ECLI:NL:GHARL:2024:6917

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
200.064.750
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering of aanvulling van een arrest na cassatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering en aanvulling van een eerder arrest van 11 december 2012. Dit verzoek is ingediend door Catilia B.V. via haar advocaat mr. N. Cornelissen, naar aanleiding van een arrest dat door de Hoge Raad op 9 mei 2014 is vernietigd. De zaak is doorverwezen naar het hof Den Haag, maar is daar tot op heden niet aangebracht. De nieuwe advocaat van Catilia heeft geconstateerd dat er verschillende fouten en omissies in het eerdere arrest zijn die voor eenvoudig herstel in aanmerking komen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot verbetering of aanvulling niet kan worden toegewezen, omdat het arrest van 11 december 2012 door de Hoge Raad is vernietigd. De wet biedt de mogelijkheid om verzoeken tot verbetering of aanvulling te doen, zelfs nadat een rechtsmiddel is ingesteld, maar in dit geval is het hof gebonden aan de eerdere eindbeslissingen die in cassatie zijn vastgesteld. Het hof heeft het verzoek van Catilia om verbetering of aanvulling afgewezen, omdat het niet meer op de weg van het hof ligt om het vernietigde arrest te verbeteren of aan te vullen. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de mogelijkheden tot herstel na cassatie en de noodzaak voor partijen om tijdig hun rechtsmiddelen aan te wenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 200.064.750

