomst uitdrukkelijk naar de algemene voorwaarden verwijst; of
• indien de overeenkomst uitdrukkelijk verwijst naar een offerte waarin is verwezen naar de
algemene voorwaarden, mits de verwijzing “
bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan
worden nagegaan” en de algemene voorwaarden met de offerte daadwerkelijk zijn
medegedeeld. [7]
Voor het geval de overeenkomst op elektronische wijze wordt gesloten,
vereist artikel 25 lid 2 Verordening Brussel 1 bis ter voldoening aan het schriftelijkheidsvereiste van 25 lid 1 onder a dat de overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter duurzaam
kanworden geregistreerd. Daarvoor is voldoende dat de informatie vóór het sluiten van de overeenkomst kan worden opgeslagen en afgedrukt, dit met het oog op eventuele bewijslevering. Niet is vereist dat de wederpartij dat ook daadwerkelijk doet. [8]
4.7
In het geval van een verwijzing naar algemene voorwaarden zonder dat die algemene voorwaarden op een andere wijze (correct) ter hand zijn gesteld, voldoet een forumkeuzebeding in die algemene voorwaarden alleen aan de eisen van artikel 25 lid 1 onder a en 2 Verordening Brussel 1 bis indien de verwijzing naar die algemene voorwaarden door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan, en indien vaststaat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractpartij zijn meegedeeld.
Een (uitdrukkelijke) verwijzing in een schriftelijke overeenkomst naar algemene voorwaarden door vermelding van een hyperlink naar een website waar de algemene voorwaarden kunnen worden geraadpleegd, levert volgens het HvJ EU in zo’n geval “a fortiori” bewijs op dat de informatie is medegedeeld. Daarvoor is wel vereist dat de hyperlink werkt, “bij betrachting van een normale zorgvuldigheid” kan worden geopend en die voorwaarden door de wederpartij kunnen worden geraadpleegd vóór het sluiten van de overeenkomst. [9]
4.8
De stelplicht en bewijslast (en daarmee ook: het bewijsrisico) ten aanzien van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het forumkeuzebeding in de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM voldoet aan de eisen die daaraan in artikel 25 Verordening Brussel 1 bis worden gesteld, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op Reukema als de partij die het rechtsgevolg van dat forumkeuzebeding inroept.
Overigens leent de toetsing van de bevoegdheid op grond van Verordening Brussel 1 bis zich niet voor een uitgebreide bewijsprocedure en mag de aangezochte rechter zijn internationale bevoegdheid toetsen aan alle te zijner beschikking staande gegevens, daaronder begrepen, de betwistingen van de verweerder. [10]
artikel 25 lid 1 onder a jo. lid 2
4.9
Reukema stelt dat de inkoopovereenkomsten pas door (verzending en aanvaarding, althans het kennis nemen van) de inkooporders tot stand zijn gekomen. Deze inkooporders werden aan SRTM gestuurd via een e-mail met een link. Deze link leidde naar het platform ReukemaDirect. Op dit platform had SRTM volgens Reukema al een account. Bij het maken van het account moesten de Algemene Gebruiksvoorwaarden ReukemaDirect en daarin geïncorporeerd de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM eerst worden gedownload alvorens de rest van het platform voor externe gebruikers toegankelijk werd.
Uit het logboek van het IT-systeem van Reukema blijkt volgens Reukema dat [naam1] , operationeel directeur van SRTM, de eerste keer heeft ingelogd op ReukemaDirect en daarbij de algemene voorwaarden heeft gedownload en aanvaard. In het systeem van ReukemaDirect is op 7 juli 2020 het volgende daarover genoteerd:
Terms and Conditions
Customer No. CT004435
name clientid Datum action Distinct Count of Datum
Terms_Conditions [naam1] .srtm@ora 7-7-2020 accept 1
load page 1
Grand Total 1
Ook uit de wijze waarop ReukemaDirect (en haar opvolger: MyMyNe) functioneert, blijkt dat dit platform niet gebruikt kon worden zonder dat eerst de Algemene Gebruiksvoorwaarden ReukemaDirect werden geaccepteerd alsmede de daarin geïncorporeerde Algemene Inkoopvoorwaarden RBM. Reukema wijst daarbij op het (als productie 18 bij memorie van grieven overgelegde) stappenplan waarin het inlogproces in het platform MyMyNe bij eerste registratie wordt beschreven. SRTM heeft ook meermaals ingelogd om inkooporders te bekijken, aldus Reukema.
