In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, aangeduid als [appellante], die een indicatie voor Beschut Werk heeft. De werknemer had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, die op 19 juni 2023 de arbeidsovereenkomst had ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De werkgever, Stichting Werkzaak Plus, had de arbeidsovereenkomst ontbonden na een reeks incidenten waarbij de werknemer betrokken was, waaronder conflicten met collega's en ongepast gedrag op de werkvloer.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Het hof heeft de feiten en omstandigheden die door de kantonrechter zijn vastgesteld, overgenomen en aangevuld. Het hof concludeert dat de werkgever voldoende inspanningen heeft geleverd om de arbeidsrelatie te laten voortduren, maar dat de werknemer zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden. De werknemer had verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst of, indien dat niet mogelijk was, om een billijke vergoeding. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om een billijke vergoeding toe te kennen, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van verwijtbaar handelen van de werkgever.
De beslissing van het hof is dat de beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd en dat de werknemer wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de werkgever in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de werkgever als de werknemer in het kader van een arbeidsovereenkomst, vooral in situaties waarin een werknemer een indicatie voor Beschut Werk heeft.