beslissing van 12 november 2024

op verzoek ex artikelen 31 en 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Escura Nederland B.V., [1]
gevestigd te Maarssen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Escura,
advocaat: mr. A. Robustella,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Catilia B.V.,
gevestigd te Wierden,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna: Catilia,
advocaat: mr. N. Cornelissen.
Het verloop van het verzoek om verbetering/aanvulling
1. Het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft in deze zaak op 11 december 2012 arrest gewezen. Per 1 januari 2013 is tegelijk met de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart het Besluit Nevenzittingsplaatsen [2] ingetrokken. Omdat de raadsheren van het (toenmalig) gerechtshof Arnhem als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam het arrest van 1 december 2012 hebben gewezen, is deze zaak door het gerechtshof Amsterdam doorverwezen naar dit hof. Zaken die aanhangig waren bij het gerechtshof Arnhem zijn op grond van artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart vanaf 1 januari 2013 van rechtswege aanhangig bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem. Twee raadsheren van de combinatie die het arrest van 11 december 2012 heeft gewezen zijn inmiddels gedefungeerd en een raadsheer is langdurig ziek. Deze beslissing wordt daarom gegeven door de drie rolraadsheren.
2. Het hof heeft kennis genomen van een verzoek van mr. N. Cornelissen bij brief van 8 juli 2024 namens Catilia om een aantal kennelijke schrijffouten/rekenfouten te verbeteren (onder rov. 3.6, 4.22, 4.18 en het dictum onder 6).
Tevens is verzocht om het arrest aan te vullen, dan wel te verduidelijken (over de gevorderde contractuele rente van 4% in rov. 3.9, over de gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten in 4.19 en 5.1, over een bezwaar op de aftrek rente lening in rov. 4.10 en de daarmee samenhangende rov. 4.15 en rov. 5.1 met aanvulling op rov. 4.24).
3. Bij brief van 12 september 2024 heeft mr. A. Robustella namens Escura hierop gereageerd en kort gezegd gemeend dat primair het verzoek van Catilia buiten behandeling moet worden gelaten dan wel moet worden afgewezen en subsidiair dat het verzoek kan worden toegewezen voor zover het aspecten betreft waarmee Escura onder nummer 29 van de brief heeft ingestemd.
De gang van zaken in de bodemprocedure
4. Na het wijzen van het arrest van 11 december 2012 heeft Escura beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 9 mei 2014 [3] heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het hof Den Haag.
5. Tot op heden is de zaak niet bij het hof Den Haag aangebracht door Catilia. De enig aandeelhouder en algemeen directeur van Catilia, mevrouw [naam1] , is door een haar overkomen auto-ongeval niet eerder in staat geweest de zaak aan te brengen.
6. De nieuwe advocaat van Catilia, mr. Cornelissen, heeft de zaak bestudeerd en meent dat er (vele) fouten / omissies zijn die zich voor eenvoudig herstel / aanvulling lenen.
Het juridisch kader voor verzoeken op de voet van artikelen 31 en 32 Rv
7. Beide bepalingen zijn (op 1 januari 2002) in de wet opgenomen om bij kennelijke (reken)fouten/verschrijvingen dan wel bij verzuim van de rechter op een onderdeel van het gevorderde te beslissen, de rechter de bevoegdheid te geven de beslissing te verbeteren dan wel aan te vullen. Het betreft dan gevallen waarin op vrij eenvoudige wijze vastgesteld kan worden dat sprake is van een kennelijke fout of verzuim. De strekking van de regeling is dat hiermee hoger beroep of cassatie kan worden voorkomen om die kennelijke fout of dat verzuim te herstellen. Tegen de verbetering of de weigering daarvan dan wel tegen de weigering van de aanvulling staat geen hoger beroep (of cassatie) open.
8. Het verzoek kan volgens de wet “te allen tijde” worden gedaan, ook nadat een rechtsmiddel is ingesteld. Ook indien het vonnis of arrest [4] in kracht van gewijsde is gegaan is een dergelijk verzoek mogelijk. Blijkens de parlementaire geschiedenis [5] heeft de wetgever ervan afgezien om een termijn op te nemen waarbinnen een dergelijk verzoek moet worden gedaan. Dit laat onverlet dat in sommige gevallen verbetering of aanvulling niet meer aan de orde is, bijvoorbeeld omdat het recht hiertoe is verwerkt of het verzoek in strijd zou zijn met de eisen van redelijkheid en billijkheid die partijen tegenover elkaar in acht moeten nemen.
Het verzoek tot verbetering/aanvulling na cassatie
9. In deze zaak gaat het om een verzoek tot verbetering / aanvulling van het arrest van het hof waarover de Hoge Raad inmiddels een oordeel heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de cassatieklachten (onderdelen 3 en 4) die zagen op het door het hof gegeven oordeel dat over de op de balans geactiveerde goodwill vennootschapsbelasting is verschuldigd, gegrond geoordeeld. De overige oordelen van het hof zijn ofwel niet ter cassatie voorgelegd dan wel de cassatieklachten daartegen zijn door de Hoge Raad niet gegrond bevonden (met toepassing van artikel 81 lid 1 RO). De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar een ander hof verwezen. De rechter naar wie de zaak is verwezen, is gebonden aan eerder in de zaak gegeven eindbeslissingen die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden en die daarmee onaantastbaar zijn geworden. [6] Als dat al voor het verwijzingshof geldt dan geldt dat ook voor dit hof.
10. Gezien de hiervoor beschreven gevolgen van de uitspraak in cassatie ligt het niet meer op de weg van dit hof om via een verzoek tot verbetering / aanvulling het arrest van 11 december 2012, dat is vernietigd door de Hoge Raad, te verbeteren of aan te vullen. Hierop strandt het verzoek van Catilia.
11. Het hof wijst het verzoek van Catilia om verbetering / aanvulling af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, H.L. Wattel en D.M.I. de Waele en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024.

Voetnoten

1.In navolging van de advocaat mr. Robustella gebruikt het hof de oude statutaire naam van Benu Nederland B.V.
2.Artikel 14 Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen
4.M.m. geldt dit voor beschikkingen.
5.NV II, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 179
6.Artikel 424 Rv. Zie ook bijvoorbeeld HR 19 september 2009, ECLI:NL:HR:2009: BH7843 (rov. 3.4.1)