4.1
Volgens SRTM werden de inkoopovereenkomsten tussen haar en Reukema gesloten via de gesprekken op whatsapp en via de telefoon, waarbij SRTM een aanbod deed en Reukema dat aanvaardde. De door Reukema na het sluiten van de overeenkomsten aan haar via een e-mail met daarin een link te raadplegen inkooporders waren bedoeld voor de interne administratie van Reukema zelf en vormden geen onderdeel van de via whatsapp en telefonisch gesloten overeenkomsten. Omdat deze inkooporders van na het sluiten van de overeenkomsten zijn, is de daarin opgenomen verwijzing naar algemene voorwaarden hoe dan ook te laat, nog daargelaten dat SRTM nooit op de precieze vindplaats van die voorwaarden is gewezen of op een andere wijze van die voorwaarden (tijdig) heeft kunnen kennisnemen.
SRTM betwist dat zij via het inloggen op het platform ReukemaDirect kennis heeft moeten nemen van de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM (waarin het forumkeuzebeding is opgenomen) en daarmee heeft ingestemd. Ook betwist zij dat er via dit platform met Reukema zaken werd gedaan. Dit platform speelde geen enkele rol bij de totstandkoming van de overeenkomsten. Dat [naam1] op 7 juli 2020 op ReukemaDirect heeft ingelogd, is niet juist. Voorts geldt dat voor zover (medewerkers van) SRTM al op 7 juli 2020 of op een ander moment op ReukemaDirect zouden hebben ingelogd, daarbij alleen “
Terms_Conditions” is weergegeven en daaruit niet blijkt dat er (enige) algemene voorwaarden door haar zijn geaccepteerd en in ieder geval niet de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM of een Engelse versie daarvan (er staat immers niet:
Terms_Conditions_Purchase ofiets dergelijks), aldus SRTM.
4.11
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat SRTM vóór het sluiten van de inkoopovereenkomsten bij betrachting van een normale zorgvuldigheid de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM (met in artikel 14 het forumkeuzebeding) heeft kunnen nagaan, althans dat die Algemene Inkoopvoorwaarden RBM vóór het sluiten van de inkoopovereenkomsten daadwerkelijk door Reukema aan haar zijn medegedeeld. De in artikel 25 lid 1 onder a Verordening Brussel 1 bis voor een geldige forumkeuze vereiste wilsovereenstemming tussen partijen is daarom niet komen vast te staan. Daarbij is onder meer van belang dat niet is komen vast te staan dat de inkooporders van Reukema onderdeel van het onderhandelingsproces hebben gevormd en dat eerst na de ontvangst van die inkooporders door SRTM de overeenkomsten met Reukema tot stand zijn gekomen. Reukema heeft zelf gesteld dat de inkooporders een bevestiging van mondeling of via whatsapp gemaakte afspraken betroffen en heeft dus ook in het licht van haar eigen stellingen onvoldoende toegelicht waarom de geldigheid van al gemaakte afspraken nog van nadere aanvaarding door middel van inkooporders afhankelijk zou zijn.
Echter, zelfs indien dat anders zou zijn, bevatten die inkooporders niet de tekst of een weergave van de (Franstalige) Algemene Inkoopvoorwaarden RBM en zijn de verwijzingen naar algemene voorwaarden op de inkooporders verwarrend: zo wordt op de inkooporder(s) vermeld: “
Les termes et conditions générales de Reukema (…) s’appliquent” dus zonder de toevoeging
d’achatterwijl onderaan de inkooporder(s) staat:
“Reukema, Blocq en Maneschijn BV General conditions of purchase and sale apply to all transactions”. Daarbij lijkt het te gaan om algemene voorwaarden die zowel voor koop als verkoop gelden, terwijl Reukema zich in deze zaak beroept op de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM. Bovendien bevat geen van beide vermeldingen een duidelijke verwijzing naar de vindplaats van de genoemde algemene voorwaarden. De verwijzing op de orderbevestiging naar de Nederlandse KvK (
“Registered nr. 08104915 Dutch Chamber of Commerce”) is in dit verband niet voldoende.
