ECLI:NL:GHARL:2024:6668

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.333.676/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst van een quad wegens gebreken die levensgevaarlijk zijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een koopovereenkomst van een gebruikte quad. De appellant, een verkoper die handelde onder de naam [naam1], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 18 juli 2023 had geoordeeld dat de koopovereenkomst ontbonden moest worden vanwege gebreken aan de quad die als 'levensgevaarlijk' werden gekwalificeerd. De quad was verkocht aan de geïntimeerden, die de quad op 26 maart 2022 hadden gekocht. Na de aankoop bleek de quad ernstige gebreken te vertonen, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst door de kantonrechter. De appellant betwistte de uitspraak van de kantonrechter en stelde dat de geïntimeerden slechts een aanbetaling hadden gedaan en dat de gebreken na de verkoop waren ontstaan. Het hof oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de gebreken na de verkoop waren ontstaan en dat de geïntimeerden tijdig hadden geklaagd over de gebreken. Het hof bevestigde de uitspraak van de kantonrechter en veroordeelde de appellant tot terugbetaling van de koopprijs van € 3.900, alsook tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.676/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10287243
arrest van 29 oktober 2024
in de zaak van
[appellant]onder meer handelend onder de naam
[naam1 ],
die woont in [woonplaats1] en een bedrijf heeft in [plaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
gedaagde in de procedure bij de kantonrechter,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M.J. Oudman te Sneek,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3],
die allen wonen in [woonplaats2] ,
eisers in de procedure bij de kantonrechter,
hierna: samen aan te duiden als
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk als respectievelijk
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2]en
[geïntimeerde3],
advocaat: mr. M.J. Blokzijl te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de kantonrechter), op 18 juli 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 16 oktober 2023;
  • het tussenarrest van 28 november 2023 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald op 12 februari 2024;
  • de schriftelijke getuigenverklaringen die beide partijen ter voorbereiding op die zitting in het geding hebben gebracht. Op 8 februari 2024 hebben zij het hof bericht dat de zitting geen zin heeft omdat een schikking niet mogelijk is. De zitting heeft geen doorgang gevonden. Beide partijen verwijzen in hun memories wel naar de getuigenverklaringen. Die worden daarom aangemerkt als bij akte in het geding te zijn gebracht;
  • de memorie van grieven van 26 maart 2024;
  • de memorie van antwoord van 4 juni 2024;
  • de rolverwijzing van 18 juni 2024 waarbij [appellant] in de gelegenheid is gesteld te reageren op de producties overgelegd bij de memorie van antwoord. Daarvan is geen gebruik gemaakt.
1.2
[appellant] heeft arrest gevraagd en het dossier aan het hof doen toekomen.

2.De kern van de zaak

2.1
[geïntimeerden] hebben een gebruikte quad gekocht die behoorde tot de handelsvoorraad van [appellant] . Deze quad vertoonde gebreken en [geïntimeerden] hebben de ontbinding van de koop ingeroepen.
De kantonrechter heeft – nadat [appellant] niet was verschenen op de mondelinge behandeling – de vordering tot ontbinding toegewezen en [appellant] veroordeeld tot terugbetaling van de door [geïntimeerden] gevorderde koopsom van € 3.900.
2.2
[appellant] wil dat de vordering alsnog wordt afgewezen.
2.3
Het hof is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Het hof zal dat hierna uitleggen nadat eerst de feiten zijn vastgesteld.

3.De feiten

3.1
[geïntimeerde2] heeft op 24 maart 2022 interesse getoond in een op Marktplaats aangeboden quad van het merk Polaris, model Outlaw 500, bouwjaar 2007 met Nederlands kenteken. De verkoper heeft desgevraagd in de chat op Marktplaats meegedeeld dat de quad in goede staat verkeerde.
3.2
Er is een afspraak voor bezichtiging gemaakt in [plaats1] , in de bedrijfsruimte van [appellant] . [geïntimeerde2] , haar vader [geïntimeerde1] en haar partner [geïntimeerde3] hebben de quad op 26 maart 2022 bezichtigd. Zij werden daarbij te woord gestaan door [naam2] , de zoon van [appellant] en tevens zijn werknemer (verder: [naam2] ). Geconstateerd werd dat de quad een tik in de aandrijfas had.
[geïntimeerden] hebben de quad die middag gekocht. [geïntimeerde3] heeft op aanwijzen van [naam2] een bedrag van € 600 overgeschreven naar een bankrekeningnummer dat op naam stond van een zekere [naam3] met als omschrijving “aanbetaling quad”.
[geïntimeerden] zijn daarna teruggereden naar [woonplaats2] om een aanhanger op te halen om daarmee de quad te vervoeren.
3.3
[geïntimeerde2] heeft in [woonplaats2] op 26 maart 2022 om 14.59 en 15.00 uur een geldbedrag gepind, in totaal € 3.300.
3.4
De quad is op 26 maart 2022 om 17.06 uur, op de bedrijfslocatie van [appellant] , overgeschreven op naam van [geïntimeerde1] .
3.5
[geïntimeerden] hebben de quad, in verband met het probleem in de aandrijfas, ter reparatie aangeboden aan eerst LS Auto in Groningen die de wiellagers heeft vervangen, en vervolgens aan het bedrijf Quadwise te Waskemeer. Op 29 augustus 2022 heeft dit bedrijf aan [geïntimeerde3] bericht dat de quad heel veel gebreken vertoonde, dat het ‘gruwelijk veel werk was om er iets fatsoenlijks van te maken’ en dat de quad levensgevaarlijk was.
3.6
[geïntimeerde2] heeft op 31 augustus 2022 per whatsapp contact opgenomen met [naam2] , gemeld dat de quad vrijwel niet te repareren is en rijp is voor de sloop, en terugbetaling van de koopprijs van € 3.900 gevorderd.
3.7
[naam2] heeft gereageerd dat de quad particulier gekocht is, dat [geïntimeerden] wisten van de mankementen en meerdere proefritten hebben gemaakt en dat zij het bedrijf er niet mee lastig moesten vallen.

