Uitspraak
OVC,
[naam1],
Fizom,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de huur van een woning na het overlijden van de hoofdhuurder. De eiser, onder bewind gesteld en woonachtig bij zijn moeder, heeft na haar overlijden de wens geuit om in de woning te blijven wonen. De verhuurder, Oosterbeekse Vastgoed Combinatie Woningen B.V. (OVC), heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de eiser recht had op voortzetting van de huur, omdat hij met zijn moeder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde. OVC heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal stond of de eiser ontvankelijk was, gezien het feit dat hij zelf de procedure had gestart en niet de bewindvoerder. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de eiser ontvankelijk was, omdat de bewindvoerder zich achter de vordering schaarde en de wederpartij niet in haar procesbelang was geschaad. Het hof heeft de eerdere vonnissen van de kantonrechter bekrachtigd en OVC veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de mogelijkheden voor onder bewind gestelden om hun rechten te doen gelden, zelfs als zij niet zelf als formele procespartij kunnen optreden.