Gesteld noch gebleken is dat de op de inkooporder(s) bij de adresgegevens opgenomen tekst die ziet op de website van Reukema (www.reukema.com) een (werkende) hyperlink is. Echter zelfs indien dat wel zo zou zijn geweest, is niet gesteld of gebleken dat het gebruik van die link (rechtstreeks) zou hebben geleid naar de webpagina “General Terms and Conditions”. Bovendien was in de relevante periode op die webpagina in het Frans, Duits, Engels en Nederlands een opsomming van twee sets voorwaarden opgenomen (Algemene inkoopvoorwaarden RBM en Algemene verkoopvoorwaarden RBM) waarvan de namen niet overeenkomen met wat op de inkooporder(s) staat: ‘
Les termes et conditions générales’en
‘Reukema, Blocq en Maneschijn BV General conditions of purchase and sale’.
4.12
Dat SRTM de Algemene inkoopvoorwaarden RBM voor het sluiten van de inkoopovereenkomsten heeft geaccepteerd of deze bij betrachting van een normale zorgvuldigheid heeft kunnen nagaan, volgt evenmin uit de stellingen ten aanzien van ReukemaDirect. Niet is komen vast te staan dat SRTM voor het sluiten van de inkoopovereenkomsten op of via dit platform de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM heeft geaccepteerd. Niet is komen vast te staan dat SRTM via [naam1] of een andere medewerker voor het sluiten van de inkoopovereenkomsten heeft ingelogd op dit platform of dat de inkoopovereenkomsten via dit platform zijn gesloten.
Zelfs als er van uit zou moeten worden gegaan dat SRTM voor het sluiten van de inkoopovereenkomsten heeft ingelogd op ReukemaDirect, heeft Reukema onvoldoende onderbouwd dat via deze inlog SRTM de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM heeft moeten zien, aanvinken en aanvaarden voordat zij op dit platform bij de inkooporder(s) uitkwam. Reukema heeft alleen de inlogprocedure/ het stappenplan ten aanzien van het huidige MyMyNe toegelicht aan de hand van printscreens, waaruit niet zonder nadere toelichting die ontbreekt, kan worden afgeleid hoe ReukemaDirect ten tijde van de inkoopovereenkomsten in 2020/2021 functioneerde.
Echter zelfs als wordt aangenomen dat de huidige inlogprocedure overeenkomt met de procedure in 2020/2021 blijkt daaruit hoogstens dat de Algemene Gebruiksvoorwaarden ReukemaDirect moesten worden geaccepteerd door de gebruikers van het platform. Dat door die acceptatie ook de -volgens Reukema- daarin geïncorporeerde Algemene Inkoopvoorwaarden RBM door SRTM als veronderstelde gebruiker van dit platform zijn geaccepteerd, blijkt niet. Ook niet bij het huidige platform MyMyNe: uit stap 10 en 11 van het als productie 18 overgelegde stappenplan volgt hoogstens dat door het aanklikken van een deeplink de gebruiksvoorwaarden voor het platform kunnen worden gedownload en zouden moeten worden geaccepteerd alvorens verder toegang tot dit platform mogelijk wordt.
De in de gebruiksvoorwaarden opgenomen doorverwijzing naar een andere set algemene voorwaarden (door middel van een hyperlink) is bovendien geen verwijzing die op het moment van sluiten van de overeenkomst bij betrachting van de normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan. Onder de omstandigheden van dit geval valt niet in te zien waarom iemand die zich voor gebruik van het platform registreert er bij akkoordverklaring met de gebruiksvoorwaarden op bedacht moet zijn dat ook alvast inkoopvoorwaarden (met daarin een forumkeuzebeding) worden aanvaard voor (alle) in de toekomst nog te sluiten overeenkomsten (zelfs waar die niet via dat platform worden gesloten).
4.13
Van een geldig forumkeuzebeding in de zin van artikel 25 lid 1 onder a jo. lid 2 Verordening Brussel 1 bis is daarom geen sprake.
artikel 25 lid 1 onder b Verordening Brussel 1 bis
4.14
Uit het voorgaande volgt dat van een overeenkomst met forumkeuzebeding gesloten in een vorm die wordt toegelaten door een handelwijze die tussen Reukema en SRTM gebruikelijk is geworden (zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 onder b Verordening Brussel 1 bis) evenmin sprake is. In ieder geval heeft Reukema daarvoor geen andere relevante feiten en omstandigheden gesteld dan de onderbouwing van haar stelling dat de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM in 2020/2021 onderdeel van de overeenkomsten zijn geworden. Uit het oordeel van het hof daarover -namelijk dat de Algemene Inkoopvoorwaarden RBM geen onderdeel zijn van de inkoopovereenkomsten uit 2020/2021- en de omstandigheid dat Reukema niet heeft gesteld dat zij voor 2020 al zaken deed met SRTM waarbij die algemene voorwaarden wel van toepassing waren, volgt reeds dat van een gebruikelijke handelwijze in een lopende handelsbetrekking geen sprake kan zijn. Geen van partijen heeft feiten of omstandigheden gesteld, en die zijn het hof ook niet gebleken, waaruit volgt dat een forumkeuzebeding is overeengekomen in een andere vorm, laat staan in een vorm die wordt toegelaten door een handelwijze die tussen Reukema en SRTM gebruikelijk is.