4.Het oordeel van het hof

4.1
[appellant] heeft, onder aanvoering van drie bezwaren (grieven) tegen het vonnis, de veroordeling tot terugbetaling van de koopprijs bestreden. Hij heeft gevorderd dat het vonnis wordt vernietigd en dat [geïntimeerden] worden veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag dat hij inmiddels op grond van het vonnis aan hen heeft betaald. Het hof zal de bezwaren van [appellant] hierna thematisch bespreken. Voor zover [appellant] klaagt dat de vaststelling van de feiten door de kantonrechter niet volledig is geweest, gaat het hof daaraan voorbij omdat het, zoals hiervoor weergegeven, de feiten zelfstandig heeft vastgesteld.
[appellant] is terecht aangemerkt als de verkoper
4.2
[appellant] stelt dat hij [geïntimeerden] op 26 maart 2022 niet heeft gezien of gesproken en dat hij ten onrechte door de kantonrechter als verkoper is aangemerkt.
Het hof gaat hier niet in mee. Vaststaat dat de quad is verkocht vanuit de bedrijfsruimte van [appellant] en dat de quad tot zijn bedrijfsvoorraad heeft behoord. Dit heeft hijzelf op de rolzitting bij de kantonrechter erkend. Uit het door [geïntimeerden] in het geding gebrachte overzicht van de verschillende eigenaren van de quad blijkt dat de quad vanaf de registratie in Nederland in 2013 steeds particulier bezit is geweest, totdat deze op 24 maart 2022 tot de handelsvoorraad van een erkend bedrijf behoorde. Dit moet, gelet op de erkenning van [appellant] , zijn bedrijf zijn.
4.3
De quad is door [naam2] aan [geïntimeerden] verkocht. De overschrijving van het kenteken heeft plaatsgevonden op een wijze die volgens de overgelegde verklaring van de Rijksdienst voor het Wegverkeer alleen mogelijk is voor bedrijven. Dat sprake zou zijn van een particuliere verkoop door [naam2] , buiten het bedrijf van [appellant] om, blijkt uit niets en is in tegenspraak met de gegevens van het RDW.
Voor zover [naam2] in strijd met de instructies van [appellant] heeft gehandeld door geen factuur van de verkoop te verstrekken en de betaling van de aanbetaling te laten plaatsvinden op een rekeningnummer dat niet op naam van (het bedrijf van) [appellant] staat, moet dat aan [appellant] worden toegerekend. [appellant] is werkgever van [naam2] . [geïntimeerden] mochten ervan uitgaan dat [naam2] handelde binnen de instructies van zijn werkgever [appellant] . [naam2] heeft in zijn, door [appellant] overgelegde verklaring, geschreven dat de restantkoopprijs door [geïntimeerden] betaald zou worden aan [naam1 ] . Dit rijmt niet met de rest van zijn verklaring dat het om een particuliere verkoop ging, buiten het bedrijf om. [appellant] is dan ook minstgenomen op grond van artikel 3:61 lid 2 BW (schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid) gebonden aan de koopovereenkomst die [naam2] en [geïntimeerden] met betrekking tot de quad hebben gesloten.
De volledige koopprijs is door [geïntimeerden] betaald
4.4
[appellant] stelt subsidiair dat [geïntimeerden] alleen de aanbetaling van € 600 hebben betaald en ontkent dat het restantbedrag van € 3.300 op 26 maart 2022 in contanten is betaald.
4.5
Het hof oordeelt dat de overgelegde bankafschriften van [geïntimeerde2] , waaruit blijkt dat zij een bedrag van € 3.300 heeft gepind op 26 maart 2022, zeer kort voor de overschrijving van de quad, een sterke aanwijzing vormen voor de juistheid van de stelling dat de restantkoopprijs in contanten op 26 maart 2022 is betaald. Daar komt bij dat [naam2] in de schriftelijke verklaring schrijft dat hij de quad heeft meegegeven omdat de aanbetaling was betaald en hij vertrouwde dat zij het restant ook zouden betalen door dit over te maken naar [naam1 ] . Echter, elke factuur of aanmaning om dit restantbedrag alsnog te betalen, ontbreekt. Er is ook niet gesteld dat [naam2] na 26 maart 2022 ooit op betaling van het restantbedrag heeft aangedrongen. Ook in zijn reactie op het lange bericht van [geïntimeerde2] van 31 augustus 2022 waarbij zij de volledige koopsom van € 3.900,- terug wil, meldt [naam2] niet dat slechts € 600 zou zijn betaald. Het hof acht de pinopname van 26 maart 2022 van € 3.300 tezamen met de als kennelijk leugenachtig aan te merken verklaring van [naam2] dan ook voldoende om daaruit af te leiden dat [geïntimeerden] op 26 maart 2022 de volledige koopsom van € 3.900 voor de quad hebben betaald.
