Uitspraak
[appellant]
[geïntimeerde]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De relevante feiten en de procedurele voorgeschiedenis
fl.36.000,-. Dit bedrag is diezelfde dag door [appellant] overgeboekt naar het bankrekeningnummer dat op naam stond van Kranti B.V.
fl.36.000,- als van een bedrag van
fl.10.000,- op grond van een geldleningovereenkomst die [appellant] en Kranti B.V. zouden hebben gesloten op 30 januari 1999, beide bedragen vermeerderd met de overeengekomen 15% rentevergoeding per jaar, en met ontbinding van de overeenkomsten van geldlening.
3.Het oordeel van het hof
1 november 2022 en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 16 mei 2023. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] ter zitting van het hof van 9 augustus 2024 geen wezenlijk nieuwe verweren heeft gevoerd, maar slechts een feitelijke duiding en onderbouwing heeft gegeven van reeds eerder gevoerde verweren.
fl.36.000,- als de lening van
fl.10.000,- (althans het equivalent daarvan in euro). Ter onderbouwing hiervan heeft [appellant] – kort gezegd – aangevoerd dat hij ten tijde van het sluiten van de geldleningsovereenkomst van
fl.36.000,- op 7 augustus 1998 niet wist dat Kranti B.V. op dat moment nog niet bestond. [geïntimeerde] zou dat bewust hebben verzwegen. Het was, aldus [appellant] , een vooropgezet plan van [geïntimeerde] om Kranti B.V. aansprakelijk te laten zijn voor terugbetaling van het geld, terwijl [geïntimeerde] wist dat de vennootschap dit niet zou kunnen terugbetalen. Dit onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] maakt hem aansprakelijk voor terugbetaling van de leningen.
fl.10.000,- niet in op de verschillende ontstaansdata van de beide leningen. De door [appellant] gestelde lening van
fl.10.000,- – waarvan [geïntimeerde] overigens het bestaan betwist – zou door [appellant] en Kranti B.V. zijn gesloten op 30 januari 1999. Dat is ruim vijf maanden na de daadwerkelijke oprichting van Kranti B.V. op 12 augustus 1998. Ervan uitgaande dat de geldleningsovereenkomst op 30 januari 1999 zou zijn gesloten kan [geïntimeerde] op dat moment niet worden verweten dat hij zou hebben gehandeld namens een niet-bestaande vennootschap. Kranti B.V. bestond immers al en [appellant] stelt deze overeenkomst met Kranti B.V. te hebben gesloten. Dat betekent dat deze vordering van [appellant] reeds om die reden niet kan worden toegewezen.
fl.36.000,- is op 7 augustus 1998 gesloten tussen [appellant] en Kranti B.V. Vijf dagen later, op 12 augustus 1998, heeft [geïntimeerde] Kranti B.V. opgericht en twee dagen later ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Niet is gesteld of gebleken van omstandigheden op grond waarvan van het hiervoor omschreven uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. Evenmin is gebleken dat de aard en inhoud van de rechtshandeling hiertoe aanleiding geven. Dit leidt ertoe dat kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] bij het sluiten van de geldleningsovereenkomst van
7 augustus 1998 heeft gehandeld namens Kranti B.V. in oprichting.