artikel 25 lid 1 onder c Verordening Brussel 1 bis
4.15
De stelling van Reukema dat het forumkeuzebeding is gesloten in een vorm die in de internationale handel gebruikelijk is, slaagt niet. Op de mondelinge behandeling heeft Reukema desgevraagd aangegeven dat het in de metaalbranche sinds jaar en dag gebruikelijk is om mondeling of via de app zaken te doen, maar dat het de wens van Reukema is om die gewoonte te veranderen.
Van een situatie waarin van origine mondeling of via de app wordt gehandeld omdat de koers/prijs van de metalen dagelijks fluctueert en het maken van een snelle afspraak daarom van groot belang is, wil Reukema met haar eigen handelspartners naar een meer schriftelijk systeem. Reukema heeft niet alleen onvoldoende onderbouwd dat een handelsgebruik bestaat op grond waarvan achteraf, in orderbevestigingen, algemene voorwaarden met forumbeding op eerder gemaakte afspraken van toepassing zouden kunnen worden verklaard. Zij heeft daarnaast onvoldoende toegelicht dat het branchegebruik ook zou inhouden dat daarbij met de hiervoor omschreven onduidelijke verwijzingen zou kunnen worden volstaan. Uit de stellingen van Reukema blijkt juist veeleer dat het branchegebruik is dat overeenkomsten mondeling of via de app worden gesloten (zij het dat Reukema zelf kennelijk probeert verandering in dat gebruik te brengen).
Tegen die achtergrond is in dit geval van een branchegebruik dat voldoet aan de eisen die artikel 25 lid 1 onder c Verordening Brussel 1 bis geen sprake.
4.16
Dit alles leidt tot de slotsom dat er tussen partijen geen forumkeuzebeding geldt in de zin van artikel 25 Verordening Brussel 1 bis en dat partijen in die zin dus niet zijn afgeweken van de hoofdregel van artikel 4 Verordening Brussel 1 bis. Dat betekent dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen en heeft de rechtbank zich in haar vonnis terecht onbevoegd verklaard.
4.17
Bij het bespreken van de grieven heeft Reukema bij deze stand van zaken verder geen belang.
4.18
Reukema heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden, voor zover het hof in het kader van zijn toetsing van de bevoegdheid al aan bewijslevering zou kunnen toekomen. Aan haar bewijsaanbod gaat het hof daarom voorbij.
Conclusie
4.19
Het hoger beroep van Reukema faalt. Het hof zal het vonnis daarom bekrachtigen. Reukema zal als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten van SRTM worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Onder die kosten vallen ook de nakosten.
4.2
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissingen van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
bekrachtigt het vonnis in het incident van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 mei 2023;
5.2
veroordeelt Reukema tot betaling van de proceskosten van SRTM, tot op heden begroot op:
- € 783,-- aan griffierecht;
- € 2.428, -- aan salaris van de advocaat van SRTM (2 procespunten x appeltarief II);
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, M.B. Beekhoven van den Boezem en
M.E.A. Möhring en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
2.HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1194
3.HvJ EU 18 november 2020, C519/19, ECLI:EU:C:2020:933 (punt 38)
4.Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PB L 339 van 21.12.2007
5.HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (punt 30)
6.HvJ EU 21 mei 2015, C322/14, ECLI: EU:C:2015:334 (punt 29)
7.HvJEU 14 december 1976, ECLI:EU:C:1976:177 (punt 10 e.v.) en HvJEU 24 november 2022, C358-21, ECLI:EU:C:2022:923
8.HvJEU 24 november 2022, C358-21, ECLI:EU:C:2022:923 (punt 43 e.v.)
9.Zie noot 8 (punt 49 e.v.)
10.HvJ EU 28 januari 2015, C-375/13, ECLI: EU:C:2015:37 (punt 58 e.v.)