De quad was gebrekkig en daarover is tijdig geklaagd
4.6
Volgens de verklaring van Quadwise, die niet door [appellant] is betwist, kleven er aan de quad grote gebreken (‘levensgevaarlijk’) die veel verder gaan dan het probleem met de ‘tik in de achteras’ die tijdens de bezichtiging werd geconstateerd. Deze gebreken staan aan het gebruik van de quad in de weg. De gebreken zijn geconstateerd in augustus 2022, dus binnen zes maanden na de koop. [geïntimeerden] hebben zich dan ook terecht beroepen op artikel 7:18 lid 2 BW, zoals dat luidde ten tijde van de koop. Daarin was bepaald dat bij een consumentenkoop – waarvan hier sprake is – wordt vermoed dat een gebrek dat aan het licht komt binnen zes maanden na de koop, ook ten tijde van de aflevering bestond.
4.7
[appellant] kan dat vermoeden weerleggen dan wel een beroep doen op de uitzonderingen op die bepaling. [appellant] heeft in dat verband aangevoerd dat de gebreken mogelijk zijn ontstaan in de periode tussen de koop en het bericht van Quadwise. In reactie daarop hebben [geïntimeerden] aangegeven dat zij niet of nauwelijks met de quad hebben gereden, dat eerst de originele onderdelen voor de Polaris wiellagers in de VS zijn besteld, dat deze in juni 2022 zijn geleverd en dat de reparatie in juli 2022 door LS Auto heeft plaatsgevonden. Omdat daarmee de tik in het achterdifferentieel niet verdwenen was, hebben zij de quad naar het meer gespecialiseerde Quadwise gebracht, die de quad heeft onderzocht met haar vaststelling dat reparatie van alle door haar geconstateerde gebreken ‘gruwelijk veel werk’ zou zijn.
4.8
Het hof is van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gebreken waarover [geïntimeerde2] op 31 augustus 2022 heeft geklaagd zijn ontstaan in de periode na aflevering van de quad. Ook de omschrijving van die problemen (aanzienlijke slijtage) duidt daar niet op.
Deze klachten betreffen niet alleen de ‘tik’ in de aandrijfas. Als het alleen om die klacht zou gaan, dan zou de vordering van [geïntimeerden] niet slagen, omdat zij van dit gebrek wisten en desondanks de quad hebben gekocht. De door Quadwise geconstateerde gebreken – die later ook zijn bevestigd door het bedrijf “4in1 service” die de quad in 2024 nogmaals heeft onderzocht – gaan veel verder en hebben betrekking op ongeveer elk essentieel onderdeel van de quad. [geïntimeerden] hebben over deze, door Quadwise geconstateerde gebreken, direct bij [naam2] geklaagd nadat zij daarvan door Quadwise op de hoogte waren gesteld. De stelling van [appellant] dat ‘het heel goed kan zijn’ dat de door Quadwise vastgestelde gebreken zijn ontstaan omdat een ander (‘vermoedelijk LS Auto’s’) aan de quad is gaan sleutelen, is niet van enige onderbouwing voorzien. Dit geldt ook voor het verweer dat niet blijkt dat Quadwise een deskundige partij is.
4.9
[appellant] heeft het vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (oud) aldus niet ontzenuwd of een gegrond beroep gedaan op de uitzonderingen op de hoofdregel van dit artikel. Evenmin slaagt zijn beroep op het verzuimen van de klachtplicht door [geïntimeerden] omdat [geïntimeerden] niet te laat hebben geklaagd.
4.1
Aangezien de quad niet aan de koopovereenkomst voldeed, heeft de kantonrechter terecht de ontbinding uitgesproken en [appellant] veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs van € 3.900.
De conclusie
4.11
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
4.12
De proceskostenveroordeling kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van kantonrechter te Leeuwarden van 18 juli 2023;
5.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden]
€ 343,- aan griffierecht;
€ 858,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (1 procespunt x appeltarief I);
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, W.F. Boele en J.E. Wichers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
29 oktober 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.